Koninklijk besluit betreffende de bestrijding van infectieuze boviene rhinotracheïtis., de 22 novembre 2006

Artikel 1. Dit besluit heeft betrekking op de bestrijding van infectieuze boviene rhinotracheïtis.

Dit besluit is, met uitzondering van de maatregelen van de hoofdstukken II tot en met VI, niet van toepassing op geografische entiteiten waar uitsluitend vleeskalveren verblijven.

Art. 2. Klinische infectieuze boviene rhinotracheïtis is een dierenziekte die valt onder toepassing van hoofdstuk III van de dierengezondheidswet van 24 maart 1987.

HOOFDSTUK I. - Begripsbepalingen.

Art. 3. Voor de toepassing van dit besluit wordt verstaan onder :

  1. I.B.R. : afkorting van infectieuze boviene rhinotracheïtis;

  2. rund aangetast door klinische I.B.R. : het rund dat klinische symptomen van I.B.R. vertoont, bevestigd door de resultaten van virologisch onderzoek;

  3. geografische entiteit : elk gebouw of gebouwencomplex dat een eenheid vormt, met inbegrip van de erbij horende terreinen, waar runderen worden gehouden of die daartoe bestemd zijn;

  4. beslag : alle runderen gehouden in een geografische entiteit, die een duidelijk omschreven eenheid vormen op basis van epidemiologische banden vastgesteld door het Agentschap. Aan het beslag mag slechts één I.B.R.-statuut worden toegekend. De lokalisatie van het beslag wordt vastgesteld aan de hand van het adres en de coördinaten van de geografische entiteit;

  5. haard : een geografische entiteit waarvan het beslag één of meerdere runderen aangetast door klinische I.B.R. bevat;

  6. rundveebeslag met I.B.R.-statuut I4 of officieel vrij van I.B.R. : een beslag waar de vaccinatie tegen I.B.R. verboden is, waarvan de klinische antecedenten en het serologisch statuut met betrekking tot I.B.R. bekend zijn en dat geen enkel rund bevat dat een seropositieve reactie vertoont tegen één van de antigenen van het I.B.R.-virus. De klinische antecedenten worden door de bedrijfsdierenarts opgetekend op een door de erkende vereniging ter beschikking gesteld formulier;

  7. rundveebeslag met I.B.R.-statuut I3 of vrij van I.B.R. : een beslag waarvan de klinische antecedenten, de vaccinatietoestand en het serologisch statuut met betrekking tot I.B.R. bekend zijn en dat geen enkel rund bevat dat een seropositieve reactie vertoont tegen het glycoproteïne E van het I.B.R.-virus. De klinische antecedenten worden door de bedrijfsdierenarts opgetekend op een door de erkende vereniging ter beschikking gesteld formulier;

  8. rundveebeslag met I.B.R.-statuut I2 : een beslag waarvan de klinische antecedenten en de vaccinatietoestand met betrekking tot I.B.R. bekend zijn en waarbij de vaccinatie van de runderen is herhaald volgens het protocol vastgelegd in bijlage III, punt 2. De klinische antecedenten worden door de bedrijfsdierenarts opgetekend op een door de erkende vereniging ter beschikking gesteld formulier;

  9. rundveebeslag met I.B.R.-statuut I1 : een beslag dat niet beantwoordt aan de voorwaarden zoals bedoeld onder 6° en 7° of een beslag waarvan het serologisch statuut met betrekking tot I.B.R. onbekend is en dat niet beantwoordt aan de voorwaarden zoals bedoeld onder 8°;

  10. verantwoordelijke : de eigenaar of houder die gewoonlijk over de runderen het beheer en het directe toezicht uitoefent;

  11. bedrijfsdierenarts : de erkende dierenarts of zijn plaatsvervanger die overeenkomstig het bepaalde in artikel 2 van het koninklijk besluit van 28 februari 1999 houdende bijzondere maatregelen van epidemiologisch toezicht op en preventie van aangifteplichtige runderziekten door de verantwoordelijke is aangewezen om in de geografische entiteit de reglementaire controles en profylactische ingrepen op de runderen van het beslag uit te voeren;

  12. Agentschap : Federaal Agentschap voor de Veiligheid van de Voedselketen, opgericht door de wet van 4 februari 2000;

  13. P.C.E. : afkorting voor de Provinciale Controle-eenheden van het Federaal Agentschap voor de Veiligheid van de Voedselketen;

  14. officiële dierenarts : dierenarts van het Federaal Agentschap voor de Veiligheid van de Voedselketen;

  15. de Minister : de Minister tot wiens bevoegdheid de Volksgezondheid behoort;

  16. I.O. : Interprofessioneel organisme zoals bepaald in het koninklijk besluit van 3 maart 1994 betreffende de erkenning van interprofessionele organismen voor het bepalen van de kwaliteit en de samenstelling van melk;

  17. gE-negatief vaccin : vaccin tegen boviene infectieuze rhinotracheïtis dat geen serologische reactie tegen glycoproteïne E induceert;

  18. Sanitel : geautomatiseerde systeem voor gegevensverwerking in verband met de identificatie, de registratie en de traceerbaarheid van de runderen;

  19. erkende vereniging : erkende vereniging voor dierziektenbestrijding zoals bedoeld in hoofdstuk II van de Dierengezondheidswet van 24 maart 1987, met name " Dierengezondheidszorg Vlaanderen (D.G.Z.) " en de " Association régionale de Santé et d'Identification animale (A.R.S.I.A.) ";

  20. nationaal referentielaboratorium : het " Centrum voor Onderzoek in Diergeneeskunde en Agrochemie (CODA) " zoals bedoeld in artikel 1 van het koninklijk besluit van 20 juni 1997 houdende oprichting van het Centrum van Onderzoek in Diergeneeskunde en Agrochemie als wetenschappelijke inrichting van de Staat;

  21. erkend laboratorium : laboratorium zoals bedoeld in bijlage I;

  22. tankmelk : melkstaal gelinkt aan een beslag en niet aan een individueel dier en afkomstig van de melkkoeltank(en) waarin de melkproductie van de koeien in lactatie behorend tot het beslag wordt gestockeerd;

  23. introductie van een rund in een beslag : het voor de eerste keer binnenbrengen van een rund in een beslag;

  24. herintroductie van een rund in een beslag : het opnieuw binnenbrengen van een rund in zijn beslag na contact met één of meerdere runderen van andere beslagen;

  25. T.V.D. : het toedienings- en verschaffingsdocument zoals bedoeld in het koninklijk besluit van 23 mei 2000 houdende bijzondere bepalingen inzake het verwerven, het in depot houden, het voorschrijven, het verschaffen en het toedienen van geneesmiddelen bestemd voor dieren door de dierenarts en inzake het bezit en het toedienen van geneesmiddelen bestemd voor dieren door de verantwoordelijke voor de dieren.

    HOOFDSTUK II. - Maatregelen in geval van verdenking.

    Art. 4. § 1. Elke verantwoordelijke die bij één of meerdere runderen van zijn beslag symptomen van klinische I.B.R. zoals koorts, ademhalingsproblemen en/of verwerping vaststelt dient zonder verwijl de bedrijfsdierenarts te ontbieden op de geografische entiteit. Deze dierenarts voert een klinisch onderzoek uit.

    § 2. Indien dit onderzoek de aanwezigheid van I.B.R. niet uitsluit, neemt hij de nodige stalen met het oog op de laboratoriumdiagnose van I.B.R. volgens de richtlijnen van het Agentschap en maakt ze over aan een erkend laboratorium voor dierziektenbestrijding.

    HOOFDSTUK III. - Maatregelen in de haard.

    Art. 5. § 1. Van zodra de verdenking wordt bevestigd door de resultaten van virologisch onderzoek wordt het Agentschap geïnformeerd. Het Agentschap verklaart de geografische entiteit tot haard en bepaalt er de grenzen van.

    § 2. Het Agentschap brengt de verantwoordelijke, de bedrijfsdierenarts en de verantwoordelijken van de geografische entiteiten gelegen rond de haard op de hoogte van de bevestiging van de haard en de maatregelen voorgeschreven in de haard.

    Art. 6. In de haard zijn de volgende maatregelen van toepassing :

  26. de officiële dierenarts voert een epidemiologisch onderzoek uit en informeert de verantwoordelijke betreffende alle toe te passen hygiënemaatregelen om een eventuele uitbreiding van de ziekte te voorkomen;

  27. alle runderen van het beslag moeten worden afgezonderd binnen de gebouwen van de geografische entiteit of op een plaats waar geen direct of indirect contact is met de andere geografische entiteiten gelegen rond de haard;

  28. elke afvoer van runderen uit de haard is verboden. Niettemin is de directe overbrenging van runderen naar het slachthuis om er onverwijld te worden geslacht toegelaten mits zij vergezeld zijn van een door het Agentschap afgeleverde vrijgeleidebrief.

    HOOFDSTUK IV. - Opheffing van de haard.

    Art. 7. Het Agentschap heft de maatregelen bedoeld in hoofdstuk III op, ten vroegste dertig dagen na het verdwijnen van de klinische symptomen in de haard. Het Agentschap bevestigt de opheffing van de maatregelen aan de verantwoordelijke, de bedrijfsdierenarts en de verantwoordelijken van de geografische entiteiten gelegen rond de haard.

    HOOFDSTUK V. - Diagnostiek.

    Art. 8. § 1. Het CODA coördineert de biologische normen en de laboratoria methoden voor de diagnose van klinische I.B.R. en de serologische testen met het oog op de kwalificatie van de beslagen.

    § 2. De erkende laboratoria voeren de biologische proeven zoals bepaald in bijlage II, uit. De Minister kan eveneens andere proeven opleggen, met het oog op de diagnose van klinische I.B.R. en andere serologische testen met het oog op de kwalificatie van de beslagen.

    Art. 9. Enkel de resultaten van de proeven uitgevoerd in de erkende laboratoria worden in aanmerking genomen voor de toepassing van de bepalingen van dit besluit.

    Art. 10. De erkende laboratoria delen alle resultaten van de onderzoeken mee aan het Agentschap en de bedrijfsdierenarts. Deze laatste meldt de resultaten aan de verantwoordelijke.

    HOOFDSTUK VI. - Vaccinatie.

    Art. 11. § 1. Voor de vaccinatie tegen I.B.R. is enkel het gebruik van gE-negatieve vaccins toegelaten.

    § 2. De bedrijfsdierenarts voert de vaccinatie uit.

    § 3. In afwijking op § 2 mag de bedrijfsdierenarts de uitvoering van de vaccinatie delegeren naar de verantwoordelijke van het rundveebeslag voorzover er een overeenkomst van diergeneeskundige bedrijfsbegeleiding is afgesloten tussen de verantwoordelijke en de bedrijfsdierenarts, overeenkomstig het koninklijk besluit van 10 april 2000 houdende bepalingen betreffende de diergeneeskundige bedrijfsbegeleiding.

    § 4. De verantwoordelijke verstrekt alle nodige hulp bij het vaccineren van de dieren door de bedrijfsdierenarts.

    § 5. De bedrijfsdierenarts :

    1. stelt een gedetailleerd vaccinatieschema op voor het bedrijf, gesteund op een...

Pour continuer la lecture

SOLLICITEZ VOTRE ESSAI

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT