Koninklijk besluit betreffende de bestrijding van boviene virale diarree, de 18 juin 2014

HOOFDSTUK I. - Toepassingsgebied en definities

Artikel 1. Dit besluit bepaalt de regels voor de bestrijding van boviene virale diarree bij runderen.

Dit besluit is niet van toepassing op runderen in dierentuinen, zoals bedoeld in artikel 1, 1°, van het koninklijk besluit van 10 augustus 1998 betreffende de erkenning van dierentuinen.

Art. 2. § 1. Voor de toepassing van dit besluit gelden de definities van het koninklijk besluit van 23 maart 2011 tot vaststelling van de identificatie- en registratieregeling voor runderen.

Voor de toepassing van dit besluit wordt verder verstaan onder :

  1. B.V.D. : boviene virale diarree;

  2. B.V.D.V. : virus dat alle types van B.V.D. veroorzaakt, met inbegrip van " mucosal disease ";

  3. biopt-oormerk : primo-identificatiemiddel waarmee tegelijkertijd met het identificeren een weefselmonster van het betreffende rund wordt genomen;

  4. virologisch onderzoek : onderzoek naar de aanwezigheid van het B.V.D.V.;

  5. serologisch onderzoek : onderzoek naar de aanwezigheid van antistoffen tegen het B.V.D.V.;

  6. B.V.D. attest : document dat het statuut van een rund met betrekking tot het B.V.D.V. weergeeft;

  7. B.V.D. databank : databank waarin de resultaten van het virologisch en serologisch onderzoek worden geregistreerd;

  8. IPI rund : immunotolerant, persistent geïnfecteerd rund met het B.V.D.V.;

  9. statuut " IPI " : statuut toegekend aan een rund dat beantwoordt aan de voorwaarden beschreven in bijlage III, A;

  10. statuut " IPI verdacht " : statuut toegekend aan een rund dat beantwoordt aan de voorwaarden beschreven in bijlage III, B;

  11. statuut " IPI vrij door onderzoek " : statuut toegekend aan een rund dat beantwoordt aan de voorwaarden beschreven in bijlage III, C;

  12. statuut " IPI vrij door afstamming " : statuut toegekend aan een rund dat beantwoordt aan de voorwaarden beschreven in bijlage III, D;

  13. statuut " B.V.D. onbekend " : statuut toegekend aan een rund dat beantwoordt aan de voorwaarden beschreven in bijlage III, E;

  14. erkend laboratorium : laboratorium dat beantwoordt aan de bepalingen van bijlage I;

  15. CODA-CERVA : het "Centrum voor Onderzoek in Diergeneeskunde en Agrochemie (CODA)" zoals bedoeld in artikel 1 van het koninklijk besluit van 20 juni 1997 houdende oprichting van het Centrum van Onderzoek in Diergeneeskunde en Agrochemie als wetenschappelijke inrichting van de Staat;

  16. koninklijk besluit van 23 maart 2011 : koninklijk besluit van 23 maart 2011 tot vaststelling van de identificatie- en registratieregeling voor runderen;

  17. Fonds : het begrotingsfonds voor de gezondheid en de kwaliteit van de dieren en de dierlijke producten, opgericht bij artikel 3 van de wet van 23 maart 1998;

  18. koninklijk besluit van 6 december 1978 : koninklijk besluit van 6 december 1978 betreffende de bestrijding van de runderbrucellose;

  19. B.V.D. certificaat : een door een bevoegde autoriteit uitgegeven en gevalideerd document in verband met de B.V.D. gezondheidsstatus van een rund;

  20. moederdier : biologische moederdier;

  21. N.R.L. : Nationaal Referentielaboratorium;

  22. PCR : polymerasekettingreactie;

  23. ELISA : Enzyme-Linked Immuno Sorbent Assay;

  24. de Dienst : Directoraat-Generaal Dier, Plant en Voeding van de Federale Overheidsdienst Volksgezondheid.

    § 2. Tenzij anders bepaald door dit besluit, gelden de identificatie- en registratieregels voor runderen overeenkomstig :

  25. Verordening (EG) nr. 1760/2000 van het Europees Parlement en de Raad van 17 juli 2000 tot vaststelling van een identificatie- en registratieregeling voor runderen en inzake de etikettering van rundvlees en rundvleesproducten en tot intrekking van verordening (EG) nr. 820/97 van de Raad;

  26. Verordening (EG) nr. 911/2004 van de Commissie van 29 april 2004 tot uitvoering van Verordening (EG) nr. 1760/2000 van het Europees Parlement en de Raad wat betreft oormerken, paspoorten en bedrijfsregisters;

  27. het koninklijk besluit van 23 maart 2011 tot vaststelling van een identificatie- en registratieregeling voor runderen.

    HOOFDSTUK II. - B.V.D.V. opsporing

    Art. 3. Elk nieuwgeboren kalf dient binnen de zeven dagen na de geboorte bemonsterd te worden voor virologisch onderzoek.

    Met het oog hierop kan de veehouder :

  28. een biopt-oormerk gebruiken in toepassing van artikel 7, tweede lid;

    of

  29. een beroep doen op zijn bedrijfsdierenarts voor het nemen van een monster met het oog op een virologisch onderzoek.

    De bedrijfsdierenarts bemonstert enkel runderen die geïdentificeerd zijn overeenkomstig hoofdstuk VI van het koninklijk besluit van 23 maart 2011.

    Art. 4. § 1. De bedrijfsdierenarts die wordt opgeroepen in toepassing van de artikelen 4 en 6 van het koninklijk besluit van 6 december 1978 maakt van elk moederdier dat verwerpt de foetus over aan een erkend laboratorium dat verbonden is aan een vereniging met het oog op een virologisch onderzoek.

    Het Agentschap kan andere staalnames opleggen in functie van de wetenschappelijke ontwikkelingen en toelaten dat ze genomen en opgestuurd worden in plaats van de foetus.

    Eveneens dient elk doodgeboren kalf overgemaakt te worden aan een in het eerste lid bedoeld laboratorium met het oog op een virologisch onderzoek, behalve in geval reeds een biopt-oormerk werd geplaatst en het monster werd opgestuurd voor analyse.

    § 2. Indien het virologisch onderzoek van de foetus of het doodgeboren kalf bedoeld in paragraaf 1 een positief resultaat oplevert en indien het moederdier op het moment van de abortus of doodgeboorte geen statuut " IPI vrij door onderzoek " of geen " IPI " statuut heeft, krijgt het moederdier het statuut " IPI verdacht " toegekend en wordt het moederdier onderworpen aan een virologisch onderzoek.

    Art. 5. § 1. De vereniging verifieert het B.V.D. statuut van het moederdier van elk rund dat een statuut " IPI " krijgt toegekend.

    § 2. Het moederdier van een rund met een statuut " IPI " krijgt een statuut " IPI verdacht " toegekend, uitgezonderd een moederdier dat reeds een statuut " IPI vrij door onderzoek " of een statuut " IPI " heeft.

    § 3. De veehouder dient het rund dat een statuut " IPI- verdacht " krijgt toegekend, in toepassing van paragraaf 2, binnen de zeven dagen na de kennisgeving door de vereniging te laten bemonsteren door zijn bedrijfsdierenarts met het oog op een virologisch onderzoek.

    Art. 6. Elk rund dat aan een virologisch onderzoek wordt onderworpen, krijgt op basis van het resultaat van dit virologisch onderzoek en overeenkomstig de bepalingen van hoofdstuk V, een B.V.D. statuut toegekend.

    Indien het moederdier van dergelijk rund het statuut " B.V.D. onbekend " heeft, krijgt dit moederdier, overeenkomstig de bepalingen van hoofdstuk V, een BV.D. statuut toegekend op basis van het resultaat van het virologisch onderzoek.

    HOOFDSTUK III. - Bemonstering

    Art. 7. Voor de toepassing van dit besluit is enkel de bedrijfsdierenarts bevoegd voor het uitvoeren van de bemonstering met het oog op het virologisch en het serologisch onderzoek.

    In afwijking van het eerste lid mag de veehouder naar aanleiding van de verplichte identificatie van zijn eigen dieren in toepassing van hoofdstuk VI van het koninklijk besluit van 23 maart 2011 een weefselmonster afnemen met behulp van een biopt-oormerk met het oog op een virologisch onderzoek.

    Art. 8. Elk monster dient geïdentificeerd te zijn met het volledige...

Pour continuer la lecture

SOLLICITEZ VOTRE ESSAI

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT