Besluit van de Vlaamse Regering betreffende de erkenningsvoorwaarden en de subsidienormen voor voorzieningen in de jeugdhulp, de 5 avril 2019

HOOFDSTUK 1. - Algemene bepalingen

Artikel 1. In dit besluit wordt verstaan onder:

  1. administrateur-generaal: het personeelslid dat belast is met de leiding van de administratie en van het fonds;

  2. administratie: het intern verzelfstandigd agentschap Jongerenwelzijn, vermeld in artikel 59 van het decreet van 7 maart 2008;

  3. afdeling: een gedeelte van een voorziening of van een organisatie voor bijzondere jeugdzorg dat qua vestigingsplaats, organisatie, materiële infrastructuur of pedagogisch beleid verschilt van een ander gedeelte van de voorziening of van de organisatie voor bijzondere jeugdzorg;

  4. bemiddeling: de bemiddeling, vermeld in artikel 2, 1°, van het decreet van 15 februari 2019;

  5. betrokken partij: de minderjarige, de ouders, en in voorkomend geval zijn opvoedingsverantwoordelijken, betrokken personen uit zijn leefomgeving en de betrokken jeugdhulpaanbieders;

  6. capaciteit: het aantal minderjarigen dat een erkende voorziening mag opnemen of begeleiden;

  7. centraal permanent crisismeldpunt: het centraal permanent crisismeldpunt, vermeld in artikel 44, § 2, 1°, van het decreet van 12 juli 2013;

  8. contextbegeleiding: de breedsporige ondersteuning van de minderjarige en alle relevante betrokkenen uit zijn gezins- en opvoedingsmilieu en andere belangrijke levensdomeinen;

  9. dagbegeleiding: de breedsporige ondersteuning van de minderjarige gedurende een bepaald deel van de dag in een aangepaste omgeving;

  10. decreet van 17 oktober 2003: het decreet van 17 oktober 2003 betreffende de kwaliteit van gezondheids- en welzijnsvoorzieningen;

  11. decreet van 7 mei 2004: het decreet van 7 mei 2004 betreffende de rechtspositie van de minderjarige in de integrale jeugdhulp;

  12. decreet van XX: het decreet van 15 februari 2019 betreffende het jeugddelinquentierecht;

  13. decreet van 12 juli 2013: het decreet van 12 juli 2013 betreffende integrale jeugdhulp ;

  14. departement Onderwijs en Vorming: het departement opgericht bij artikel 22 § 1 van het besluit van de Vlaamse regering van 3 juni 2005 met betrekking tot de organisatie van de Vlaamse administratie;

  15. erkende voorzieningen: de voorzieningen die conform de bepalingen van hoofdstuk 2 van dit besluit zijn erkend;

  16. fonds: het intern verzelfstandigd agentschap met rechtspersoonlijkheid Fonds Jongerenwelzijn, vermeld in artikel 54 van het decreet van 7 maart 2008;

  17. gebruiker: een gebruiker als vermeld in artikel 2, 3°, van het decreet van 17 oktober 2003;

  18. gemeenschapsdienst: de gemeenschapsdienst, vermeld in artikel 2, 3°, van het decreet van 15 februari 2019 ;

  19. gemeenschapsinstelling: een door de overheid ingerichte instelling met een gesloten aanbod, als vermeld in artikel 2, 4° van het decreet van 15 februari 2019 betreffende het jeugddelinquentierecht;

  20. handelingsplan: een document als vermeld in artikel 58 van het decreet van 12 juli 2013, dat wordt opgemaakt door een jeugdhulpaanbieder;

  21. herstelgericht groepsoverleg: het overleg, vermeld in artikel 2, 6°, van het decreet van 15 februari 2019;

  22. inputgebieden: de organisatorisch gerichte aandachtsgebieden die betrekking hebben op de activiteiten die het mogelijk maken dat de organisatie bepaalde resultaten behaalt op het vlak van leiderschap, personeelsbeleid, beleid en strategie en middelen en partnerschappen;

  23. inrichtende macht: een openbaar bestuur of rechtspersoon die geen winst nastreeft en onder de verantwoordelijkheid waarvan een erkende voorziening functioneert;

  24. jeugdhulpaanbieders: een natuurlijke persoon of een voorziening die jeugdhulpverlening aanbiedt als vermeld in artikel 3 van het decreet van 12 juli 2013, in de vorm van rechtstreeks toegankelijke jeugdhulpverlening of niet rechtstreeks toegankelijke jeugdhulpverlening of beide, en het ondersteuningscentrum Jeugdzorg, vermeld in artikel 33 van het voormelde decreet;

  25. kernprocessen: de basisprocessen en -procedures volgens dewelke een organisatie haar hulpverlening vormgeeft, die bestaat uit:

    1. onthaal van de gebruiker;

    2. doelstellingen en handelingsplan;

    3. afsluiting en nazorg;

    4. pedagogisch profiel;

    5. gebruikersdossier;

  26. kwaliteitsbeleid: het kwaliteitsbeleid, vermeld in artikel 5, § 1, van het decreet van 17 oktober 2003;

  27. kwaliteitshandboek: het kwaliteitshandboek, vermeld in artikel 5, § 4, van het decreet van 17 oktober 2003;

  28. kwaliteitsmanagementsysteem: het kwaliteitsmanagementsysteem, vermeld in artikel 5, § 2, van het decreet van 17 oktober 2003;

  29. kwaliteitszorg: de kwaliteitszorg, vermeld in artikel 4 van het decreet van 17 oktober 2003;

  30. leerproject: een gestructureerd leerprogramma, als vermeld in artikel 2, 8° van het decreet van 15 februari 2019

  31. minderjarige: elke natuurlijke persoon voor wie hulpverlening wordt georganiseerd met toepassing van het decreet van 12 juli 2013;

  32. minderjarige delictpleger: een minderjarige als vermeld in artikel 2, 11°, van het decreet van 15 februari 2019;

  33. minderjarige verdachte: een minderjarige als vermeld in artikel 2, 12° van het decreet van 15 februari 2019;

  34. minister: de Vlaamse minister, bevoegd voor de bijstand aan personen;

  35. module: een duidelijk afgelijnde eenheid van jeugdhulpverlening, op basis van de hulpvraag. Een module wordt aangeboden door een jeugdhulpaanbieder, en is gebaseerd op één enkele typemodule, die afzonderlijk, gelijktijdig of consecutief kan worden aangeboden met andere eenheden van jeugdhulpverlening, op een manier waarbij de flexibiliteit gewaarborgd is;

  36. ondersteunende begeleiding: de breedsporige ondersteuning die zich richt op specifieke problematieken waarmee de minderjarige en zijn context in een lopend hulpverleningstraject te maken krijgen;

  37. onderwijsinspectie: de inspectie, vermeld in artikel 32 van het decreet van 8 mei 2009 betreffende de kwaliteit van onderwijs;

  38. opvoedingsverantwoordelijken: andere natuurlijke personen dan de ouders die de minderjarige op duurzame wijze in feite onder hun bewaring hebben of bij wie de minderjarige geplaatst is door bemiddeling of ten laste van een openbare overheid;

  39. outputgebieden: de resultaatgerichte aandachtsgebieden die betrekking hebben op de verschillende aspecten van de organisatievoering;

  40. personeelsleden: personen die, al dan niet bezoldigd en al dan niet in beroepsverband, prestaties leveren in een voorziening;

  41. positief project: een project als vermeld in artikel 2,16 ° van het decreet van 15 februari 2019.

  42. sociale dienst: de sociale dienst Jeugdrechtbank, vermeld in artikel 56, van het decreet van 12 juli 2013;

  43. toegangspoort: de toegangspoort, vermeld in artikel 17 van het decreet van 12 juli 2013;

  44. typemodule: een afgelijnde eenheid van jeugdhulpverlening die gebaseerd is op één functie of op een specifiek omschreven kernproces van hulpverlening, die deel uitmaakt van een intersectoraal opgemaakte set van typemodules en die tot doel heeft de kernopdrachten van de sectoren in eenzelfde taal te formuleren en op elkaar af te stemmen;

  45. verblijf: een aangepaste woon- en leefomgeving onder toezicht en begeleiding;

  46. vereffeningsfonds: een fonds dat minderjarige delictplegers in een bemiddelingsprocedure of binnen een herstelgericht groepsoverleg in staat stelt de mogelijkheid om schade die ze veroorzaakt hebben, te vergoeden bij het slachtoffer. Daarvoor doen ze een wederdienst naar de samenleving, in de vorm van vrijwilligerswerk;

  47. zelfevaluatie: een zelfevaluatie als vermeld in artikel 5, § 3, van het decreet van 17 oktober 2003;

  48. Zorginspectie: de Zorginspectie, vermeld in artikel 3, § 2, derde lid, van het besluit van de Vlaamse Regering van 31 maart 2006 betreffende het Departement Welzijn, Volksgezondheid en Gezin, betreffende de inwerkingtreding van regelgeving tot oprichting van agentschappen in het beleidsdomein Welzijn, Volksgezondheid en Gezin en betreffende de wijziging van regelgeving met betrekking tot dat beleidsdomein.

    Art. 2. § 1. De erkende voorzieningen worden ingedeeld in de volgende categorieën:

  49. categorie 1: de organisaties voor bijzondere jeugdzorg;

  50. categorie 2: de centra voor integrale gezinszorg;

  51. categorie 3: de onthaal-, oriëntatie- en observatiecentra;

  52. categorie 4: de diensten voor crisishulp aan huis;

  53. categorie 5: de diensten voor herstelgerichte en constructieve afhandeling;

  54. categorie 6: de organisaties voor naadloze flexibele trajecten onderwijs - welzijn.

    § 2. De administrateur-generaal legt van elke erkende voorziening, met uitzondering van de voorzieningen van de categorie 5, voor elke typemodule waarvoor ze erkend is de capaciteit vast.

    Art. 3. Een organisatie voor bijzondere jeugdzorg organiseert, al dan niet op beslissing van een jeugdrechter of een jeugdrechtbank, veranderings- en krachtgerichte hulpverlening voor al dan niet gemotiveerde minderjarigen en hun gezinnen met duidelijk gemanifesteerde problemen en noden.

    De hulpverlening die wordt georganiseerd door een organisatie voor bijzondere jeugdzorg heeft als finaliteit de ontwikkelings- en ontplooiingskansen van de minderjarige te vrijwaren en te versterken, en zijn maatschappelijke integratie te bevorderen. Daarbij worden zijn gezin en zijn ruimer familiaal, sociaal en professioneel netwerk betrokken.

    Een organisatie voor bijzondere jeugdzorg organiseert haar aanbod op basis van de typemodules verblijf voor -12-jarigen, verblijf voor +12-jarigen, verblijf voor 0-25-jarigen, beveiligend verblijf, contextbegeleiding kortdurend krachtgericht, contextbegeleiding laagintensief, contextbegeleiding breedsporig, contextbegeleiding kortdurend intensief, dagbegeleiding in groep, contextbegeleiding in functie van autonoom wonen basisintensiteit, contextbegeleiding in functie autonoom wonen middenintensiteit, ondersteunende begeleiding en delictgerichte contextbegeleiding, vermeld in bijlage 1, die bij dit besluit is gevoegd.

    Een organisatie voor bijzondere jeugdzorg die erkend is om modules contextbegeleiding en modules contextbegeleiding in functie van autonoom wonen aan te bieden, kan, op basis van de reële noden van de gebruikers, zelf de verhouding tussen het effectieve aantal...

Pour continuer la lecture

SOLLICITEZ VOTRE ESSAI

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT