Besluit van de Waalse Regering tot wijziging van het besluit van de Waalse Regering van 15 december 2016 tot uitvoering van het decreet van 10 juli 2013 betreffende de centra voor socioprofessionele inschakeling, de 29 avril 2019

Artikel 1. Dit besluit regelt overeenkomstig artikel 138 van de Grondwet een aangelegenheid bedoeld in artikel 127 ervan.

Art. 2. In artikel 2, § 1, lid 1, van het besluit van de Waalse Regering van 15 december 2016 tot uitvoering van het decreet van 10 juli 2013 betreffende de centra voor socioprofessionele inschakeling worden de volgende wijzigingen aangebracht:

  1. punt 4° wordt vervangen als volgt:

    "4° de inspectie: het Departement Inspectie van het Operationeel Directoraat-generaal Economie, Werk en Onderzoek van de Waalse Overheidsdienst;",

  2. het eerste lid wordt aangevuld met de punten 9° en 10° luidend als volgt:

    "9° de Dienst: de "Office wallon de la Formation professionnelle et de l'Emploi", opgericht bij het decreet van 6 mei 1999 betreffende de "Office wallon de la formation professionnelle et de l'Emploi";

    1. de technische bedrijfseenheid: de entiteit bedoeld in artikel 14, § 2, b), van de wet van 20 september 1948 houdende organisatie van de economie.".

      Art. 3. Artikel 3 van hetzelfde besluit wordt vervangen als volgt:

      "Art. 3. § 1. Onder gelijkgestelde uren worden verstaan de vormingsuren die de stagiair daadwerkelijk had moeten volgen op basis van zijn programma maar niet heeft gevolgd om de volgende redenen en binnen de volgende perken:

    2. ziekte of arbeidsongeval van de stagiair, gewettigd door een medisch attest, met maximum dertig dagen per afwezigheidsperiode gewettigd om die reden, in de wetenschap dat een hervatting van vijftien dagen nodig is tussen twee ziekteperiodes in;

    3. het moederschapsverlof, het vaderschapsverlof of het geboorteverlof, gewettigd door een medisch attest, met maximum dertig dagen per afwezigheidsperiode, gewettigd om die reden;

    4. ziekte van een kind, op vertoon van een bewijsstuk afgeleverd door de arts, de kinderbewaarplaats of de crèche waar het kind ingeschreven is, met maximum één week per afwezigheidsperiode gewettigd om die reden;

    5. staking of slechte weersomstandigheden waardoor het openbaar vervoer verlamd is, bevestigd door de openbaarvervoersmaatschappij of in een krantenknipsel;

    6. als de stagiair een opleiding in een bedrijf volgt, wegens slecht weer waardoor de uitvoering van het werk gevaarlijk of onmogelijk gemaakt wordt gelet op hetzij de gezondheid of de veiligheid van de stagiair, hetzij de aard of de techniek van het uit te voeren werk, mits beslissing van de ondernemer of van zijn vertegenwoordiger op de werf en na raadpleging van de personeelsafgevaardigden, als er een afvaardiging bestaat in de onderneming of, bij ontstentenis, na rechtstreekse raadpleging van de werknemers;

    7. op grond van een bewijsstuk, het zoeken naar een baan of de inschrijving voor een andere opleiding waarvoor de aanwezigheid van de stagiair vereist wordt, ongeacht of ze verband houdt met informatie, onthaal of de selectie- en wervingsprocedure;

    8. op grond van een bewijsstuk waarmee de aanwezigheid van de stagiair aangetoond wordt of, bij ontstentenis, van de oproeping, het nakomen van verplichtingen bij de "Office national de l'Emploi" (Rijksdienst voor Arbeidsvoorziening), de Dienst, het "Agence pour une Vie de Qualité", een openbaar centrum voor maatschappelijk werk, een gemeentelijke dienst, de dienst voor hulpverlening aan de jeugd of de jeugdbeschermingsdienst, de hulpkas voor werkloosheidsuitkeringen of een vakbond, het ziekenfonds waar de stagiair ingeschreven is, het Rijksinstituut voor ziekte en invaliditeitsverzekering of de Commissie voor voorwaardelijke invrijheidsstelling, de hoven en rechtbanken of elke verplichting die de aanwezigheid van de stagiair bij het bevoegde orgaan vordert;

    9. op grond van een bewijsstuk, de afwezigheidsdagen bedoeld in het koninklijk besluit van 28 augustus 1963 betreffende het behoud van het normaal loon van de werklieden, de dienstboden, de bedienden en de werknemers aangeworven voor de dienst op binnenschepen, voor afwezigheidsdagen ter gelegenheid van familiegebeurtenissen of voor de vervulling van staatsburgerlijke verplichtingen of van burgerlijke opdrachten;

    10. de feestdagen van de erkende erediensten en de feesten van de bij wet erkende organisaties die een morele bijstand verlenen volgens een niet confessionele filosofische overtuiging, met een maximum van twee dagen per jaar buiten de sluiting om van het centrum voor socioprofessionele inschakeling;

    11. per kalenderjaar, de ongewettigde afwezigheden waarvan de maximale duur gelijk is aan 10 percent van de daadwerkelijk gevolgde vormingsuren van het programma, met een beperking van vijf dagen;

    12. wat betreft de filières georganiseerd overeenkomstig artikel 9, eerste lid, 3°, a), worden ook met vormingsuren gelijkgesteld de uren die nog niet gegeven werden aan stagiairs die minstens de helft van hun individueel vormingsprogramma hebben gevolgd en hun opleidingscontract opzeggen na het sluiten van een arbeidsovereenkomst van minimum vier maanden of van een beroepsopleidingscontract bij een andere operator;

    13. in het geval van vorming in het gevangenismilieu, de uren die niet gegeven werden wegens de gezondheid van de stagiair, wegens afwezigheid van de stagiair in verband met zijn lopende gerechtelijke procedure, wegens sanctie van de stagiair, de oproeping door de dienst van de gevangenis, bezoeken, overbrenging van de stagiair en ontregeling van de penitentiaire organisatie ten gevolge van sociale opstand.

      In het geval bedoeld in lid 1, 10°, worden de ongewettigde afwezigheden enkel als gelijkgestelde uren beschouwd indien dit niet wordt voorafgegaan door het verlaten van de vorming.

      In het geval bedoeld in lid 1, 11°, maakt het centrum een bewijsstuk op waarvan het model door de Administratie wordt vastgesteld voor de uren die de stagiair niet daadwerkelijk gepresteerd heeft.

      § 2. Het totaal aantal gelijkgestelde uren, bedoeld in paragraaf 1, 1° tot 10°, die in aanmerking kunnen worden genomen in het kader van de vereffening van de subsidiëring bedoeld in artikel 17, § 1, van het decreet kan geenszins hoger zijn dan:

    14. vijftien percent van de daadwerkelijk door het centrum, per kalenderjaar gepresteerde vormingsuren;

    15. vijftien percent van de daadwerkelijk door de stagiair gevolgde vormingsuren.

      In afwijking van lid 1, 2°, kan met vijfentwintig percent van de daadwerkelijk door de stagiair gevolgde vormingsuren rekening worden gehouden in het kader van de vereffening van de subsidiëring bedoeld in artikel 17, § 1, van het decreet voor een maximum van tien percent van de stagiairs.

      In de loop van het tweede halfjaar van 2020 wordt de uitvoering van deze paragraaf met betrekking tot de periode van 1 januari tot 30 juni 2020 geëvalueerd. Deze evaluatie zal betrekking hebben op zowel de relevantie als de haalbaarheid van de percentages bedoeld in het eerste lid. ".

      Art. 4. In artikel 4, § 1, van hetzelfde besluit worden de volgende wijzigingen aangebracht:

  3. in 2° wordt het...

Pour continuer la lecture

SOLLICITEZ VOTRE ESSAI

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT