Besluit van de Vlaamse Regering betreffende het bevallingsverlof voor bepaalde personeelsleden van het onderwijs, de 8 juin 2012

Artikel 1. Dit besluit is van toepassing op :

  1. de personeelsleden, vermeld in artikel 2, § 1, van het decreet van 27 maart 1991 betreffende de rechtspositie van bepaalde personeelsleden van het gemeenschapsonderwijs;

  2. de personeelsleden, vermeld in artikel 4, § 1, van het decreet van 27 maart 1991 betreffende de rechtspositie van sommige personeelsleden van het gesubsidieerd onderwijs en de gesubsidieerde centra voor leerlingenbegeleiding;

  3. de leden van de inspectie, vermeld in artikel 61 van het decreet van 8 mei 2009 betreffende de kwaliteit van onderwijs;

  4. de personeelsleden, vermeld in artikel 10 van het decreet van 1 december 1993 betreffende de inspectie en de begeleiding van de levensbeschouwelijke vakken;

  5. de personeelsleden van de Centra voor Basiseducatie, vermeld in artikel 127 van het decreet van 15 juni 2007 betreffende het volwassenenonderwijs.

    Voor de tijdelijke personeelsleden, vermeld in het eerste lid, 1° tot en met 4°, en voor de personeelsleden vermeld in het eerste lid, 5°, gelden de bepalingen van dit besluit alleen voorzover het verlof, vermeld in artikel 2, geheel of gedeeltelijk binnen de periode van hun aanstelling valt.

    Art. 2. § 1. Het vrouwelijk personeelslid, vermeld in artikel 1, heeft recht op het verlof dat met het oog op de moederschapsbescherming toegestaan is door artikel 39 van de arbeidswet van 16 maart 1971, hierna bevallingsverlof genoemd.

    Het koninklijk besluit van 11 oktober 1991 tot gelijkstelling van sommige periodes met periodes van arbeid met het oog op de verlenging van de periode van arbeidsonderbreking na de achtste week na de bevalling is daarbij van toepassing. Weekends en feestdagen worden eveneens beschouwd als gewerkte periodes.

    In afwijking van het eerste lid heeft het personeelslid geen recht op bevallingsverlof indien het kind dood geboren wordt voor 180 dagen zwangerschap en er geen geboorteakte opgemaakt wordt.

    § 2. De omzetting van de laatste twee weken van de postnatale rustperiode in verlofdagen van postnatale rust, zoals vermeld in artikel 39, derde lid van de arbeidswet van 16 maart 1971 moet gebeuren in twee periodes van zeven aaneensluitende kalenderdagen. Die twee verlofweken van postnatale rust kunnen al dan niet aaneensluiten.

    Uiterlijk vier weken voor het einde van de verplichte periode van postnatale rust brengt de werkneemster de werkgever schriftelijk op de hoogte van de omzetting en de planning van de twee verlofweken van postnatale rust.

    De vervanging van het...

Pour continuer la lecture

SOLLICITEZ VOTRE ESSAI

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT