27 MAART 2014. - Besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering houdende het administratief statuut en de bezoldigingsregeling van de ambtenaren van de instellingen van openbaar nut van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest

Gelet op de wet van 16 maart 1954 betreffende de controle op de instellingen van openbaar nut, artikel 11;

Gelet op de ordonnantie van 19 juli 1990 houdende oprichting van de Brusselse Hoofdstedelijke Dienst voor Brandweer en Dringende Medische Hulp, artikel 8, tweede lid;

Gelet op het Koninklijk Besluit van 8 maart 1989 houdende de oprichting van het Brussels Instituut voor Milieubeheer, artikel 1 § 2;

Gelet op de ordonnantie van 3 december 1992 betreffende de exploitatie en de ontwikkeling van het kanaal, de haven, de voorhaven en de aanhorigheden ervan in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, artikel 17, vierde lid, gewijzigd bij de ordonnantie van 29 januari 2001 en van 6 november 2003;

Gelet op de ordonnantie van 18 januari 2001 houdende organisatie en werking van de Brusselse Gewestelijke Dienst voor Arbeidsbemiddeling, de artikelen 23 en 34;

Gelet op de ordonnantie van 26 juni 2003 houdende oprichting van het Instituut ter Bevordering van het Wetenschappelijk Onderzoek en de Innovatie van Brussel, artikel 9;

Gelet op artikel 30 van de ordonnantie van 17 juli 2003 houdende de Brusselse Huisvestingcode, toegevoegd door de ordonnantie van 1 april 2004;

Gelet op het Koninklijk Besluit van 1 juni 1964 tot vaststelling van de administratieve toestand van sommige ambtenaren van de rijksbesturen, die in vredestijd militaire prestaties verrichten of diensten volbrengen ter uitvoering van de wet van 3 juni 1964 houdende het statuut van de gewetensbezwaarden;

Gelet op het besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 26 september 2002 houdende het administratief statuut en de bezoldigingsregeling van de ambtenaren van de instellingen van openbaar nut van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest;

Gelet op het besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 26 april 2007 ten einde de voorwaarden te bepalen waaronder de mandatarissen bij de instellingen van openbaar nut worden aangewezen, ter uitvoering van artikel 31 van het besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 26 september 2002 houdende het administratief statuut en de bezoldigingsregeling van de ambtenaren van de instellingen van openbaar nut van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest;

Gelet op de Richtlijn 92/85/EEG van de Raad van 19 oktober 1992 inzake de tenuitvoerlegging van maatregelen ter bevordering van de verbetering van de veiligheid en de gezondheid op het werk van werkneemsters tijdens de zwangerschap, na de bevalling en tijdens de lactatie;

Gelet op de Richtlijn 2010/18/EU van de Raad van 8 maart 2010 tot uitvoering van de door BUSINESSEUROPE, UEAPME, het CEEP en het EVV gesloten herziene raamovereenkomst en tot intrekking van Richtlijn 96/34/EG;

Gelet op het advies van de Inspecteur van Financiën, gegeven op 19 maart 2013;

Gelet op de akkoordbevinding van de Minister van Begroting, gegeven op 27 maart 2014;

Gelet op de akkoordbevinding van de federale Minister van Pensioenen van 5 december 2013;

Gelet op het protocol nr. 2013/12 van Sector XV van 18 december 2013;

Gelet op het advies van de raad van bestuur van de Brusselse Gewestelijke Huisvestingsmaatschappij van 21 januari 2014;

Gelet op het advies van het beheerscomité van de Gewestelijke Vennootschap van de Haven van Brussel van 28 februari 2014;

Gelet op het advies van het beheerscomité van de Brusselse Gewestelijke Dienst voor Arbeidsbemiddeling van 26 februari 2014;

Gelet op het advies van de Economische en Sociale Raad voor het Brussels Hoofdstedelijk Gewest van 2 september 2013;

Gelet op het advies nr. 54.918/2 van de Raad van State, gegeven op 5 maart 2014 met toepassing van artikel 84, eerste lid, 2°, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State;

Op voorstel van de Minister van Openbaar Ambt;

Na beraadslaging,

Besluit :

BOEK I. - ADMINISTRATIEF STATUUT

TITEL I. - Algemene bepalingen

Artikel 1. § 1. Voor de toepassing van dit besluit dient te worden verstaan onder :

  1. de instellingen : de instellingen van openbaar nut van catégorie A en van categorie B van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest;

    1. de instellingen van categorie A : de instellingen behorende tot categorie A volgens de wet van 16 maart 1954 betreffende de controle op sommige instellingen van openbaar nut;

    2. de instellingen van categorie B : de instellingen behorende tot categorie B volgens dezelfde wet;

  2. De Regering : de Regering van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest

  3. de minister : de minister bevoegd voor Ambtenarenzaken;

  4. de functioneel bevoegde minister : de minister of staatssecretaris waarvan een instelling van openbaar nut afhangt krachtens de bevoegdheden die hij uitoefent;

  5. de benoemende overheid :

    1. in de instellingen behorende tot categorie A :

      1. de Regering voor de graden van niveau A;

      2. de directeur generaal en de adjunct-directeur-generaal voor de andere graden;

    2. in de instellingen behorende tot categorie B is de benoemende overheid, de bevoegde instantie naar gelang het niveau, ingevolgde de oprichtingsordonnantie van de betreffende instelling.

  6. de functionele chef : personeelslid die de leiding en/of dagelijkse controle heeft over het functioneren van een team ingevolge diens functiebeschrijving;

  7. Vakorganisaties : de representatieve vakorganisaties die zetelen in het bevoegde Sectorcomité in uitvoering van artikel 8, § 1, van de wet van 19 december 1974 tot regeling van de betrekkingen tussen de overheid en de vakbonden van haar personeel;

  8. bestuursovereenkomst : geschreven document waarin de akkoorden staan die tussen de regering en de instelling van categorie A gesloten zijn. Die akkoorden houden strategische doelstellingen in teneinde de opdrachten van de instelling, de elementen uit de regeringsverklaring alsook de grote richtlijnen bepaald door de regering te realiseren;

  9. HRM : dienst binnen de instelling belast met het personeelsbeheer;

  10. De HRM-verantwoordelijke : het personeelslid van minimum rang A3 die bevoegd is voor het personeelsbeheer.

  11. getuigschrift van generieke competenties verworven buiten diploma : getuigschrift met als doel de bekwaamheid die de persoon via formele of niet-formele opleiding verworven heeft, te bekrachtigen en te bewijzen met het oog op de uitoefening van een functie binnen de instelling..

  12. wettelijk tweetalige : personeelslid die de kennis bewijst van een tweede taal die niet onder zijn taalrol valt op de bij artikel 43, § 3, 3e alinea voorgeschreven wijze van de wetten op het gebruik van de talen in bestuurzaken, gecoördineerd op 18 juli 1966;

    § 2. Wanneer dit besluit voorziet in het versturen van een brief of een aangetekend schrijven, dan wordt het versturen via een elektronische procedure, die op een weerlegbare wijze en aangepast aan de omstandigheden, de authenticiteit en de integriteit van de inhoud van de communicatie waarborgt, beschouwd als equivalent. Het gebruik van de elektronische identiteitskaart of de elektronische vreemdelingenkaart kan verplicht worden opgelegd.

    § 3. Wanneer dit besluit voorziet in een termijn wordt deze berekend in kalenderdagen, tenzij anders voorzien.

    § 4. Het gebruik in dit besluit van mannelijke woorden is gemeenslachtig met het oog op het waarborgen van de leesbaarheid van de tekst.

    Art. 2. § 1. Dit besluit is van toepassing voor de ambtenaren van de volgende instellingen :

  13. Instellingen van categorie A :

    - Centrum voor Informatica voor het Brussels Gewest;

    - Brussels Instituut voor Milieubeheer;

    - Brusselse Hoofdstedelijke Dienst voor Brandweer en Dringende Medische Hulp;

    - Instituut ter bevordering van het Wetenschappelijk Onderzoek en de Innovatie van Brussel.

  14. Instellingen van categorie B :

    - Brusselse Gewestelijke Huisvestingsmaatschappij;

    - Brusselse Gewestelijke Dienst voor Arbeidsbemiddeling;

    - Gewestelijke vennootschap van de Haven van Brussel.

    § 2. Voor wat betreft de Brusselse Hoofdstedelijke Dienst voor Brandweer en Dringende Medische Hulp, is dit besluit enkel van toepassing op de ambtenaren titularis van een van de graden bepaald door dit besluit.

    TITEL II. - De organisatie van de instellingen van openbaar nut

    HOOFDSTUK I. - De ambtenaren

    Art. 3. Ambtenaar is elkeen die in vast dienstverband is in een instelling.

    De ambtenaar valt onder de bepalingen van dit statuut.

    Aan de statutaire toestand van de ambtenaar kan alleen een einde worden gemaakt in de gevallen voorzien door de statutaire bepalingen die op hem toepasselijk zijn.

    HOOFDSTUK II. - Rechten en plichten

    Art. 4. De ambtenaar oefent zijn functies op loyale, zorgvuldige en integere wijze uit.

    Hij dient daartoe :

  15. de van kracht zijnde wetten en reglementeringen, alsmede de richtlijnen waaronder de gedragsregels inzake deontologie, van de overheid waartoe hij behoort, na te leven;

  16. nauwgezet en correct zijn adviezen te formuleren en zijn verslagen op te stellen;

  17. de beslissingen zorgvuldig en plichtsbewust uit te voeren.

    Art. 5. De ambtenaar heeft het recht om met waardigheid en hoffelijkheid te worden behandeld, zowel door zijn hiërarchische meerderen, door zijn collega's, als door zijn ondergeschikten.

    Hij dient zijn collega's, zijn hiërarchische meerderen en zijn ondergeschikten met waardigheid en hoffelijkheid te behandelen. Hij vermijdt elk woord, elke houding, elk voorkomen dat deze waardigheid en deze hoffelijkheid in het gedrang zou kunnen brengen of de goede werking van de dienst zou kunnen schaden.

    Art. 6. § 1. Onverminderd artikel 29 van het Wetboek van Strafvordering stelt de ambtenaar zijn hiërarchische meerdere of, indien nodig, een hogere hiërarchische meerdere op de hoogte van elke onwettigheid of onregelmatigheid waarvan hij kennis heeft.

    § 2. De ambtenaar kan, buiten de gevallen van valse aangifte die een dienst of persoon schade toebrengen, niet onderworpen zijn aan een tuchtstraf of een andere vorm van openlijke of verdoken sanctie, om de enkele reden dat hij onregelmatigheden aangeeft of bekend maakt.

    Art. 7. De ambtenaar behandelt de gebruikers van zijn diensten met welwillendheid. In de manier waarop hij de vragen van de gebruikers beantwoordt of waarop hij de dossiers behandelt...

Pour continuer la lecture

SOLLICITEZ VOTRE ESSAI

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT