Besluit van de Regering van de Franse Gemeenschap tot uitvoering van het Wetboek van de communautaire rechtspraak (`Code de la justice communautaire'), de 21 décembre 2023

BOEK 1. - ALGEMENE DEFINITIES Artikel I.1. - Voor de toepassing van dit besluit verstaat men onder:

  1. CAPREV: `Centre d'Aide et de Prise en charge des Personnes directement concernées par les Radicalismes et Extrémismes Violents' (hulp- en ondersteuningscentrum voor mensen die rechtstreeks worden getroffen door radicalisme en gewelddadig extremisme);

  2. Wetboek: het Wetboek van de communautaire rechtspraak dat werd ingevoerd bij het decreet van 5 oktober 2023;

  3. Commissie voor juridische bijstand: de commissie voor juridische bijstand die wordt bedoeld in artikel 508/2 van het Gerechtelijk Wetboek;

  4. Driehoeksgesprek: gesprek tussen een rechtzoekende en beroepsbeoefenaars met het oog op het vastleggen van de praktische modaliteiten voor samenwerking en de uitwisseling van relevante informatie in het kader van een gezamenlijke interventie;

  5. Werkdag: een dag die geen zaterdag, zondag of wettelijke feestdag is;

  6. Minister: de minister die bevoegd is voor de Justitiehuizen, de uitvoering en de opvolging van het elektronisch toezicht, de hulp aan en ondersteuning van mensen die rechtstreeks worden getroffen door radicalisme en gewelddadig extremisme, en de erkenning en subsidiëring van partners die hulp verlenen aan rechtzoekenden;

  7. Dagbesteding: periode waarin de dader bedoeld in artikel I.1, 3° van het Wetboek werkt of een opleiding volgt;

  8. Subsidiëringsperiode: periode bedoeld in artikel VII.42, § 3 van het Wetboek waarvoor een partner binnen een driejarige subsidiëringsperiode wordt gesubsidieerd, en waarvan de looptijd varieert tussen één en twee jaar;

  9. Diensten van de Regering: diensten bedoeld in artikelen IV.2, V.2 en VI.1 van het Wetboek.

    Art. I.2. Het gebruik van mannelijke zelfstandige naamwoorden voor de verschillende titels en functies in dit decreet is gemeenslachtig om de leesbaarheid van de tekst te garanderen, niettegenstaande de bepalingen van het decreet van 14 oktober 2021 betreffende de versteviging van de vervrouwelijking van de namen van beroepen, ambten, graden of titels en betreffende goede niet-discriminerende praktijken in officiële of formele mededelingen.

    BOEK II. - ALGEMENE BEPALINGEN

    TITEL 1. - DEONTOLOGIE EN DEELNAME AAN CASUSOVERLEG

    HOOFDSTUK 1. - Algemene deontologische bepalingen

    Afdeling 1. - Gemeenschappelijke bepalingen voor alle diensten van de Regering Artikel II.1. - De personeelsleden van de diensten van de Regering leven de deontologische regels na die van toepassing zijn op de uitoefening van de in artikel III.2. § 1, 1° tot 3° van het Wetboek bedoelde opdrachten, onverminderd de toepassing van de deontologische rechten en verplichtingen die worden bepaald in het besluit van de Regering van de Franse Gemeenschap van 18 april 2003 houdende de Gedragscode voor de personeelsleden van de Diensten van de Regering van de Franse Gemeenschap en van sommige instellingen van openbaar nut.

    Art. II.2. In het kader van de in artikel III.2 § 1, 1° tot 3° van het Wetboek bedoelde opdrachten doen de personeelsleden van de diensten van de Regering het volgende:

  10. samenwerken met elke beroepsbeoefenaar of dienst die wordt opgeroepen om tussenbeide te komen in dezelfde situatie, waarbij de uitwisseling in dit kader beperkt blijft tot feitelijke elementen en essentiële informatie;

  11. de rechtzoekende op de hoogte brengen van de context en de inhoud van de uitwisseling die is bedoeld in 1° ;

  12. het kader van hun tussenkomst verduidelijken en uitleggen aan de rechtzoekende, wat met name inhoudt dat ze de rechtzoekende erop wijzen dat ze over informatie kunnen beschikken die hen niet kan worden meegedeeld wegens de vertrouwelijkheid ervan.

    Afdeling 2. - Specifieke bepalingen voor de Justitiehuizen en de Directie voor elektronisch toezicht

    Art. II.3. In het kader van de uitvoering van de opdrachten bedoeld in artikel III.2, § 1, 1° van het Wetboek, doen de personeelsleden van de Justitiehuizen en van de Directie voor elektronisch toezicht het volgende:

  13. de opdrachtgevende overheid de nodige informatie bezorgen om de situatie van de rechtzoekende te beoordelen en, in voorkomend geval, een beslissing te nemen;

  14. de rechtzoekende informeren:

    1. over zijn specifieke rol als gemandateerde tussenkomende partij en over de inhoud van het mandaat;

    2. over de verplichtingen die daaruit voortvloeien, met inbegrip van de verplichting om alle relevante informatie aan de opdrachtgevende overheid mee te delen en, indien de wetgeving daarin voorziet, de verplichting om een schriftelijk verslag op te stellen;

    3. over de inhoud van de informatie in het in b) bedoelde verslag;

    4. op strafrechtelijk gebied, over de opgelegde voorwaarden, de uitgevoerde controleprocedures en de mogelijke gevolgen van niet-naleving van de voorwaarden.

    Art. II.4. § 1. De directeur en de directiepersoneelsleden van het Justitiehuis en van de Directie voor elektronisch toezicht zijn verantwoordelijk voor het leidinggeven aan de personeelsleden en het controleren van de kwaliteit van hun werk. Daartoe hebben ze toegang tot de informatie betreffende de rechtzoekenden op wie de opdrachten bedoeld in artikel III.2, § 1, 1° en 2° van het Wetboek betrekking hebben.

    § 2. De personeelsleden van de Justitiehuizen en van de Directie voor elektronisch toezicht wisselen onderling informatie uit over hun interventies bij rechtzoekenden, waarbij ze informatie verstrekken die nuttig is om het mandaat zo goed mogelijk uit te voeren.

    Afdeling 3. - Specifieke bepalingen voor het CAPREV

    Art. II.5. Personeelsleden van het CAPREV kunnen tussenbeide komen in het kader van een mandaat dat aan een Justitiehuis of de Directie voor elektronisch toezicht is toevertrouwd, wanneer dit mandaat een specifieke voorwaarde behelst, die erin bestaat een dader persoonlijk te ondersteunen om zich los te maken van gewelddadig extremisme. Hiertoe wisselen ze informatie uit die nuttig is om het mandaat zo goed mogelijk uit te voeren.

    Art. II.6. In het kader van de uitvoering van de opdrachten bedoeld in artikel III.2, § 1, 3° van het Wetboek, kunnen de personeelsleden van het CAPREV, met betrekking tot het relevante en geselecteerde netwerk bedoeld in artikel I.1, 20° van het Wetboek en de diensten van derden, wanneer de specifieke aard van de situatie dit rechtvaardigt, informatie uitwisselen met inachtneming van de cumulatieve regels van het gedeelde beroepsgeheim op basis waarvan de uitwisseling:

  15. gebeurt met beroepsbeoefenaars die zelf tot geheimhouding zijn verplicht, en die functies uitoefenen met identieke doelstellingen;

  16. wordt uitgevoerd nadat de betrokkene op de hoogte is gebracht en zijn instemming heeft gegeven met betrekking tot de inhoud ervan en de identiteit van de gesprekspartner met wie de uitwisseling zal plaatsvinden;

  17. beperkt is tot wat strikt noodzakelijk, relevant en nuttig is, in het uitsluitende belang van de betrokkene.

    Art. II.7. § 1. De personeelsleden van het CAPREV hanteren een multidisciplinaire aanpak. In dit opzicht passen ze de deontologische normen toe die specifiek zijn voor een beroep, wanneer ze samenwerken met de personeelsleden die dat beroep uitoefenen.

    § 2. De directeur van het CAPREV is verantwoordelijk voor het leidinggeven aan de personeelsleden en het controleren van de kwaliteit van hun werk. Daartoe heeft hij toegang tot de informatie betreffende de personen op wie de opdracht bedoeld in artikel III.2, § 1, 3° van het Wetboek betrekking heeft.

    Afdeling 4. - Deontologische regels voor partners

    Art. II.8. De partners zien erop toe dat de bepalingen van het Wetboek en dit besluit worden nageleefd door:

  18. hun personeelsleden;

  19. de vrijwilligers die bij hen werken;

  20. de leden van de administratieve instanties of bestuursorganen.

    Art. II.9. In het kader van de uitvoering van hun opdrachten zien de partners erop toe dat de in artikel II.8, 1° tot 3° bedoelde personen, onverminderd de specifieke deontologische regels voor bepaalde beroepen, de volgende deontologische regels naleven:

  21. de rechtzoekenden informeren over de opdrachten die ze uitvoeren, en hen uitleggen wat hun werkkader is en aan welke deontologische regels ze zijn gebonden;

  22. een geheimhoudingsplicht in acht nemen, ongeacht of de personeelsleden zich aan het beroepsgeheim moeten houden, ook ingeval de functie wordt neergelegd;

  23. de specifieke deontologische normen voor een beroep toepassen, wanneer ze dezelfde opdracht uitvoeren of samenwerken met personeelsleden die dat beroep uitoefenen;

  24. voorrang geven aan het belang van het kind, wanneer een kind door de situatie in kwestie wordt getroffen;

  25. zich onthouden van elke houding die de geloofwaardigheid van hun functie in de ogen van de rechtzoekenden kan aantasten;

  26. de rechtzoekenden met hoffelijkheid, respect, begrip en zonder discriminatie behandelen, overeenkomstig de democratische beginselen van met name het Verdrag tot bescherming van de rechten van de Mens en de fundamentele vrijheden, het Verdrag inzake de rechten van het kind en het decreet van 12 december 2008 betreffende de bestrijding van sommige vormen van discriminatie;

  27. de rechtzoekenden die zich tot hen richten, een antwoord bezorgen in een toegankelijke en aangepaste taal;

  28. hun beroepspraktijken aanpassen aan veranderingen in de kennis en de concepten, door de informatie waarover ze beschikken bij te werken;

  29. de continuïteit in de uitvoering van de opdrachten verzekeren en, in overleg met hun hiërarchische meerdere, de nodige maatregelen nemen om deze continuïteit te vrijwaren;

  30. de eventuele moeilijkheden bespreken met hun hiërarchische meerdere;

  31. zich ervan onthouden:

    1. een dossier te behandelen waarbij ze direct of indirect een functioneel of persoonlijk belang hebben;

    2. tussenbeide te komen in de situatie van een rechtzoekende die ze persoonlijk kennen;

    3. van hun functie misbruik te maken om rechtstreeks of via een tussenpersoon, zelfs buiten hun functies maar uit hoofde ervan, schenkingen, giften of voordelen van welke aard ook te vragen of te ontvangen;

    4. tussenbeide te komen in de situatie van een rechtzoekende die ze in...

Pour continuer la lecture

SOLLICITEZ VOTRE ESSAI

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT