Besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering houdende het administratief statuut en de bezoldigingsregeling van de ambtenaren van Brussels Hoofdstedelijk Parkeeragentschap, de 2 mai 2013

Artikel 1. § 1. Voor de toepassing van dit besluit dient te worden verstaan onder:

  1. Parkeeragentschap: het Brussels Hoofdstedelijk Parkeeragentschap, opgericht bij artikel 25 van de ordonnantie van 22 januari 2009 houdende de organisatie van het parkeerbeleid en de oprichting van het Brussels Hoofdstedelijk Parkeeragentschap;

  2. De Regering: de Regering van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest;

  3. De Minister: de Minister bevoegd voor het Openbaar Ambt;

  4. de functioneel bevoegde minister: de minister of staatssecretaris waarvan het Parkeeragentschap afhangt krachtens de bevoegdheden die hij uitoefent;

  5. Vakorganisaties: de representatieve vakorganisaties die zetelen in het bevoegde Sectorcomité in uitvoering van artikel 8, § 1, van de wet van 19 december 1974 tot regeling van de betrekkingen tussen de overheid en de vakbonden van haar personeel.

    BOEK I. - HET ADMINISTRATIEF STATUUT

    TITEL I. - DE ORGANISATIE VAN HET PARKEERAGENTSCHAP

    HOOFDSTUK 1. - De ambtenaren

    Art. 2. Ambtenaar is elkeen die in vast dienstverband in het Parkeeragentschap tewerkgesteld is.

    De ambtenaar valt onder de bepalingen van dit statuut.

    Aan de statutaire toestand van de ambtenaar kan alleen een einde worden gemaakt in de gevallen voorzien door de statutaire bepalingen die op hem toepasselijk zijn.

    HOOFDSTUK 2. - Rechten en plichten

    Art. 3. § 1. De ambtenaar oefent zijn ambt op loyale, zorgvuldige en integere wijze uit onder het gezag van zijn hiërarchische meerderen.

    Hij dient daartoe :

  6. de van kracht zijnde wetten en reglementeringen, alsmede de richtlijnen waaronder de gedragsregels inzake deontologie, van de overheid waartoe hij behoort, na te leven;

  7. nauwgezet en correct zijn adviezen te formuleren en zijn verslagen op te stellen;

  8. de beslissingen zorgvuldig en plichtsbewust uit te voeren.

    § 2. De ambtenaar heeft het recht om met waardigheid en hoffelijkheid te worden behandeld, zowel door zijn hiërarchische meerderen, door zijn collega's, als door zijn ondergeschikten.

    Hij dient zijn collega's, zijn hiërarchische meerderen en zijn ondergeschikten met waardigheid en hoffelijkheid te behandelen. Hij vermijdt elk woord, elke houding, elk voorkomen dat deze waardigheid en deze hoffelijkheid in het gedrang zou kunnen brengen of de goede werking van de dienst zou kunnen schaden.

    § 3. Onverminderd artikel 29 van het Wetboek van strafvordering stelt de ambtenaar zijn hiërarchische meerdere of, indien nodig, een hogere hiërarchische meerdere op de hoogte van elke onwettigheid of onregelmatigheid waarvan hij kennis heeft.

    § 4. De ambtenaar behandelt de gebruikers van zijn diensten met welwillendheid. In de manier waarop hij de vragen van de gebruikers beantwoordt of waarop hij de dossiers behandelt, eerbiedigt hij op een strikte manier de beginselen van neutraliteit, van gelijkheid in behandeling en van naleving van de wetten, de reglementen en de richtlijnen.

    Zelfs buiten de uitoefening van zijn ambt vermijdt de ambtenaar elk gedrag dat in strijd is met de waardigheid van zijn ambt. Hij vermijdt evenzeer elke toestand waarbij hij, zelfs door een tussenpersoon, in verband zou kunnen gebracht worden met bezigheden die in strijd zijn met de waardigheid van zijn ambt.

    § 5. De ambtenaar mag, noch rechtstreeks, noch door een tussenpersoon, zelfs buiten zijn ambtsuitoefening, maar op basis ervan, giften, beloningen of enig voordeel vragen, eisen of aannemen. Dit slaat niet op symbolische geschenken van kleine waarde uitgewisseld tussen ambtenaren in de normale uitoefening van hun ambt.

    § 6. De ambtenaar plaatst zich niet en laat zich niet plaatsen in een toestand van belangenconflicten, dit wil zeggen in een toestand waarin hij door zichzelf of door een tussenpersoon een persoonlijk voordeel heeft dat van die aard is om de onpartijdige en objectieve uitoefening van zijn ambt te beïnvloeden of de gewettigde verdenking te doen ontstaan van zulke invloed.

    Wanneer een ambtenaar van oordeel is dat hij een belangenconflict heeft of vreest te hebben, brengt hij zijn hiërarchische meerdere hierover onmiddellijk op de hoogte. Deze verleent hem hiervan schriftelijk akte.

    In geval van een erkend belangenconflict, neemt de hiërarchische meerdere de passende maatregelen om er een einde aan te stellen.

    De ambtenaar kan schriftelijk om het advies van de voorzitter van de directieraad of van diens afgevaardigde, vragen over een toestand waarin hij zich bevindt, dit om te weten of deze de oorzaak is van een belangenconflict.

    § 7. De ambtenaar heeft het recht op vrijheid van meningsuiting ten aanzien van de feiten waarvan hij kennis heeft uit hoofde van zijn ambt.

    Het is hem enkel verboden feiten bekend te maken die betrekking hebben op 's lands veiligheid, de bescherming van de openbare orde, de financiële belangen van de overheid, het voorkomen en het bestraffen van strafbare feiten, het medisch geheim, de rechten en de vrijheden van de burger, en in het bijzonder het recht op eerbied voor het privéleven; dit verbod geldt bovendien voor feiten die betrekking hebben op de voorbereiding van alle beslissingen zolang er nog geen eindbeslissing is genomen evenals voor feiten die, wanneer zij bekend worden gemaakt, de mededingingspositie van het organisme waarin de ambtenaar is tewerkgesteld, kunnen schaden.

    De bepalingen van de voorgaande leden gelden eveneens voor de ambtenaar die zijn ambt heeft neergelegd.

    § 8. De ambtenaar heeft recht op informatie wat alle aspecten betreft die nuttig zijn voor de taakvervulling.

    De ambtenaar houdt zich permanent op de hoogte van de ontwikkeling van de technieken, regelingen en onderzoekingen in de materies waarmee hij beroepshalve belast is.

    De ambtenaar neemt op actieve wijze deel aan de kennisdeling binnen de openbare dienst.

    § 9. De ambtenaar heeft recht op opleiding die nuttig is voor zijn functioneren in de organisatie. De overheid voorziet in die opleiding en waarborgt tevens de toegang tot de voortgezette opleiding onder meer met het oog op de uitbouw van de beroepsloopbaan.

    Periodes van afwezigheid gerechtvaardigd door deelname aan verplichte opleidingsactiviteiten worden in ieder opzicht gelijkgesteld met periodes van dienstactiviteit.

    § 10. Elke ambtenaar heeft het recht zijn persoonlijk dossier te raadplegen.

    HOOFDSTUK 3. - De graden

    Art. 4. De ambtenaren van het Parkeeragentschap worden benoemd in graden

    Art. 5. De graad is de titel op grond waarvan de ambtenaar met een rang bekleed is en waardoor hij gemachtigd is een betrekking in te nemen die met deze graad overeenstemt.

    De graden worden gerangschikt per niveau en per rang.

    Het niveau van een graad bepaalt de plaats van die graad in de hiërarchie volgens de kwalificatie van de vorming en de geschiktheid waarvan blijk moet gegeven opdat die graad kan worden toegekend.

    De rang bepaalt de betrekkelijke waarde van een graad in zijn niveau.

    Art. 6. Elke rang wordt aangeduid met een letter gevolg door een cijfer; de letter verwijst naar het niveau; het cijfer plaatst de rang binnen het niveau. Het hoogste cijfer stemt overeen met de hoogste rang.

    De rangen worden als volgt verdeeld onder de niveaus:

  9. in niveau A, zes rangen, nl. De rangen A1, A2, A3, A4, A4+ en A5;

  10. in niveau B, twee rangen, nl. de rangen B1 en B2;

  11. in niveau C, twee rangen, nl. de rangen C1 en C2;

  12. in niveau D, twee rangen, nl. de rangen D1 en D2;

  13. in niveau E, twee rangen, nl. De rangen E1 en E2.

    Het niveau A is het hoogste niveau.

    Art. 7. De volgende graden worden gecreëerd :

    in rang A5: directeur-generaal;

    in rang A4+ : adjunct-directeur-generaal;

    in rang A4: directeur-diensthoofd;

    in rang A3 :directeur;

    ingenieur-directeur;

    in rang A2 :eerste attaché;

    eerste ingenieur;

    in rang A1 :attaché;

    ingenieur;

    in rang B2 : eerste assistent;

    in rang B1 : assistent;

    in rang C2: eerste adjunct;

    in rang C1: adjunct;

    in rang D2: eerste klerk;

    in rang D1 : klerk;

    in rang E2: eerste beambte;

    In rang E1: beambte.

    HOOFDSTUK 4. - De personeelsformatie

    Art. 8. De personeelsformatie drukt het aantal betrekkingen per niveau, rang en graad uit dat noodzakelijk wordt geacht om de permanente opdrachten van het Parkeeragentschap uit te voeren.

    Art. 9. De Regering stelt, op voordracht van de Raad van Bestuur, de personeelsformatie vast. Zij bepaalt, op voorstel van de directieraad, onder de betrekkingen van eerste attaché van rang A 2 het aantal expertbetrekkingen van hoog niveau.

    Voor de toepassing van dit artikel dient te worden verstaan onder expertbetrekking van hoog niveau, een betrekking waarbij de klemtoon ligt op de uitgebreide gespecialiseerde kennis van de behandelde aangelegenheden die worden vereist voor de uitoefening van de betrekking.

    Art. 10. De directieraad stelt de functiebeschrijvingen op.

    Aan iedere functiebeschrijving worden de kwalificaties toegevoegd. Er dient onder kwalificaties te worden verstaan het geheel van kennis en vaardigheden die vereist zijn om de functie uit te oefenen.

    Art. 11. De raad van bestuur stelt het organigram vast.

    Het organigram van het Parkeeragentschap, evenals elke wijziging die er wordt aan aangebracht, wordt bij wijze van dienstnota of onverschillig welk ander intern communicatiemiddel aan alle personeelsleden medegedeeld.

    HOOFDSTUK 5. - De leidende ambtenaren

    Art. 12. De leidende ambtenaren zijn de leidende ambtenaar en de adjunct-leidende ambtenaar die respectievelijk de directeur-generaal en de adjunct-directeur-generaal zijn.

    Art. 13. De leidende ambtenaren kunnen binnen de perken van hun bevoegdheden, hun bevoegdheden geheel of gedeeltelijk delegeren aan de ambtenaren van niveau A en B die zij aanwijzen

    HOOFDSTUK 6. - De directieraad

    Art. 14. De directieraad bestaat uit de leidende ambtenaren en de ambtenaren van rang A4; deze kan worden aangevuld door ambtenaren van rang A3 aangewezen door de raad van bestuur.

    De directieraad wordt voorgezeten door de directeur-generaal of, bij afwezigheid of verhindering, door de adjunct-directeur-generaal.

    Indien beiden afwezig of verhinderd zijn, wordt de directieraad voorgezeten door het lid aangewezen door de...

Pour continuer la lecture

SOLLICITEZ VOTRE ESSAI

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT