Besluit van de regering van de Franse Gemeenschap houdende diverse uitvoeringsmaatregelen met betrekking tot de begroting, de boekhouding, de controles en de audits van de openbare bestuursinstellingen van type 1 en type 2, de 21 avril 2022

HOOFDSTUK 1. - Algemene bepalingen

Artikel 1. Voor de toepassing van dit besluit wordt verstaan onder:

  1. "kaderdecreet": decreet van 4 februari 2021 houdende organisatie van de begroting, de boekhouding en de verslaggeving van de openbare bestuursinstellingen;

  2. " Doorzichtigheidsdecreet- ": het decreet van 9 januari 2003 betreffende de doorzichtigheid, de autonomie en de controle in verband met de overheidsinstellingen, de maatschappijen voor schoolgebouwen en de maatschappijen voor vermogensbeheer die onder de Franse Gemeenschap ressorteren;

  3. "instellingen": de openbare bestuursinstellingen genoemd in artikel 3, § 1, eerste lid, 1° en 2°, van het kaderdecreet;

  4. "ordonnateur": de overheid die binnen een instelling bevoegd is om

    1. ontvangsten ten bate van de instelling vast te stellen en de inning ervan te gelasten;

    2. de verplichtingen van de instelling aan te gaan;

    3. de uitgaven ten laste van de instelling te vereffenen en de betaling ervan te gelasten;

  5. "ontvanger": de persoon die gemachtigd is de ontvangsten van een instelling te innen;

  6. "thesaurier": de persoon die gemachtigd is om:

    1. betalingen ten bate van de instelling te innen;

    2. betalingen aan de instelling te verrichten;

    3. het uitvoeren van niet-budgettaire financiële verrichtingen;

  7. "gemeenschappelijke auditdienst": de gemeenschappelijke auditdienst van de Federatie Wallonië-Brussel en Wallonië opgericht bij het samenwerkingsakkoord gesloten op 21 juli 2016 tot oprichting van een gemeenschappelijke auditdienst, genaamd "Service commun d'audit de la Fédération Wallonie-Bruxelles et de la Wallonie";

  8. "controleactoren": de volgende instellingen of personen die controle- of auditwerkzaamheden verrichten voor de instellingen:

    1. de commissarissen voor de rekeningen bedoeld in artikel 45 van het Doorzichtigheidsdecreet;

    2. de regeringscommissarissen bedoeld in artikel 30 van het Doorzichtigheidsdecreet;

    3. de regeringscommissarissen, bedoeld in de decretale bepalingen die specifiek zijn voor de instellingen;

    4. inspecteurs van financiën met betrekking tot de toepassing van artikel 51 van het kaderdecreet;

    5. de Gemeenschappelijke Auditdienst;

    6. de interne controleactoren als bedoeld in artikel 50 van het kaderdecreet;

    7. de interne auditeenheden bedoeld in artikel 24 van het Doorzichtigheidsdecreet;

  9. "risicoanalyse": de analyse van interne en externe factoren die de kwaliteit van de producten en diensten aantasten of bedreigen en die als gevolg daarvan de verwezenlijking van de doelstellingen van de instelling kunnen belemmeren of een invloed kunnen hebben op de algemene strategie van de instelling;

  10. "risicobeheer": het proces waarbij risico's worden geanalyseerd en maatregelen worden genomen om risico's tot een aanvaardbaar niveau terug te brengen en het vereiste risiconiveau te handhaven.

    Art. 2. Dit besluit is van toepassing op de openbare bestuursinstellingen van type 1 en type 2 in de zin van het kaderdecreet.

    HOOFDSTUK 2. - Opmaken van de begroting

    Art. 3. Overeenkomstig artikel 4 van het kaderdecreet stelt elke instelling een jaarlijkse begroting op overeenkomstig de richtlijnen van de minister van Begroting. Het begrotingsjaar begint op 1 januari en eindigt op 31 december daaropvolgend.

    Art. 4. Overeenkomstig artikel 4, lid 1, van het kaderdecreet dekken de totale ontvangsten van de instelling het geheel van haar uitgaven.

    Art. 5. De ontvangstenbegroting omvat ten minste:

  11. de toewijzingen opgenomen in de begroting van de Franse Gemeenschap;

  12. de raming van de rechten die tijdens het begrotingsjaar ten gunste van de instelling moeten worden vastgesteld;

  13. de geraamde contante ontvangsten, in voorkomend geval.

    Art. 6. § 1. De uitgavenbegroting omvat:

  14. een programma waarin de kredieten zijn samengebracht ter dekking van de algemene werkingskosten van de instelling;

  15. één of meer operationele programma's waarin de kredieten zijn samengebracht die bestemd zijn voor de financiering van een activiteit of een samenhangend geheel van specifieke activiteiten die worden overwogen met het oog op de uitvoering van de aan de instelling toevertrouwde opdrachten.

    In voorkomend geval kunnen de instellingen verscheidene programma's in een organisatie-afdeling samenbrengen indien de veelheid van opdrachten van de instelling dit vereist. Voor deze mogelijkheid is de toestemming vereist van de minister die bevoegd is voor de werking of de controle, naargelang het geval, en van de minister van Begroting.

    § 2. De kredieten voor de programma's zijn verdeeld in basisartikelen.

    Elk basisartikel is samengesteld uit vastleggingskredieten en vereffeningskredieten.

    HOOFDSTUK 3. - Uitvoering van de begroting

    Afdeling 1. - Begrotingsboekhouding

    Art. 7. Overeenkomstig artikel 13 van het kaderdecreet voert elke instelling een begrotingsboekhouding waarmee de door het Parlement of de regering verleende begrotingsmachtigingen en de uitvoering van de begroting permanent kunnen worden gecontroleerd. Het wordt opgenomen in de algemene boekhouding van de instelling.

    Art. 8. Elke ontvangst of uitgave wordt aangerekend, na tussenkomst van een ordonnateur, op de begroting van het jaar waarin de schuldvordering of schuld is ontstaan.

    Art. 9. Elke aanrekening op de begroting berust op een bewijsstuk.

    Bewijsstukken zijn originele documenten; kopieën zijn alleen toegestaan in naar behoren met redenen omklede toestanden.

    Elk bewijsstuk wordt geïdentificeerd door middel van een vermelding met de volgende verplichte informatie:

  16. de budgettaire kenmerken van de betrokken uitgaven of ontvangsten;

  17. het visum voor vastleggingen, wanneer het document een uitgave rechtvaardigt;

  18. alle andere gegevens aan de hand waarvan een audittraject kan worden vastgesteld vanaf de vaststelling van het recht tot de betaling of de invordering ervan.

    Afdeling 2. - Controle van de vastleggingen

    Art. 10. Elke aanrekening op vastleggingskredieten van een uitgave krijgt een sequentieel referentienummer met een datum.

    De aanrekeningsdatum wordt bepaald door de datum van het vastleggingsnummer.

    Het boekhoudsysteem registreert de toegekende vastleggingsnummers voortdurend gedurende het hele jaar.

    Art. 11. Aan elke afzonderlijke uitgave wordt een vastleggingsnummer toegekend.

    Bij wijze van afwijking kan het verschillende uitgaven dekken wanneer ofwel:

  19. hun aard het rechtvaardigt;

  20. hun aard identiek is en hun begunstigden in hetzelfde document zijn vermeld;

  21. de identiteit van de begunstigden of het individuele bedrag van elke uitgave kan niet nauwkeurig worden bepaald.

    Art. 12. De voor de vastlegging vereiste gegevens omvatten ten minste:

  22. het doel van de te verrichten uitgave;

  23. de datum van het bewijsstuk en de datum van goedkeuring ervan door de ordonnateur;

  24. informatie aan de hand waarvan de schuldeiser kan worden geïdentificeerd;

  25. het vermoedelijke bedrag van de uitgave;

  26. het jaar, het programma en het basisartikel van de uitgavenbegroting waarop de uitgave moet worden aangerekend.

    Afdeling 3. - Op de vereffening van uitgaven

    Art. 13. Bij de vereffening vergewist de ordonnateur zich met name van:

  27. de voorafgaande vastlegging van de uitgave;

  28. het feit dat de juridische verbintenis in overeenstemming is met de budgettaire vastlegging;

  29. het feit dat de vastgestelde rechten correct betrekking hebben op het betrokken begrotingsjaar;

  30. de beschikbaarheid van vereffeningskredieten;

  31. de regelmatigheid van de bewijsstukken;

  32. de juistheid van de voor de betaling vereiste gegevens;

  33. het feit dat er geen juridische of administratieve belemmeringen zijn voor de betaling van de uitgave.

    Opdat de in lid 1, 3° bedoelde voorwaarde vervuld zou zijn, moet het bewijsstuk uiterlijk op 31 december gedateerd zijn en door de ordonnateur goedgekeurd zijn vóór 1 februari van het volgende jaar.

    Art. 14. In voorkomend geval geeft de ordonnateur opdracht tot verhoging of verlaging van de vastlegging, of tot het aangaan van een regulerende vastlegging.

    Indien een regulerende vastlegging als bedoeld in artikel 16, § 2, eerste lid, van het kaderdecreet noodzakelijk is, wint de ordonnateur eerst het advies in van de Inspectie van Financiën in het geval van instellingen van type 1 en van de regeringscommissaris in het geval van instellingen van type 2.

    Indien het vastleggingskrediet ontoereikend is, wijst hij de kredieten binnen het betrokken programma opnieuw toe.

    Indien de kredieten van het programma ontoereikend zijn, verzoekt hij om een herverdeling over de programma's.

    Bij de rekening over de uitvoering van de begroting, bedoeld in artikel 40 van het kaderdecreet, wordt een verslag gevoegd over de regulerende vastleggingen.

    Art. 15. De betaalbaarstelling wordt gedateerd en in de boekhouding in verband gebracht met de goedkeuring van de vastlegging, waarvan de verplichtingen worden aangezuiverd.

    Art. 16. De personeelsuitgaven waarvoor de eerste twee posten van het basisartikel de code 11 dragen, kunnen tegelijkertijd worden vastgelegd en vereffend.

    Afdeling 4. - Herverdeling van de kredieten tijdens het begrotingsjaar

    Art. 17. § 1. Elke herverdeling van kredieten over programma's in de loop van het begrotingsjaar moet worden goedgekeurd:

  34. door de ambtsvoerende minister en de minister van begroting, voor de instellingen van type 1;

  35. door de...

Pour continuer la lecture

SOLLICITEZ VOTRE ESSAI

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT