Besluit van de Vlaamse Regering betreffende de tijdelijke werkervaring, de 23 décembre 2016

HOOFDSTUK 1. - Algemene bepalingen

Afdeling 1. - Definities

Artikel 1. In dit besluit wordt verstaan onder:

  1. trajectbegeleider: de persoon van de gemandateerde partnerorganisatie die is aangewezen om de werkzoekende te begeleiden tijdens het traject tijdelijke werkervaring;

  2. gemandateerde partnerorganisatie: de instelling die is aangewezen of gemachtigd om de dienstverlening, vermeld in dit besluit, uit te oefenen. Dat kan het gemandateerde OCMW zijn of een andere partnerorganisatie;

  3. OCMW: een openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn;

  4. gemandateerd OCMW: het openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn dat door de Vlaamse minister, bevoegd voor het tewerkstellingsbeleid, is gemachtigd om de dienstverlening, vermeld in dit besluit uit te oefenen;

  5. wet van 8 juli 1976: de organieke wet van 8 juli 1976 betreffende de openbare centra voor maatschappelijk welzijn;

  6. besluit van 5 juni 2009: het besluit van de Vlaamse Regering van 5 juni 2009 houdende de organisatie van de arbeidsbemiddeling en de beroepsopleiding;

  7. werkzoekende: de werkzoekende, vermeld in artikel 1, eerste lid, 7°, van het besluit van 5 juni 2009;

  8. werkplek in de sociale economie: een werkplek op het niveau van een werknemer die erkend is als behorend tot de doelgroep van de sociale economie;

  9. sociale economie: de ondernemingen die tot een van de volgende categorieën behoort:

    1. de maatwerkbedrijven, vermeld in artikel 3, 5°, van het decreet van 12 juli 2013 betreffende maatwerk bij collectieve inschakeling;

    2. de maatwerkafdelingen, vermeld in artikel 3, 4°, van het decreet van 12 juli 2013 betreffende maatwerk bij collectieve inschakeling;

    3. de lokalediensteneconomieondernemingen, vermeld in artikel 3, 5°, van het decreet van 22 november 2013 betreffende de lokale diensteneconomie;

    4. de beschutte werkplaatsen, erkend conform artikel 79 van het decreet van 23 december 2005 houdende bepalingen tot begeleiding van de begroting 2006;

    5. de sociale werkplaatsen, erkend conform het decreet van 14 juli 1998 inzake sociale werkplaatsen.

    Afdeling 2. - Toeleiding

    Art. 2. De beslissing of een werkzoekende of een leefloongerechtigde in aanmerking komt voor het traject tijdelijke werkervaring wordt genomen door:

  10. het gemandateerde OCMW, als het een werkzoekende betreft die bij de aanvang van het traject leefloongerechtigde is;

  11. de VDAB, in alle andere gevallen dan het geval, vermeld in punt 1°.

    De beslissing wordt genomen na een grondige inschatting van het arbeidsmatige profiel van de werkzoekende.

    Bij het nemen van de beslissing wordt minstens rekening gehouden met de volgende principes:

  12. de werkzoekende heeft een gebrek aan werkervaring;

  13. de werkzoekende heeft een gebrek aan generieke competenties die van elke werknemer verwacht worden, ongeacht de functie die hij uitoefent;

  14. de werkzoekende is niet in staat om onmiddellijk door te stromen naar de reguliere arbeidsmarkt;

  15. de werkzoekende beschikt over voldoende leerpotentieel om binnen maximaal vierentwintig maanden inzetbaar te zijn op de reguliere arbeidsmarkt.

    Voor de toepassing van het principe, vermeld in het derde lid, 1°, worden de werkzoekenden die recent werden tewerkgesteld met toepassing van artikel 60, § 7, of artikel 61 van de wet van 8 juli 1976 geacht tot de doelgroep van het stelsel tijdelijke werkervaring te behoren.

    Art. 3. Er wordt een afsprakenkader opgesteld tussen de VDAB en de gemandateerde OCMW's om nadere richtlijnen en structuren te bieden bij het maken van de inschatting en het nemen van de beslissing, vermeld in artikel 2, de toepassing van dit besluit en de uitwerking van de samenwerking met de VDAB.

    Dat afsprakenkader omvat ten minste:

  16. de rechten en de plichten van de VDAB, de gemandateerde partnerorganisatie en van de trajectbegeleider;

  17. aanvullende afspraken over de toeleiding tot het traject tijdelijke werkervaring;

  18. concrete afspraken rond het inzetten van de instrumenten tijdens het traject tijdelijke werkervaring;

  19. aanvullende regels over de schorsing en de stopzetting van het traject;

  20. afspraken over de samenwerking en de uitwisseling van expertise en ervaring tussen de VDAB en de gemandateerde OCMW's;

  21. afspraken over de kwaliteit en de monitoring.

    Art. 4. De leefloongerechtigde die in aanmerking komt voor een traject tijdelijke werkervaring, schrijft zich in als werkzoekende bij de VDAB vóór de start van het traject.

    Afdeling 3. - Werkervaringsovereenkomst

    Art. 5. De VDAB of de gemandateerde partnerorganisatie sluit met de werkzoekende die toegelaten is tot het traject tijdelijke werkervaring, uiterlijk op de eerste dag van het traject een werkervaringsovereenkomst.

    In afwijking van het eerste lid sluit het gemandateerde OCMW de werkervaringsovereenkomst als het een werkzoekende betreft die bij de aanvang van het traject leefloongerechtigde is.

    De werkervaringsovereenkomst geeft recht op de premies, de vergoedingen en de verzekering, vermeld in titel II, hoofdstuk I, afdeling II, van het besluit van 5 juni 2009, voor zover dat recht wordt geopend door de instrumenten die worden ingezet gedurende de werkervaringsovereenkomst.

    Art. 6. De werkervaringsovereenkomst vermeldt minstens:

  22. de identiteit van de partijen;

  23. de aanvangsdatum van het traject en de vermoedelijke duur ervan;

  24. de omschrijving en de inhoud van het traject;

  25. de rechten en de plichten van de partijen.

    De werkervaringsovereenkomst wordt door alle partijen ondertekend. Aan iedere partij wordt een exemplaar overhandigd. De gemandateerde partnerorganisatie bewaart de overeenkomst gedurende minstens tien jaar.

    Art. 7. § 1. De trajectbegeleider bepaalt de vermoedelijke duur van het traject tijdelijke werkervaring op basis van de noden en competenties van de werkzoekende, met een maximum van vierentwintig maanden. De trajectbegeleider waakt er over dat het traject niet langer duurt dan noodzakelijk is om de doelstelling te bereiken.

    De werkervaringsovereenkomst kan verlengd worden als dat noodzakelijk is om de doelstelling van het traject tijdelijke werkervaring te bereiken, maar de gecumuleerde duur mag niet meer bedragen dan vierentwintig maanden.

    § 2. In afwijking van paragraaf 1 bedraagt de duur van de werkervaringsovereenkomst minstens de tijd die noodzakelijk is om volledige sociale uitkeringen te verkrijgen, als een werkervaringsovereenkomst een instrument als vermeld in artikel 60, § 7, van de wet van 8 juli 1976, bevat.

    § 3. In geval van ziekte, moederschapsverlof, ongeval of overmacht wordt de uitvoering van de overeenkomst geschorst. De werkzoekende is er in geval van ziekte of ongeval toe gehouden zijn ongeschiktheid te rechtvaardigen met een geneeskundig getuigschrift.

    De VDAB of de gemandateerde partnerorganisatie kan de werkervaringsovereenkomst ook schorsen als de werkzoekende niet aan zijn verplichtingen voldoet.

    Art. 8. § 1. De VDAB of de gemandateerde partnerorganisatie kan de werkervaringsovereenkomst onmiddellijk beëindigen:

  26. als de werkzoekende ernstig tekortschiet in zijn verplichtingen of in de uitvoering van de acties die met hem in het kader van zijn traject tijdelijke werkervaring zijn overeengekomen;

  27. als de schorsing, vermeld in artikel 7, § 3, een dusdanige duur heeft bereikt dat de re-integratie van de werkzoekende in het traject tijdelijke werkervaring niet zonder moeilijkheden kan verlopen;

  28. als de VDAB of de gemandateerde partnerorganisatie van oordeel is dat de uitvoering van de overeenkomst kennelijk onmogelijk is geworden;

  29. als de werkzoekende aan het werk is, zonder dat het hier een tewerkstelling als vermeld in artikel 60, § 7, van de wet van 8 juli 1976 betreft.

    Voor de toepassing van het eerste lid, 2°, beoordeelt de gemandateerde partnerorganisatie wanneer een dusdanige duur is bereikt, echter:

  30. een dergelijke duur wordt geacht bereikt te zijn vanaf een schorsingsperiode van ten minste zes maanden;

  31. een dergelijke duur kan nooit bereikt zijn als het een schorsingsperiode betreft van minder dan een maand.

    § 2. In afwijking van paragraaf 1 wordt de werkervaringsovereenkomst die een instrument als vermeld in artikel 60, § 7, van de wet van 8 juli 1976, omvat, pas effectief beëindigd zodra dat mogelijk is volgens het geldende arbeidsrecht.

    § 3. Elke stopzetting van de werkervaringsovereenkomst wordt geregistreerd in het systeem van de VDAB. De VDAB kan aanvullende richtlijnen opstellen met betrekking tot die registratie.

    Art. 9. § 1. De verplicht ingeschreven werkzoekende die werkloosheids- of inschakelingsuitkeringen geniet en die een werkervaringsovereenkomst heeft gesloten, wordt automatisch vrijgesteld van beschikbaarheid voor de arbeidsmarkt met toepassing van artikel 5, § 1, 7°, b), van het decreet van 7 mei 2004 tot oprichting van het publiekrechtelijk vormgegeven extern verzelfstandigd agentschap "Vlaamse Dienst voor Arbeidsbemiddeling en Beroepsopleiding" voor de duur van de werkervaringsovereenkomst, met een maximum van twaalf maanden.

    Als de werkervaringsovereenkomst, vermeld in het eerste lid, langer duurt dan twaalf maanden, wordt de vrijstelling automatisch verlengd tot...

Pour continuer la lecture

SOLLICITEZ VOTRE ESSAI

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT