15 FEBRUARI 2012. - Koninklijk besluit tot vaststelling van het bijzonder reglement voor de rechtbank van eerste aanleg te Gent

ALBERT II, Koning der Belgen,

Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

Gelet op het Gerechtelijk Wetboek, het artikel 88, § 1, gewijzigd bij de wetten van 15 juli 1970, 17 mei 2006 en 3 december 2006;

Gelet op het koninklijk besluit van 18 september 2008 tot vaststelling van het bijzonder reglement voor de rechtbank van eerste aanleg te Gent;

Gelet op het advies van de eerste voorzitter van het hof van beroep te Gent van 14 september 2011, van de eerste voorzitter van het arbeidshof te Gent van 20 september 2011, van de procureur-generaal bij het hof van beroep te Gent van 19 september 2011, van de voorzitter van de rechtbank van eerste aanleg te Gent van 12 oktober 2011, van de voorzitter van de arbeidsrechtbank te Gent van 19 september 2011, van de procureur des Konings bij de rechtbank van eerste aanleg te Gent van 22 september 2011, van de arbeidsauditeur te Gent van 15 september 2011, van de hoofdgriffier van de rechtbank van eerste aanleg te Gent van 19 september 2011 en van de stafhouder van de Orde van advocaten te Gent van 21 september 2011;

Op de voordracht van de Minister van Justitie,

Hebben Wij besloten en besluiten Wij :

Artikel 1. De rechtbank van eerste aanleg te Gent bestaat uit drieëndertig kamers, waarvan zeventien burgerlijke kamers, zeven correctionele kamers, drie kamers van de strafuitvoeringsrechtbank en zes jeugdkamers.

Art. 2. De eerste tot en met de zeventiende kamer vormen de burgerlijke rechtbank.

De achttiende tot en met de vierentwintigste kamer vormen de correctionele rechtbank.

De vijfentwintigste, de zesentwintigste, de zevenentwintigste, de zevenentwintigste bis, de dertigste en de dertigste bis kamer vormen de jeugdrechtbank.

De achtentwintigste, de negenentwintigste en de negenentwintigste bis kamer vormen de strafuitvoeringsrechtbank.

Art. 3. De hierna opgesomde kamers houden zitting met een alleen zetelende rechter : de eerste, de tweede, de derde, de vijfde, de zesde, de elfde, de dertiende, de veertiende, de vijftiende, de zestiende, de zeventiende, de twintigste, de éénentwintigste, de tweeëntwintigste, de drieëntwintigste, de vierentwintigste, de vijfentwintigste, de zesentwintigste, de zevenentwintigste, de zevenentwintigste bis, de dertigste kamer en het bureau voor rechtsbijstand.

Volgende kamers houden zitting met drie rechters : de vierde, de zevende, de achtste, de negende, de tiende, de twaalfde, de achttiende en de negentiende kamer en de dertigste bis kamer.

De achtste kamer is proactief voorzien, met het oog op een mogelijke wettelijke uitbreiding van bevoegdheden van de rechtbank in de sector personen- en familierecht.

De achtentwintigste en de negenentwintigste kamer bestaan uit één rechter, die het voorzitterschap ervan bekleedt en twee assessoren in strafuitvoeringszaken, de ene gespecialiseerd in penitentiaire zaken en de andere in sociale reïntegratie.

De negenentwintigste bis kamer zal van zodra de Wet van 21 april 2007 betreffende de internering van personen met een geestesstoornis in werking treedt, bestaan uit één rechter, die het voorzitterschap ervan bekleedt en twee assessoren, met specialisatie zoals voorzien bij wet.

De rechtbank zetelt evenwel als kamer met vijf rechters in het geval bedoeld in artikel 93, eerste lid, van het Gerechtelijk Wetboek.

Behoudens de wettelijk bepaalde uitzonderingen, kunnen alle rechters van de rechtbank van eerste aanleg zowel in de burgerlijke als in de correctionele kamers zitting houden en kunnen zij tevens als plaatsvervangers in deze kamers zitting houden.

Art. 4. § 1. De eerste kamer is inleidingkamer voor alle zaken, die niet behoren tot het personen- en familierecht en die in dit reglement niet uitdrukkelijk aan een bepaalde kamer zijn toebedeeld.

Zij neemt onder meer kennis van geschillen inzake :

  1. onteigeningen en planschade;

  2. aandelen en effecten;

  3. verzet tegen titels;

  4. arbitrage;

  5. betwistingen inzake milieurecht;

  6. wraking van vrederechters en rechters in de politierechtbank, overeenkomstig artikel 828 van het Gerechtelijk Wetboek;

  7. beëdiging van de personen bedoeld in artikel 288, zevende lid, van het Gerechtelijk Wetboek;

  8. alle burgerlijke zaken die niet vallen onder de specifieke materies zoals bij huidig reglement toebedeeld aan een andere burgerlijke kamer.

    De eerste kamer houdt zitting op maandag en woensdag om 9 uur.

    De zaken worden ingeleid op maandag en woensdag.

    § 2. De tweede kamer neemt kennis van zaken betreffende :

  9. de professionele aansprakelijkheid en de betwistingen over de erelonen van vrije beroepen, met uitzondering van architecten en ingenieurs;

  10. het contractenrecht;

  11. aansprakelijkheid van banken en financiële instellingen;

  12. geschillen in verband met de koop, de verkoop en de herstelling van voertuigen;

  13. brouwerijovereenkomsten.

    De tweede kamer houdt zitting op maandag om 9 uur en de zaken worden ingeleid op maandag.

    § 3. De derde kamer neemt kennis van alle zaken, die behoren tot het personen- en familierecht en die niet uitdrukkelijk aan een andere kamer zijn toebedeeld.

    Ze neemt onder meer kennis van :

  14. vorderingen tot homologatie van de akte van bekendheid ter vervanging van de geboorteakte;

  15. het verzoek tot het afleggen van een beëdigde verklaring;

  16. vorderingen omtrent afwezigen;

  17. verzet tegen een huwelijk;

  18. nietigverklaring van een huwelijk;

  19. vorderingen voortspruitend uit de bepalingen van de artikelen 220 en 224 van het Burgerlijk Wetboek;

  20. vorderingen omtrent afstamming;

  21. vorderingen omtrent erkenning;

  22. vorderingen omtrent adoptie van meerderjarigen;

  23. vorderingen omtrent minderjarigheid en voogdij;

  24. vorderingen omtrent meerderjarigheid, verlengde minderjarigheid en onbekwaamverklaring;

  25. vorderingen betreffende onbeheerde nalatenschappen en inbezitstelling in het kader van erfenissen;

  26. procedures op grond van de artikelen 1420, 1422, 1426 en 1469 van het Burgerlijk Wetboek;

  27. nationaliteitsverklaringen en nationaliteitskeuze;

  28. verzoeken tot machtiging tot verkoop van onroerende goederen overeenkomstig de bepalingen van de artikelen 1187 tot 1193ter van het Gerechtelijk Wetboek;

  29. vorderingen tot uitvoerbaar verklaren van beslissingen inzake handelszaken en burgerlijke zaken gewezen door buitenlandse gerechtelijke instanties;

  30. ...

Pour continuer la lecture

SOLLICITEZ VOTRE ESSAI

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT