WETBOEK VAN DE INKOMSTENBELASTINGEN 1992. (NOTA : Raadpleging van vroegere versies vanaf 31-03-1994 en tekstbijwerking tot 22-01-2002) (NOTA 2 : het bijwerken van deze tekst is tijdelijk uitgesteld : gelieve de wetgevingsindex, om de laatste wijzigingsreferenties na te kijken, of de databank 'Fisconet' te raadplegen )., de 10 avril 1992

TITEL I. - De verschillende inkomstenbelastingen - Definities.

Artikel 1. § 1. Als inkomstenbelastingen worden geheven :

  1. een belasting op het totale inkomen van rijksinwoners, personenbelasting geheten;

  2. een belasting op het totale inkomen van binnenlandse vennootschappen, vennootschapsbelasting geheten;

  3. een belasting op inkomsten van andere Belgische rechtspersonen dan vennootschappen, rechtspersonenbelasting geheten;

  4. een belasting op inkomsten van niet-inwoners, belasting van niet-inwoners geheten.

    § 2. De belastingen worden geheven door middel van voorheffingen, binnen de grenzen en onder de voorwaarden als bepaald in titel VI, hoofdstuk I.

    Art. 2. Voor de toepassing van dit Wetboek, van de bijzondere wetsbepalingen op het stuk van de inkomstenbelastingen en van de tot uitvoering ervan genomen besluiten hebben de volgende termen de betekenis die is bepaald in dit artikel.

  5. Rijksinwoners.

    Onder rijksinwoners worden verstaan :

    1. de natuurlijke personen die in België hun woonplaats of de zetel van hun fortuin hebben gevestigd;

    2. de Belgische diplomatieke ambtenaren en consulaire beroepsambtenaren die in het buitenland zijn geaccrediteerd, alsmede hun inwonende gezinsleden;

    3. de andere leden van Belgische diplomatieke zendingen en consulaire posten in het buitenland, alsmede hun inwonende gezinsleden, daaronder niet begrepen consulaire ereambtenaren;

    4. de andere ambtenaren, vertegenwoordigers en afgevaardigden van de Belgische Staat, van de Gemeenschappen, Gewesten, provincies, agglomeraties, federaties van gemeenten en gemeenten, of van een Belgisch publiekrechtelijk lichaam, die de Belgische nationaliteit bezitten en hun werkzaamheden buitenslands uitoefenen in een land waar zij niet duurzaam verblijf houden.

    De vestiging van de woonplaats of van de zetel van het fortuin in België wordt naar de omstandigheden beoordeeld. Evenwel worden, behoudens tegenbewijs, geacht hun woonplaats of de zetel van hun fortuin in België te hebben gevestigd de natuurlijke personen die in het Rijksregister van de natuurlijke personen zijn ingeschreven.

    Voor gehuwden die zich niet in één van de in artikel 126, § 2, eerste lid, vermelde gevallen bevinden, wordt de belastingwoonplaats bepaald door de plaats waar het gezin is gevestigd.

  6. Gehuwden en echtgenoten - wettelijk samenwonenden.

    De wettelijk samenwonenden worden gelijkgesteld met gehuwden, en een wettelijk samenwonende wordt gelijkgesteld met een echtgenoot.

  7. Gemeenschappelijke aanslag.

    Onder gemeenschappelijke aanslag wordt verstaan de vestiging van één aanslag ten name van de beide echtgenoten of de beide wettelijk samenwonenden.

  8. Kinderen.

    Onder kinderen wordt verstaan de afstammelingen van de belastingplichtige en die van zijn echtgenoot, alsmede de kinderen die hij volledig of hoofdzakelijk ten laste heeft.

  9. Vennootschappen.

    Er wordt verstaan onder :

    1. vennootschap : enigerlei vennootschap, vereniging, inrichting of instelling die, regelmatig is opgericht, rechtspersoonlijkheid bezit en een onderneming exploiteert of zich bezighoudt met verrichtingen van winstgevende aard.

      Lichamen met rechtspersoonlijkheid die naar Belgisch recht zijn opgericht en voor de toepassing van de inkomstenbelastingen worden geacht geen rechtspersoonlijkheid te bezitten, worden niet als vennootschappen aangemerkt;

    2. binnenlandse vennootschap : enigerlei vennootschap die in België haar maatschappelijke zetel, haar voornaamste inrichting of haar zetel van bestuur of beheer heeft en niet van de vennootschapsbelasting is uitgesloten;

    3. buitenlandse vennootschap : enigerlei vennootschap die in België geen maatschappelijke zetel, voornaamste inrichting of zetel van bestuur of beheer heeft;

    4. financieringsvennootschap : enigerlei vennootschap die zich uitsluitend of hoofdzakelijk bezighoudt met dienstverrichtingen van financiële aard ten voordele van vennootschappen die met de dienstverrichtende vennootschap noch rechtstreeks noch onrechtstreeks een groep vormen;

    5. thesaurievennootschap : enigerlei vennootschap waarvan de werkzaamheid uitsluitend of hoofdzakelijk bestaat in het verrichten van geldbeleggingen;

    6. beleggingsvennootschap : enigerlei vennootschap die het gemeenschappelijk beleggen van kapitaal tot doel heeft.

  10. Gestort kapitaal.

    Onder gestort kapitaal wordt verstaan het werkelijk gestorte maatschappelijk kapitaal zoals het geldt ter zake van de vennootschapsbelasting.

  11. Gerevaloriseerde waarde.

    Onder gerevaloriseerde waarde wordt verstaan de waarde van de goederen die worden gebruikt voor het uitoefenen van de beroepswerkzaamheid en van het gestorte kapitaal, na herwaardering van de aanschaffings- of beleggingswaarde van die goederen of van het kapitaal met toepassing van de hierna vermelde coëfficiënten volgens het jaar waarin, naar het geval, in die goederen is belegd of het kapitaal is gestort, verminderd of terugbetaald :

    Jaren Toepasselijke coefficienten

    1918 en vorige 16,33

    1919 11,49

    1920 6,15

    1921 6,30

    1922 6,43

    1923 4,37

    1924 3,89

    1925 4,02

    1926 2,72

    1927 tot 1934 inbegrepen 2,35

    1935 1,86

    1936 tot 1943 inbegrepen 1,70

    1944 tot 1948 inbegrepen 1,14

    1949 1,10

    1950 en volgende 1,0

  12. Vastrentende effecten.

    Onder vastrentende effecten worden verstaan de obligaties, kasbons en andere soortgelijke effecten, met inbegrip van effecten waarvan de inkomsten worden gekapitaliseerd of van effecten die geen aanleiding geven tot een periodieke uitbetaling van inkomsten en zijn uitgegeven met een disconto dat overeenstemt met de tot op de vervaldag van het effect gekapitaliseerde interest.

    Als vastrentende effecten worden eveneens aangemerkt, de contracten met betrekking tot kapitalisatieverrichtingen waarbij als tegenprestatie voor éénmalige of periodieke stortingen, verbintenissen worden aangegaan los van onzekere gebeurtenissen uit het menselijk leven, en waarvan de duur en het bedrag vervat zijn in de bedingen van het contract.

  13. De uitdrukkingen "immateriële, materiële of financiële vaste activa", "oprichtingskosten" en "voorraden en bestellingen in uitvoering" hebben de betekenis die daaraan wordt toegekend door de wetgeving op de boekhouding en de jaarrekening van de ondernemingen.

    TITEL II. - Personenbelasting.

    HOOFDSTUK I. - Aan de belasting onderworpen personen.

    Art. 3. De rijksinwoners zijn onderworpen aan de personenbelasting.

    Art. 4. Aan de personenbelasting zijn niet onderworpen :

  14. de buitenlandse diplomatieke ambtenaren en de consulaire beroepsambtenaren die in België zijn geaccrediteerd (alsmede hun inwonende gezinsleden);

  15. op voorwaarde van wederkerigheid, de andere leden van buitenlandse diplomatieke zendingen en consulaire posten in België, alsmede hun inwonende gezinsleden, mits de betrokkenen de Belgische nationaliteit niet bezitten (of niet duurzaam verblijf houden in België);

  16. op voorwaarde van wederkerigheid, de ambtenaren, vertegenwoordigers en afgevaardigden van vreemde Staten of van staatkundige onderdelen of plaatselijke gemeenschappen daarvan of van een buitenlands publiekrechtelijk lichaam mits de betrokkenen de Belgische nationaliteit niet bezitten (of niet duurzaam verblijf houden in België) en hun diensten niet verstrekken in het kader van enig handels- of nijverheidsbedrijf.

    Art. 5. Rijksinwoners zijn aan de personenbelasting onderworpen op grond van al hun in dit Wetboek als belastbaar vermelde inkomsten, zelfs indien sommige daarvan in het buitenland zijn behaald of verkregen.

    HOOFDSTUK II. - Grondslag van de belasting.

    Afdeling I. - Algemene bepaling van het belastbare inkomen.

    Art. 6. Het belastbare inkomen wordt gevormd door het totale netto-inkomen, verminderd met de aftrekbare bestedingen.

    Het totale netto-inkomen is de som van de netto-inkomens van de volgende categorieën :

  17. inkomen van onroerende goederen;

  18. inkomen van roerende goederen en kapitalen;

  19. beroepsinkomen;

  20. divers inkomen.

    Afdeling II. - Inkomen van onroerende goederen.

    Onderafdeling I. - Belastbare inkomsten.

    Art. 7. § 1. Inkomsten van onroerende goederen zijn :

  21. (voor niet verhuurde onroerende goederen :

    1. voor in België gelegen goederen :

      - het kadastraal inkomen wanneer het gaat om ongebouwde onroerende goederen of de in artikel 16 vermelde woning;

      - het kadastraal inkomen (verhoogd met 40 pct.) wanneer het andere goederen betreft;

    2. voor in het buitenland gelegen goederen : de huurwaarde;)

  22. voor verhuurde onroerende goederen :

    1. (voor in België gelegen goederen verhuurd aan een natuurlijke persoon die ze noch geheel, noch gedeeltelijk gebruikt voor het uitoefenen van zijn beroepswerkzaamheid :

      - het kadastraal inkomen wanneer het ongebouwde onroerende goederen betreft;

      - het kadastraal inkomen (verhoogd met 40 pct.) wanneer het andere goederen betreft;)

    2. het kadastraal inkomen, wanneer die goederen in België zijn gelegen, overeenkomstig de pachtwetgeving zijn verhuurd en door de huurder voor land- of tuinbouw worden gebruikt;

      (bbis) het kadastraal inkomen verhoogd met 40 pct. wanneer het gaat om gebouwde onroerende goederen verhuurd aan een rechtspersoon die geen vennootschap is, met het oog op het ter beschikking stellen ervan :

      - aan een natuurlijke persoon om uitsluitend als woning te worden gebruikt;

      - aan meerdere natuurlijke personen die ze uitsluitend gezamenlijk als woning gebruiken.)

    3. het totale bedrag van de huurprijs en de huurvoordelen dat niet lager mag zijn dan het kadastraal inkomen, (wanneer het andere in België gelegen ongebouwde onroerende goederen betreft, of het kadastraal inkomen verhoogd met 40 pct. wanneer het andere in België gelegen gebouwde onroerende goederen betreft);

    4. het totale bedrag van de huurprijs en de huurvoordelen wanneer het in het buitenland gelegen onroerende goederen betreft;

  23. de bedragen verkregen bij vestiging of overdracht van een recht van erfpacht of van opstal of van gelijkaardige onroerende rechten.

    § 2. Wanneer een huurvoordeel bestaat in een eenmaal door de huurder gedane uitgave, wordt het bedrag ervan over de gehele duur van het huurcontract verdeeld.

    Art. 8. Ingeval een in...

Pour continuer la lecture

SOLLICITEZ VOTRE ESSAI

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT