Besluit van de Regering van de Franse Gemeenschap betreffende de algemene voorwaarden voor de erkenning en de subsidiëring van de diensten bedoeld in artikel 139 van het decreet van 18 januari 2018 houdende het wetboek van preventie, hulpverlening aan de jeugd en jeugdbescherming, de 5 décembre 2018

HOOFDSTUK 1. - Algemene bepalingen

Artikel 1. Dit besluit beoogt de bepaling van de algemene voorwaarden voor de erkenning en de subsidiëring van de diensten bedoeld in artikel 139 van het decreet van 18 januari 2018 houdende het wetboek van preventie, hulpverlening aan de jeugd en jeugdbescherming.

Art. 2. Voor de toepassing van dit besluit, wordt verstaan onder:

  1. decreet: het decreet van 18 januari 2018 houdende het wetboek van preventie, hulpverlening aan de jeugd en jeugdbescherming;

  2. wet van 27 juni 1921: wet van 27 juni 1921 betreffende de verenigingen zonder winstoogmerk, de stichtingen en de Europese politieke partijen en stichtingen;

  3. dienst: de dienst in de zin van artikel 139 van het decreet;

  4. specifiek besluit: het besluit dat de bijzondere voorwaarden voor de erkenning en de subsidiëring van een type dienst vastlegt;

  5. de opdrachtgever: de overheid die een mandaat toevertrouwt aan een dienst krachtens het betrokken specifiek besluit;

  6. supervisie: de tussenkomst van een externe opleider om alle personeelsleden van de dienst collectief te begeleiden bij de denkoefening over, de concrete tenuitvoerlegging en de evaluatie van zijn opvoedings project;

  7. opvang: de hulp of de bescherming die aan een kind of een jongere wordt verleend in het kader van een mandaat;

  8. opvanggraad: het effectieve aantal opvangdagen gedeeld door het maximumaantal opvangdagen krachtens de erkenning, uitgedrukt in percentage;

  9. erkend personeelskader: het personeelskader zoals vastgelegd in het erkenningsbesluit, op basis van het specifiek besluit en dat in aanmerking wordt genomen voor de provisionele subsidie voor personeelskosten;

  10. administratie: de bevoegde administratie in de zin van artikel 2, 3°, van het decreet;

  11. erkenningscommissie: de erkenningscommissie bedoeld in artikel 146 van het decreet.

    Art. 3. Behoudens andersluidende verduidelijking in dit besluit verloopt de communicatie tussen de diensten en de administratie elektronisch.

    HOOFDSTUK 2. - Erkenningsvoorwaarden

    Afdeling 1. - Algemene bepalingen

    Art. 4. § 1. Elke inrichtende macht die de erkenning van een dienst wenst te bekomen, moet voldoen aan de volgende voorwaarden:

  12. een publiekrechtelijke rechtspersoon zijn of opgericht zijn als vereniging zonder winstoogmerk of als instelling van openbaar nut overeenkomstig de wet van 27 juni 1921, met als doel de opdracht te vervullen zoals bepaald in het betrokken specifiek besluit;

  13. kinderen en jongeren in gezonde plaatsen opvangen overeenkomstig bijlage 1 en de voorschriften inzake veiligheid die gelden op het grondgebied van de gemeente waar de activiteiten worden uitgeoefend en die aangepast zijn aan de educatieve doelstellingen; de inrichting van deze lokalen en de omgeving moet de ontplooiing van de kinderen en jongeren en hun integratie in de maatschappij bevorderen en het recht op privacy waarborgen;

  14. alle wettelijke en regelgevende voorschriften die van toepassing zijn, naleven, met name inzake huisvestings- en bezettingsnormen, algemene en specifieke arbeidsreglementen van de betrokken paritaire commissie en gezondheidsnormen;

  15. verzekeringspolissen afsluiten voor de risico's in verband met:

    1. zijn burgerlijke aansprakelijkheid, die van zijn personeel, van de personen die zich in de activiteits- en verblijfslokalen bevinden en van zijn goederen;

    2. de burgerlijke aansprakelijkheid van de kinderen en jongeren;

    3. de lichamelijke schade aan kinderen en jongeren;

  16. over voldoende financiële middelen beschikken om alle schulden op ten hoogste één jaar te kunnen betalen;

  17. beschikken over gekwalificeerd en opgeleid personeel om zijn opdracht uit te voeren;

  18. beschikken over een huishoudelijk reglement dat de rechten en plichten verduidelijkt van de dienst, het kind of de jongere, zijn familie en zijn vertrouwenspersonen betreffende de nadere regels van het onthaal, de begeleiding en de opvang;

  19. een naam voor de dienst kiezen die geen homoniem is van een andere, reeds erkende, dienst.

    § 2. Een inrichtende macht kan erkend worden voor de organisatie van meerdere diensten.

    Art. 5. De erkenning van een inrichtende macht voor de organisatie van een dienst wordt toegekend op basis van een opvoedingsproject.

    Het opvoedingsproject definieert minstens:

  20. de probleemstelling die de inrichtende macht wil aanpakken en de behoefteanalyse van de afdeling of het arrondissement waarop deze steunt;

  21. de opdracht van de dienst en het specifieke besluit waarin deze kadert, de leeftijd van de doelgroep kinderen of jongeren en, voor de opdrachtdiensten, het aantal personen dat de dienst simultaan kan opvangen;

  22. de doelstellingen van de dienst en de middelen, inclusief de personele middelen, die worden ingezet om de doelstellingen te bereiken;

  23. de werkmethode van de dienst, met de theoretische referenten waarop die steunt;

  24. de nadere regels van het onthaal, de begeleiding en de opvang, inclusief de normale werkuren, de eventuele straffen voor kinderen of jongeren, de nadere regels voor de deelname en het luisteren naar kinderen of jongeren, hun familie en vertrouwelingen en de nadere regels voor het behoud van de persoonlijke betrekkingen en het rechtstreeks contact tussen het kind of de jongere en zijn ouders;

  25. de nadere regels voor de activiteiten van de dienst die een interdisciplinaire werking mogelijk maken;

  26. de nadere regels volgens welke de dienst de supervisie en de voortgezette opleiding van het personeel verzekert, in overleg met het personeel;

  27. de nadere regels volgens welke de dienst de evaluatie van de uitvoering van zijn opvoedingsproject verzekert;

    Art. 6. De dienst onderwerpt zich volledig aan de controle door de diensten van de administratie, houdt alle documenten bij die nodig zijn voor de controle van de uitvoering van zijn opdrachten en van de naleving van dit besluit en van het (de) specifieke besluit(en) die de dienst regelen en willigt elk verzoek voor informatie van de administratie in, inzonderheid in het kader van de opgelegde softwaretoepassingen.

    De administratie verzekert dat er in de persoonlijke dossiers die de dienst haar overmaakt pseudoniemen worden gebruikt. Ze zorgt ervoor dat de inhoud enkel aan de identificatiegegevens van het kind of de jongere kan worden gekoppeld door de personeelsleden die de identificatie nodig hebben om hun opdracht te vervullen.

    Afdeling 2. - Voorwaarden voor de uitvoering van het opvoedingsproject

    Art. 7. De dienst moet voortdurend streven naar het bereiken van alle doelstellingen van zijn opvoedingsproject. Hij moet op elk moment kunnen aantonen dat de voorwaarden hiervoor verenigd zijn en dat alle middelen die hij inzet, bijdragen tot de verwezenlijking van voormelde doelstellingen.

    Art. 8. De dienst moet instemmen met de uitvoering van een mandaat.

    De dienst kan een mandaat echter enkel weigeren bij plaatsgebrek of om redenen in verband met het opvoedingsproject.

    Art. 9. De opdrachtdienst moet voor elk opgevangen kind of jongere een opvoedingsproject op maat samenstellen in overleg met het kind of de jongere en de personen die het ouderlijk gezag over het kind of de jongere uitoefenen.

    Het opvoedingsproject op maat kadert in het project voor het kind bedoeld in de artikelen 24 en 41 van het decreet.

    Art. 10. § 1. De opdrachtdienst staat in voor het aantal opvangplaatsen waarvoor hij erkend is.

    § 2. Indien de opvanggraad van de dienst lager is dan 90 % per jaar, licht de directie de administratie hierover in en licht de redenen van dat verschil toe.

    Op basis van de in het eerste lid vermelde informatie spreekt de administratie een actieplan af met de dienst om het vastgestelde verschil op te lossen en licht de minister hierover in.

    Indien de opvanggraad van de dienst lager is dan 90 % gedurende 3 opeenvolgende jaren kan de minister, nadat hij de inrichtende macht en de directie gehoord heeft, het aantal opvangplaatsen waarvoor de dienst erkend is wijzigen en worden de subsidies aangepast aan het nieuwe aantal opvangplaatsen.

    § 3. De opvanggraad van de dienst mag hoger zijn dan 100 % per jaar op voorwaarde dat de kwaliteit van het opvoedingsproject intact blijft.

    Art. 11. De directie licht de administratie in over het ontstaan van ernstige feiten die de preventie, de hulp of de bescherming van kinderen of jongeren of de uitvoering van het educatief project in gevaar kunnen brengen, ongeacht of die feiten verband houden met het gedrag van kinderen of jongeren, met het gedrag van het personeel of met elke andere gebeurtenis en dit binnen de vierentwintig uur na kennisname van deze feiten.

    De directie licht de opdrachtgever in over het ontstaan van elk ernstig feit betreffende het kind of de jongere die het onderwerp is van het mandaat en dit binnen de vierentwintig uur na kennisname van het feit.

    Art. 12. Elke nieuwe dienst verzekert de supervisie van zijn personeel gedurende het eerste jaar van zijn erkenning.

    Art. 13. Een document dat de activiteiten en de methodologie van de dienst samenvat, wordt ter beschikking gesteld van elke persoon die dat vraagt.

    De dienst stuurt dit document automatisch naar alle overheden die een beroep zouden kunnen doen op de dienst of die kinderen of jongeren naar de dienst zouden kunnen verwijzen, alsook naar de begunstigden en naar elke persoon die met de dienst moet samenwerken.

    Art. 14. Alle personeelsleden van de dienst krijgen een exemplaar van het educatief project en van de deontologische code.

    Art. 15. § 1. De educatieve raad van de dienst, samengesteld uit de directie en personeelsleden, vergadert minstens éénmaal per jaar en evalueert:

  28. de uitvoering van het educatief project en inzonderheid, de opvanggraad, de nadere regels voor deelname en het luisteren naar kinderen of jongeren, hun familie en hun vertrouwenspersonen en de nadere regels voor het behoud van de persoonlijke betrekkingen en het rechtstreeks contact tussen het kind of de jongere en zijn ouders;

  29. de toepassing van de deontologische code;

  30. het supervisie- en opleidingsplan.

    De educatieve raad voert minstens om de twee jaar de in...

Pour continuer la lecture

SOLLICITEZ VOTRE ESSAI

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT