Besluit van de Vlaamse Regering tot toekenning van steun aan audiovisuele werken van het type lange fictie-, documentaire of animatiefilm, of animatiereeksen (aangehaald als het besluit Screen Flanders), de 8 décembre 2017

HOOFDSTUK 1. - Definities

Artikel 1. In dit besluit wordt verstaan onder:

  1. Agentschap Innoveren en Ondernemen: het Agentschap, opgericht bij het besluit van de Vlaamse Regering van 7 oktober 2005 aangaande het Agentschap Innoveren en Ondernemen;

  2. algemene groepsvrijstellingsverordening: de verordening (EU) nr. 651/2014 van de Commissie van 17 juni 2014 waarbij bepaalde categorieën steun op grond van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag met de interne markt verenigbaar worden verklaard;

  3. audiovisueel werk: een langspeelfilm, namelijk een lange fictie-, documentaire of animatiefilm of een animatiereeks;

  4. datum van de indiening van de steunaanvraag: de datum van registratie van de steunaanvraag, vermeld in de beslissing tot steuntoekenning, vermeld in artikel 39 en 40;

  5. datum van de steuntoekenning: de datum, vermeld in de beslissing tot steuntoekenning, vermeld in artikel 39 en 40;

  6. decreet van 16 maart 2012: het decreet van 16 maart 2012 betreffende het economisch ondersteuningsbeleid;

  7. hefboom: de verhouding tussen de voorgestelde in aanmerking komende uitgaven en de gevraagde steun, vermeld in de steunaanvraag;

  8. minister: de Vlaamse minister, bevoegd voor de economie;

  9. oproep: een bij ministerieel besluit gelanceerde vraag of uitnodiging tot indiening van voorstellen om projecten te financieren;

  10. project: de productie van een audiovisueel werk;

  11. steun: de steun, vermeld in artikel 3, 5°, van het decreet 16 maart 2012;

  12. steunaanvrager: een audiovisueel productiehuis;

  13. uitgavenperiode: een termijn vanaf de datum van de indiening van de steunaanvraag tot en met 18 maanden voor fictie- en documentaire films en 24 maanden voor animatiefilms en -reeksen na de datum van de steuntoekenning;

  14. Vlaams Audiovisueel Fonds: het Vlaams Audiovisueel Fonds vzw, opgericht ter uitvoering van het decreet van 13 april 1999 houdende machtiging van de Vlaamse regering om toe te treden tot en om mee te werken aan de oprichting van de vereniging zonder winstgevend doel Vlaams Audiovisueel Fonds.

    De minister kan de definities, vermeld in het eerste lid, verduidelijken en aanvullen overeenkomstig de noodwendigheden en zonder de basisprincipes van dit besluit te wijzigen.

    De minister kan de definitie van audiovisueel werk, vermeld in het eerste lid, 3°, uitbreiden met een fictie- of een documentaire reeks onder de door hem bepaalde voorwaarden.

    De minister kan de uitgavenperiode, vermeld in het eerste lid, 13°, verlengen en het Agentschap Innoveren en Ondernemen kan de uitgavenperiode op gemotiveerd verzoek van de steunaanvrager verlengen.

    HOOFDSTUK 2. - Algemene groepsvrijstellingsverordening

    Art. 2. Alle steun die toegekend wordt met toepassing van dit besluit en de uitvoeringsbesluiten ervan, wordt verleend binnen de grenzen en de voorwaarden, vermeld in de algemene groepsvrijstellingsverordening. Als de individuele aanmeldingsdrempels, vermeld in artikel 4 van de voormelde verordening, overschreden worden, zal de voorgenomen steun voorafgaandelijk worden aangemeld bij de Europese Commissie.

    Art. 3. De steunaanvrager mag geen onderneming in moeilijkheden zijn als vermeld in artikel 2, 18, van de algemene groepsvrijstellingsverordening, en geen procedure op basis van Europees recht als vermeld in artikel 1, lid 4, van de voormelde verordening, of nationaal recht hebben lopen waarbij een toegekende steun wordt teruggevorderd.

    Er kan geen steun worden toegekend met toepassing van dit besluit voor werkzaamheden die verband houden met de uitvoer naar derde landen of voor werkzaamheden die afhangen van het gebruik van binnenlandse goederen als vermeld in artikel 1, lid 2, van de voormelde verordening.

    Er kan geen steun worden toegekend met toepassing van dit besluit voor activiteiten van ondernemingen in de sectoren, vermeld in artikel 1, lid 3, van de voormelde verordening.

    De steun kan niet worden toegekend als ze zou leiden tot een schending van het Unierecht als vermeld in artikel 1, lid 5, van de voormelde verordening.

    Het Agentschap Innoveren en Ondernemen leeft bij steuntoekenning de verplichtingen voor de publicatie en de informatie, vermeld in artikel 9 van de voormelde verordening, na.

    HOOFDSTUK 3. - Voorwaarden

    Afdeling 1. - Voorwaarden voor de steunaanvrager

    Art. 4. De steunaanvrager is een onderneming als vermeld in artikel 3, 1°, van het decreet van 16 maart 2012.

    Art. 5. Een steunaanvrager neemt een van de volgende rechtsvormen aan:

  15. een natuurlijke persoon die koopman is of een zelfstandig beroep uitoefent;

  16. een handelsvennootschap met rechtspersoonlijkheid van privaat recht;

  17. een burgerlijke vennootschap met handelsvorm van privaat recht;

  18. een buitenlandse onderneming met een statuut dat gelijkwaardig is aan het statuut, vermeld in punt 1° tot en met 3°.

    Art. 6. De steunaanvrager heeft een operationele exploitatiezetel in België.

    Art. 7. De steunaanvrager is een onafhankelijke producent als vermeld in artikel 2, 49°, van het decreet van 27 maart 2009 betreffende de radio-omroep en televisie.

    Art. 8. Een administratieve overheid als vermeld in artikel 14 van de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973, of een buitenlandse vergelijkbare administratieve overheid mag geen dominerende invloed hebben op het beleid van de steunaanvrager.

    Er is een vermoeden van dominerende invloed als vermeld in het eerste lid, als de steunaanvrager voor 50% of meer van het kapitaal of de stemrechten rechtstreeks of onrechtstreeks in handen is van de administratieve overheid, vermeld in het eerste lid.

    Het vermoeden, vermeld in het tweede lid, kan weerlegd worden als de steunaanvrager kan aantonen dat de administratieve overheid, vermeld in het eerste lid, in werkelijkheid geen dominerende invloed uitoefent op het beleid van de steunaanvrager. De minister neemt daarover een beslissing.

    Art. 9. De steunaanvrager mag geen ingebrekestellingen of juridische procedures hebben lopen die de realisatie van het project in de weg kunnen staan.

    Art. 10. De minister kan de voorwaarden, vermeld in artikel 4 tot en met 9, verduidelijken en aanvullen overeenkomstig de noodwendigheden en zonder de basisprincipes van dit besluit te wijzigen.

    Art. 11. De minister bepaalt welke communicatieverplichtingen en verplichtingen over intellectuele rechten, de steunaanvrager moet naleven.

    Afdeling 2. - Voorwaarden voor het project

    Art. 12. Het audiovisuele werk heeft een duur van minimaal...

Pour continuer la lecture

SOLLICITEZ VOTRE ESSAI

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT