Besluit van het Verenigd College van de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie tot vaststelling van de erkenningsnormen waaraan de voorzieningen voor ouderen moeten voldoen, en van de bijzondere normen die gelden voor de groeperingen en fusies van voorzieningen, de 18 janvier 2024

TITEL 1. - ALGEMENE BEPALINGEN

Artikel 1. Voor de toepassing van dit besluit moet worden verstaan onder:

  1. Ordonnantie: de ordonnantie van 24 april 2008 betreffende de voorzieningen voor ouderen;

  2. Oudere: de oudere in de zin van artikel 2, 1°, van de ordonnantie, of zijn vertegenwoordiger, in voorkomend geval;

    1. Bewoner: de oudere die in een voorziening zoals bedoeld in artikel 2, 4°, a), b), c) of f), van de ordonnantie verblijft;

  3. Ministers: de leden van het Verenigd College, bevoegd voor het beleid inzake gezondheid en bijstand aan personen;

  4. Iriscare: de bicommunautaire Dienst voor Gezondheid, Bijstand aan Personen en Gezinsbijslag, bedoeld in artikel 2, § 1, van de ordonnantie van 23 maart 2017 houdende de oprichting van de bicommunautaire Dienst voor Gezondheid, Bijstand aan Personen en Gezinsbijslag;

  5. Beheerraad: de beheerraad voor Gezondheid en Bijstand aan Personen van Iriscare, in de zin van artikel 21 van de ordonnantie van 23 maart 2017 houdende de oprichting van de bicommunautaire Dienst voor Gezondheid, Bijstand aan Personen en Gezinsbijslag;

  6. Dienst Controle en Begeleiding: de dienst van Iriscare die belast is met de controle en de begeleiding van de voorzieningen voor ouderen;

  7. Voorziening: onder voorbehoud van de artikelen 38, 51, § 2, 68, § 2, 103, § 2, 129, § 2, 228, § 2, 238, § 2 en 281, § 2, elke ouderenvoorziening bedoeld in artikel 2, 4°, van de ordonnantie, met uitzondering van de centra voor dagverzorging;

  8. Gewone serviceresidenties: voorzieningen bedoeld in artikel 2, 4°, b), alfa, van de ordonnantie;

  9. Serviceresidenties in mede-eigendom: voorzieningen bedoeld in artikel 2, 4°, b), beta, van de ordonnantie;

  10. Rust- en verzorgingstehuis: geheel van plaatsen die in een rusthuis zijn voorbehouden voor de begeleiding van ouderen die sterk afhankelijk zijn en zorg nodig hebben;

  11. Vertegenwoordiger: de vertegenwoordiger in de zin van artikel 2, 9°, van de ordonnantie;

  12. Vertrouwenspersoon: vertrouwenspersoon in de zin van de wet van 22 augustus 2002 betreffende de rechten van de patiënt;

  13. Beheerder: beheerder in de zin van artikel 2, 6°, van de ordonnantie;

  14. Directeur: directeur in de zin van artikel 2, 7°, van de ordonnantie;

  15. Verzorgingspersoneel: het verzorgingspersoneel in de zin van artikel 1, 9°, van het ministerieel besluit van 6 november 2003 tot vaststelling van het bedrag en de voorwaarden voor de toekenning van de tegemoetkoming, bedoeld in artikel 37, § 12, van de wet betreffende de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen, gecoördineerd op 14 juli 1994, in de rust- en verzorgingstehuizen en in de rustoorden voor bejaarden;

  16. Personeel voor reactivering: de personen bedoeld in artikel 1, 10°, van het ministerieel besluit van 6 november 2003 tot vaststelling van het bedrag en de voorwaarden voor de toekenning van de tegemoetkoming, bedoeld in artikel 37, § 12, van de wet betreffende de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen, gecoördineerd op 14 juli 1994, in de rust- en verzorgingstehuizen en in de rustoorden voor bejaarden;

  17. Administratief personeel: het personeel dat de directeur ondersteunt en bijstaat in zijn dagelijks beheer;

  18. Hotel-, logistiek en technisch personeel: het personeel dat onder andere zorgt voor de taken betreffende de keuken, het restaurant, het beddengoed, de wasserij, het technisch onderhoud, de netheid en de hygiëne van de lokalen;

  19. Verpleegkundige : de beoefenaar bedoeld in artikel 21quater van het koninklijk besluit nr. 78 betreffende de uitoefening van de gezondheidszorgberoepen;

  20. Immobilisatie: elk middel dat wordt gebruikt om de activiteit te beperken of het gedrag te controleren van een persoon, van een deel van zijn lichaam of van zijn volledige lichaam;

  21. Brandveiligheidsattest: brandveiligheidsattest bedoeld in artikel 12, § 1, van de ordonnantie;

  22. Toegankelijk voor personen met een beperkte mobiliteit: toegankelijk voor personen met beperkte mobiliteit overeenkomstig de bepalingen van Titel IV van de Gewestelijke Stedenbouwkundige Verordening, van toepassing op het volledige grondgebied van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest;

  23. Zelfredzaamheid: de capaciteit of de mogelijkheid om zelf beslissingen te nemen en zijn eigen leven te leiden;

  24. Onafhankelijkheid: de capaciteit of mogelijkheid om zelf activiteiten van het dagelijkse leven te verrichten, in voorkomend geval met behulp van technische hulpmiddelen;

  25. Levenskwaliteit: de perceptie die de oudere heeft van zijn plaats in het leven, in de context van de cultuur en het waardenkader waarin hij leeft, in verband met zijn doelstellingen, verwachtingen, normen en bekommernissen;

  26. Behouden capaciteiten: zintuiglijke, motorische, cognitieve en sociale capaciteiten die de oudere behoudt en waarop geheel of gedeeltelijk een beroep kan worden gedaan.

    Art. 2. Dit besluit stelt de normen vast waaraan een voorziening moet voldoen om te worden erkend door de ministers, overeenkomstig artikel 11, § 1, tweede en derde lid, van de ordonnantie.

    TITEL II. - ALGEMENE NORMEN

    HOOFDSTUK I. - Normen die van toepassing zijn op alle voorzieningen

    Afdeling 1. - Vrijheden en rechten van de ouderen

    Art. 3. De voorziening stelt alles in het werk om de levenskwaliteit van de ouderen in de voorziening en, in voorkomend geval, de kwaliteit van de zorg die er aan de ouderen wordt verleend te waarborgen.

    De voorziening is ingericht als leefruimte en ondersteunt de zelfredzaamheid, onafhankelijkheid, activiteit, het sociale leven en de vrijetijdsbesteding van de ouderen.

    De voorziening moedigt de deelname van de ouderen aan het sociale en gemeenschapsleven in de voorziening aan.

    Art. 4. De voorziening waarborgt aan de oudere:

  27. een menswaardig leven;

  28. de grootste vrijheid tijdens de bewoning van de lokalen, voor zover zij de andere ouderen en derden niet benadeelt;

  29. de volledige vrijheid van filosofische, politieke, godsdienstige, culturele overtuiging en van taal, door hem geen enkele verplichting van commerciële, culturele, politieke of godsdienstige aard of inzake taal op te leggen door zich te onthouden van alle rechtstreekse en onrechtstreekse vormen van discriminatie en, in voorkomend geval, begeleiding en aangepaste zorg aan te bieden;

  30. als voorziening die, wegens haar organisatie, moet worden beschouwd niet uitsluitend te behoren tot de ene of de andere Gemeenschap en zonder afbreuk te doen aan de bepalingen van artikel 5bis van de bijzondere wet van 12 januari 1989 met betrekking tot de Brusselse Instellingen, ingevoegd bij de bijzondere wet van 13 juli 2001, en van de wetten op het gebruik der talen in bestuurszaken, samengevat op 18 juli 1966, de opvang en de behandeling van de oudere, in het Nederlands of in het Frans, naargelang zijn taalkeuze;

    Hiertoe moeten alle documenten waartoe, luidens dit besluit, de oudere toegang heeft in het Nederlands of in het Frans worden opgesteld, naargelang zijn taalkeuze;

  31. de eerbied voor het seksuele en affectieve leven van de oudere en zijn genderidentiteit en seksuele geaardheid, door zich te onthouden van alle rechtstreekse en onrechtstreekse vormen van discriminatie en, in voorkomend geval, begeleiding en aangepaste zorg aan te bieden;

  32. de vrije keuze van de behandelend arts.

    Art. 5. De voorziening ziet af van elke maatregel inzake immobilisatie, toezicht of afzondering.

    In afwijking van het eerste lid kan een maatregel inzake immobilisatie worden genomen als aan de volgende voorwaarden is voldaan:

  33. de maatregel wordt bij wijze van uitzondering genomen;

  34. de maatregel wordt genomen om te voorkomen dat de oudere of een andere persoon ernstige lichamelijke letsels oploopt. De behandelend arts van de oudere wordt zo snel mogelijk op de hoogte gebracht. De beslissing wordt schriftelijk gemotiveerd in het dossier van de oudere;

  35. de maatregel wordt gebruikt als laatste middel, nadat alle andere maatregelen zijn uitgeput. De alternatieve maatregelen die werden genomen, worden beschreven in het individuele gezondheidsdossier van de oudere;

  36. de oudere moet volledig worden ingelicht over de reden voor de immobilisatie, het doel van de immobilisatie, de gebruikte middelen of materialen, de te verwachten duur van de immobilisatie en het toezicht dat wordt uitgeoefend. Hij moet zijn geïnformeerde toestemming geven. In voorkomend geval kan de oudere worden bijgestaan door zijn vertrouwenspersoon. In een noodsituatie moet zo spoedig mogelijk na de noodsituatie en uiterlijk 48 uur na de toepassing van de maatregel de informatie worden doorgegeven en de toestemming worden verkregen.

    Maatregelen inzake immobilisatie moeten in verhouding staan tot het risico voor de oudere of een andere persoon. Ze houden rekening met de behoeften en de specifieke risico's in verband met de gezondheidstoestand van de oudere. Ze vereisen een individuele evaluatie, zijn altijd beperkt in de tijd en worden regelmatig schriftelijk multidisciplinair geëvalueerd;

  37. het gekozen type immobilisatie is aangepast aan de behoeften van de oudere. Het biedt garanties voor de veiligheid en het comfort van de oudere. Bij fysieke immobilisatie in liggende positie moeten risico's in verband met oprispingen en doorligwonden worden voorkomen;

  38. de invoering van elke maatregel inzake immobilisatie, toezicht of afzondering ten aanzien van een oudere gebeurt met respect voor zijn privacy en zijn waardigheid;

  39. afhankelijk van zijn gezondheidstoestand wordt de oudere verzocht activiteiten van het dagelijkse leven te verrichten en zijn functionele toestand te handhaven. De immobilisatie wordt zo vaak mogelijk opgeheven.

    In voorkomend geval wordt alle informatie over het besluitvormingsproces dat tot de toepassing van deze maatregelen heeft geleid, de opvolging van deze maatregelen en de stopzetting van de maatregelen in het individuele gezondheidsdossier opgenomen.

    Art. 6. De bedienaars van de erediensten, de afgevaardigden van de Centrale Vrijzinnige Raad en de vertegenwoordigers van andere levensbeschouwelijke stromingen die door de...

Pour continuer la lecture

SOLLICITEZ VOTRE ESSAI

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT