Besluit van het College van de Franse Gemeenschapscommissie betreffende de betoelaging van de erkende centra voor de permanente vorming ten behoeve van de middenstand en de kleine en middelgrote ondernemingen (VERTALING)., de 4 mai 2006

HOOFDSTUK I. - Algemene bepalingen.

Artikel 1. Dit besluit regelt overeenkomstig artikel 138 van de Grondwet een materie bedoeld in artikel 127 van de Grondwet.

Art. 2. In dit besluit wordt verstaan onder :

- Minister : het Lid van het College van de Franse Gemeenschapscommissie belast met beroepsopleiding en Permanente Vorming ten behoeve van de Middenstand en de Kleine en Middelgrote Ondernemingen;

- Commissie : de Franse Gemeenschapscommissie;

- Dienst : de dienst met afzonderlijk beheer " Dienst Vorming K.M.O.'s ";

- Centrum : elk centrum voor permanente vorming ten behoeve van de middenstand en de kleine en middelgrote ondernemingen dat door de Franse Gemeenschapscommissie erkend is;

- samenwerkingsakkoord : het samenwerkingsakkoord gesloten op 20 februari 1995 door de Franse Gemeenschapscommissie, de Franse Gemeenschap en het Waals Gewest betreffende de permanente vorming ten behoeve van de middenstand en de kleine en middelgrote ondernemingen en de voogdij over het Instituut voor Permanente Vorming ten behoeve van de Middenstand en de Kleine en Middelgrote Ondernemingen, gewijzigd bij aanhangsel van 4 juni 2003;

- vorming : de permanente vorming ten behoeve van de middenstand en de kleine en middelgrote ondernemingen;

- vormingswerkers : de vormingswerkers, zoals bedoeld in het reglement van 16 december 1999 dat van toepassing is op de vormingswerkers van de permanente vorming, die voor onbepaalde tijd aangeworven zijn;

- educatieve medewerkers : de educatieve medewerkers, zoals bedoeld in het reglement betreffende de educatieve medewerkers van 20 december 2001, die voor onbepaalde tijd aangeworven zijn;

- lesgevers : de vormingswerkers, sprekers of elke andere persoon die prestaties verricht in het kader van de erkende cursussen, die niet voor onbepaalde tijd aangeworven zijn;

- leertijd : de leertijd zoals bepaald in artikel 2 van het samenwerkingsakkoord;

- ondernemersopleiding : de ondernemersopleiding zoals bepaald in artikel 6 van het samenwerkingsakkoord;

- voortgezette opleiding : de voortgezette opleiding zoals bepaald in artikel 9 van het samenwerkingsakkoord;

- basisopleiding : de basisopleiding heeft betrekking op de leertijd en de ondernemersopleiding.

HOOFDSTUK II. - Betoelaging.

Afdeling I. - Algemene bepalingen.

Art. 3. Binnen de perken van de begrotingskredieten wordt aan het Centrum een jaarlijkse toelage toegekend voor de uitoefening van de in artikel 22 van het samenwerkingsakkoord bepaalde opdrachten.

De Minister stelt jaarlijks het bedrag vast van de toelage die aan het Centrum wordt toegekend.

Art. 4. De in artikel 2 van dit besluit bedoelde jaarlijkse toelage wordt bestemd voor het dekken van :

- de werkingskosten;

- de personeelskosten;

- de infrastructuurkosten;

- de bijzondere kosten.

Afdeling II. - Werkingskosten.

Art. 5. De werkingskosten hebben betrekking op de kosten voor de organisatie en de werking van de in artikel 22 van het samenwerkingsakkoord bedoelde erkende activiteiten en staan vermeld in de in bijlage I van dit besluit opgenomen lijst met werkingskosten.

Art. 6. De werkingskosten kunnen onder meer dienen om, na ontvangst van het opportuniteitsadvies van de Dienst en mits toelating van de Minister, de kosten te dekken die verbonden zijn aan de aankoop of het huren van kantoormeubilair en -materiaal, schoolmeubilair en -materiaal, didactisch materiaal en de uitrusting voor werkplaatsen en laboratoria en die meer dan 250 euro excl. BTW bedragen.

Art. 7. Het aangekochte meubilair en materiaal is eigendom van het Centrum, maar moet afzonderlijk ingeschreven worden in de inventaris van het vermogen van het Centrum.

Art. 8. § 1. Het aangekochte meubilair en materiaal kunnen worden vervreemd na machtiging van de Minister.

§ 2. De opbrengst van de verkoop van het aangekochte meubilair of materiaal moet bestemd worden voor de kosten die door de toelage gedekt worden.

Art. 9. § 1. De werkingskosten omvatten ook de uitbetaling van de presentiegelden :

- van de lesgevers die in het kader van de vorming op missie zijn;

- van de vormingswerkers die aanwezig zijn bij het mondelinge eindexamen van de vorming;

- van de leden van de examencommissies die in het kader van de vorming georganiseerd worden, met uitzondering van de commissieleden die aangeworven zijn onder arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd.

§ 2. Er wordt presentiegeld toegekend voor vergaderingen van minstens twee en een half uur.

§ 3. Het presentiegeld bedraagt euro 24,17. Als er dezelfde dag een tweede vergadering wordt gehouden, wordt het bedrag van het presentiegeld voor de tweede vergadering teruggebracht tot euro 16,36. Als een vergadering langer dan 5 uur duurt, bedraagt het presentiegeld euro 40,53.

Art. 10. De werkingskosten omvatten eveneens de terugbetaling :

- van de verplaatsingskosten van het in artikel 10 bedoelde personeel dat in het kader van de vorming op missie is, mits voorlegging van bewijsstukken en overeenkomstig de regels bepaald in het besluit van 7 februari 2002 van het College van de Franse...

Pour continuer la lecture

SOLLICITEZ VOTRE ESSAI

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT