Besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 16 mei 2019 tot wijziging van het koninklijk besluit van 9 juni 1999 houdende de uitvoering van de wet van 30 april 1999 betreffende de tewerkstelling van buitenlandse werknemers, wat betreft de toelating tot arbeid voor activiteiten gevoerd in het kader van een overplaatsing binnen een onderneming, van een seizoenarbeider, van een onderzoeker, van een stagiair, van een vrijwilliger, of in het kader van de Europese blauwe kaart, de 16 mai 2019

HOOFDSTUK 1. - Bepalingen tot wijziging van het koninklijk besluit van 9 juni 1999 houdende de uitvoering van de wet van 30 april 1999 betreffende de tewerkstelling van buitenlandse werknemers

Afdeling 1. - Algemene bepalingen

Artikel 1. Aan artikel 1 van het koninklijk besluit van 9 juni 1999 houdende de uitvoering van de wet van 30 april 1999 betreffende de tewerkstelling van buitenlandse werknemers, laatst gewijzigd bij het besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 5 juli 2018, worden de volgende wijzigingen aangebracht:

  1. in punt 18° worden de woorden "artikel 1, 15° van de wet van 15 december 1980" vervangen door de woorden "artikel 6, 1° van het uitvoerende samenwerkingsakkoord van 6 december 2018";

  2. de punten 22° tot 29° worden ingevoegd, en luiden als volgt:

    " 22° uitvoerend samenwerkingsakkoord van 6 december 2018: het samenwerkingsakkoord van 6 december 2018 tussen de Federale Staat, het Waals Gewest, het Vlaams Gewest, het Brussels-Hoofdstedelijk Gewest en de Duitstalige Gemeenschap houdende uitvoering van het samenwerkingsakkoord van 2 februari 2018 tussen de Federale Staat, het Waals Gewest, het Vlaams Gewest, het Brussels-Hoofdstedelijk Gewest en de Duitstalige Gemeenschap met betrekking tot de coördinatie tussen het beleid inzake de toelatingen tot arbeid en het beleid inzake de verblijfsvergunningen en inzake de normen betreffende de tewerkstelling en het verblijf van buitenlandse arbeidskrachten.

  3. seizoenarbeider: de onderdaan van een derde land bedoeld in artikel 12, 1° van het uitvoerende samenwerkingsakkoord van 6 december 2018;

  4. ICT: overplaatsing binnen een onderneming

  5. overplaatsing binnen een onderneming: de overplaatsing bedoeld in artikel 24, 5° van het uitvoerende samenwerkingsakkoord van 6 december 2018;

  6. leidinggevende ICT: de onderdaan van een derde land bedoeld in artikel 24, 1° van het uitvoerende samenwerkingsakkoord van 6 december 2018;

  7. specialist ICT: de onderdaan van een derde land bedoeld in artikel 24, 2° van het uitvoerende samenwerkingsakkoord van 6 december 2018;

  8. stagiair-werknemer ICT: de onderdaan van een derde land bedoeld in artikel 24, 3° van het uitvoerende samenwerkingsakkoord van 6 december 2018;

  9. vrijwilliger: de onderdaan van een derde land bedoeld in artikel 55, 1° van het uitvoerende samenwerkingsakkoord van 6 december 2018."

    Art. 2. In artikel 2, vierde lid van hetzelfde koninklijk besluit, gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 6 februari 2003, 12 september 2007 en 17 juli 2013 worden de woorden "21°, " ingevoegd tussen de woorden "20°, " en de woorden "26° " en worden de woorden "en 33° " vervangen door de woorden ", 33° en 36° ".

    Art. 3. In artikel 3 van hetzelfde koninklijk besluit, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 6 februari 2003, wordt een nieuw tweede lid ingevoegd, dat luidt als volgt:

    "Met uitzondering van de toelating tot arbeid afgeleverd aan de stagiair-werknemer ICT, is de toelating tot arbeid afgeleverd aan de werknemers bedoeld in artikel 9, eerste lid, 1°, 2°, 3°, 6° of 7° geldig voor een periode van drie jaar, of voor een periode gelijk aan de duur van de tewerkstelling voorzien in de arbeidsovereenkomst of de opdrachtbrief, indien deze periode minder is dan drie jaar."

    Art. 4. In artikel 9, eerste lid van hetzelfde koninklijk besluit worden de punten 1° tot 4°, die het koninklijk besluit van 6 februari 2003 had opgeheven, hersteld als volgt:

    " 1° De personen die overgeplaatst worden binnen een onderneming, bedoeld in afdeling 5 van hoofdstuk VI;

  10. het hooggeschoolde personeel bedoeld in afdeling 6 van hoofdstuk VI;

  11. de onderzoekers bedoeld in afdeling 7 van hoofdstuk VI;

  12. de vrijwilligers in het kader van het Europese vrijwilligerswerk, bedoeld in afdeling 8 van hoofdstuk VI;"

    Art. 5. In artikel 11 van hetzelfde koninklijk besluit, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 23 december 2008 en bij het besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 9 juli 2015, worden de woorden "en in afdeling 4 van hoofdstuk VI" ingevoegd na de woorden "in artikel 9".

    Art. 6. In artikel 17 van hetzelfde koninklijk besluit, ingevoegd bij het besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 5 juli 2018, worden de volgende wijzigingen aangebracht.:

  13. in § 1, 1°, worden de woorden "afdelingen 1 en 3" vervangen door de woorden "afdelingen 1, 3, 4, 5, 6, 7 en 8".

  14. wordt een derde paragraaf toegevoegd dat luidt als volgt:

    " § 3. De onderdaan van een derde land die wordt toegelaten tot arbeid voor een termijn van maximaal negentig dagen en die zijn verblijfstermijn wenst te verlengen om te werken, zodat de gehele duur negentig dagen overstijgt, dient een verzoek in overeenkomstig de procedure bedoeld in deze afdeling."

    Art. 7. In artikel 18 van datzelfde koninklijk besluit, ingevoegd door het besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 5 juli 2018, wordt het tweede lid vervangen door wat volgt:

    "De aanvraag wordt ingediend door middel van een formulier dat Brussel Economie en Werkgelegenheid ter beschikking stelt. Dit aanvraagformulier vermeldt onder meer:

  15. de naam, voornaam, rijksregisternummer, geboortedatum, geslacht, nationaliteit, adres, en indien het een rechtspersoon betreft, het ondernemingsnummer of nummer van de exploitatiezetel, naam, rechtsvorm en e-mailadres van de werkgever en, in voorkomend geval, van zijn mandataris, en

  16. de naam, voornaam, rijksregisternummer, geboortedatum, geboorteplaats, geslacht, nationaliteit, adres van het wettelijke domicilie, e-mailadres van de werknemer, en indien de werknemer in het buitenland verblijft op het ogenblik van de indiening van de aanvraag de diplomatieke of consulaire post die bevoegd is voor zijn verblijfsadres in het buitenland, en

  17. de gegevens aangaande de tewerkstelling van de werknemer op het grondgebied van het Brussels-Hoofdstedelijk Gewest."

    Art. 8. Artikel 18/17 van datzelfde koninklijk besluit, ingevoegd bij het besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 5 juli 2018, wordt vervangen door wat volgt:

    "Art. 18/17. Aan het formulier bedoeld in artikel 18 en aan de documenten bedoeld in de artikelen 18/2 en 18/3 voegt de werkgever de volgende documenten toe als het gaat om journalisten die in België verblijven en die uitsluitend verbonden zijn aan kranten die in het buitenland uitgegeven worden, of aan in het buitenland gevestigde persagentschappen, radio- of televisiestations, zoals bedoeld in artikel 2, eerste lid, 15° :

  18. een kopie van de voorlopige of definitieve perskaart van de journalist, uitgereikt door de bevoegde Belgische diensten;

  19. een kopie van de arbeidsovereenkomst die de werknemer bindt aan zijn werkgever, die in het buitenland gevestigd is, met in voorkomend geval een vertaling door een beëdigd vertaler;

  20. een attest ondertekend door de werkgever dat de duur van de detachering vermeldt, alsook de arbeids- en bezoldigingsvoorwaarden tijdens de detachering."

    Art. 9. In artikel 18/23 van hetzelfde koninklijk besluit, ingevoegd bij het besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 5 juli 2018, worden de woorden "18/22" vervangen door de woorden "18/22/5".

    Art. 10. Aan artikel 34 van hetzelfde koninklijk besluit, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 6 februari 2003, worden de volgende wijzigingen aangebracht:

  21. de bepaling onder 1° wordt vervangen als volgt:

    "1°

    1. de aanvraag onvolledige, onjuiste, of vervalste gegevens bevat, of gegevens, verklaringen of aanpassingen die op bedrieglijke wijze werden bekomen, of die op onrechtmatig wijze werden verricht aangebracht;

    2. de werkgever bij een aanvraag gebruik heeft gemaakt van bedrieglijke praktijken, of indien gewichtige, bepaalde en met elkaar overeenstemmende vermoedens uit gekende feiten voortvloeien die arglist of bedrog aantonen;

    3. de voorwaarden vermeld in de wet of in de uitvoeringsbesluiten niet zijn vervuld;";

  22. de bepaling onder 1° bis wordt ingevoegd, luidende:

    "1° bis de afwezigheid van economische of maatschappelijke activiteiten wordt vastgesteld, of wanneer de werkgever in staat van faillissement of van kennelijk onvermogen verkeert, het voorwerp uitmaakt van een procedure tot faillietverklaring, of een gerechtelijke reorganisatie heeft aangevraagd of verkregen;";

  23. de bepalingen onder punten 8° en 9° worden ingevoegd, luidende:

    "8° een definitieve sanctie was uitgesproken tegen de werkgever op grond van artikel 12, § 1 of § 2, 1° of 2°, of § 3 of § 4 van de wet, of op grond van artikel 175 van het Sociaal Strafwetboek;

  24. de werknemer niet heeft voldaan aan de verplichtingen die voortvloeien uit een eerdere beslissing tot toelating als seizoenarbeider;"

    Art. 11. Aan artikel 35 van hetzelfde koninklijk besluit, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 6 februari 2003, worden de volgende wijzigingen aangebracht:

    a)in § 1 wordt de bepaling onder 1° vervangen als volgt:

    "1°

    1. de werkgever gebruik heeft gemaakt van bedrieglijke praktijken, of indien gewichtige, bepaalde en met elkaar overeenstemmende vermoedens uit gekende feiten voortvloeien die arglist of bedrog aantonen;

    2. uit bekende feiten gewichtige, bepaalde en met elkaar overeenstemmende vermoedens voortvloeien die arglist of bedrog aantonen;";

  25. in § 1 wordt de bepaling onder 1° bis ingevoegd, luidende:

    "1° bis indien er geen economische of maatschappelijke activiteiten plaatsvinden, de werkgever in staat van faillissement of van kennelijk onvermogen verkeert, het voorwerp uitmaakt van een procedure tot faillietverklaring, of een gerechtelijke reorganisatie heeft aangevraagd of verkregen;";

  26. in § 1 wordt de bepaling onder 3° bis ingevoegd, luidende:

    "3° bis een definitieve sanctie was uitgesproken tegen de werkgever op grond van artikel 12, § 1 of § 2, 1° of 2°, of § 3 of § 4 van de wet, of op grond van artikel 175 van het Sociaal Strafwetboek;";

  27. in § 2 wordt de bepaling onder 1° vervangen als volgt:

    "1° de werknemer bij een aanvraag gebruik heeft gemaakt van bedrieglijke praktijken, of indien gewichtige, bepaalde en met elkaar overeenstemmende vermoedens uit gekende...

Pour continuer la lecture

SOLLICITEZ VOTRE ESSAI

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT