Besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering houdende de organisatie van gewestelijke hulp bij de samenstelling van huurwaarborg inzake huisvesting, de 28 septembre 2017

HOOFDSTUK I. - Definities

Artikel 1. Voor de toepassing van dit besluit dient te worden verstaan onder:

  1. Code: de Brusselse Huisvestingscode;

  2. het Gewest: het Brussels Hoofdstedelijk Gewest;

  3. de minister: de minister of staatssecretaris van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest bevoegd voor Huisvesting;

  4. het Fonds: de Coöperatieve vennootschap met beperkte aansprakelijkheid "Woningfonds van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest", bedoeld in artikel 111 van de Code;

  5. de hulp: de hulp bij de samenstelling van een huurwaarborg bedoeld in de artikelen 112, § 1, 5° , en 117 van de Code;

  6. de aanvrager: ofwel de natuurlijke persoon die hulp wenst te krijgen van het Fonds, ofwel de natuurlijke personen die deze hulp samen wensen te verkrijgen, en dit in het kader van dit besluit;

  7. datum van de aanvraag: datum waarop de aanvrager de hulp voor een bepaalde woning aanvraagt;

  8. inkomens: de inkomens in de zin van artikel 6 van het Wetboek van de Inkomstenbelastingen 1992, de inkomens verworven in het buitenland voor zover deze niet vallen onder de toepassing van deze bepaling en de inkomens van de personen bedoeld in artikel 4 van het voormelde Wetboek;

  9. bestaansmiddelen: alle financiële inkomsten die de aanvrager geniet, ongeacht hun oorsprong;

  10. beschikbare bestaansmiddelen : de bestaansmiddelen, na aftrek van de huur van de woning bedoeld in artikel 4;

  11. BRUHWA-fonds: het fonds voor huurwaarborg bedoeld in artikel 112, § 1, 5°, van de Code en in artikel 8 van onderhavig besluit;

  12. Toegetreden lid: ofwel de natuurlijke persoon die de hulp wenst te bekomen bedoeld in afdeling 2 van hoofdstuk III van onderhavig besluit, ofwel de natuurlijke personen die, samen, deze hulp wensen te bekomen.

  13. Persoon ten laste :

    - Elke persoon jonger dan 25 jaar oud die regelmatig gehuisvest is bij de aanvrager en waarvan het Fonds meent dat hij werkelijk ten laste is van deze laatste, als het bewijs wordt geleverd dat deze persoon rechtgevend is op kinder- of wezenbijslag of dat hij geen eigen bestaansmiddelen heeft;

    - De persoon die tot in de tweede graad met de aanvrager verwant is en deel uitmaakt van diens gezin en waarvan het Fonds meent dat hij werkelijk ten laste is, als het bewijs wordt geleverd dat deze persoon geen eigen bestaansmiddelen heeft;

    De persoon met een handicap die lid is van het gezin van de kandidaat-huurder of van de huurder, die er tot in de tweede graad mee de verwant is, wordt met een persoon ten laste gelijkgesteld.

    De kinderen van de aanvrager die rechtgevend zijn op kinderbijslag voor een kind met een handicap worden met twee personen ten laste gelijkgesteld;

  14. Persoon met een handicap:

    - Hetzij het kind dat rechtgevend is op kinderbijslag voor gehandicapte kinderen,

    - Hetzij de persoon die door de Federale Overheidsdienst (FOD) Sociale Zekerheid erkend wordt als lijdend aan ontoereikende of verminderde lichamelijke of mentale vermogens voor 66 %;

    - Hetzij de persoon van wie het verdienvermogen beperkt is tot een derde van wat een valide persoon kan verdienen door een beroep uit te oefenen op de algemene arbeidsmarkt in toepassing van de wet van 27 februari 1987 betreffende de tegemoetkomingen aan gehandicapten;

    - Hetzij de persoon van wie het gebrek aan zelfredzaamheid op 9 punten wordt vastgesteld in toepassing van dezelfde wet.

    HOOFDSTUK II. - Algemene bepalingen betreffende de hulp

    Afdeling 1. - Algemene bepalingen

    Art. 2. § 1. Het is het Fonds toegestaan om aan personen met een klein of bescheiden inkomen hulp te verstrekken met het oog op de samenstelling van een huurwaarborg.

    Deze hulp wordt samengesteld volgens de vorm en de voorwaarden die door dit besluit vastgesteld worden.

    Wat de vorm van de hulp ook is, het door het Fonds toegekende bedrag wordt op een geïndividualiseerde bankrekening op naam van de aanvrager gestort in overeenstemming met de wettelijke bepalingen die van toepassing zijn op een huurwaarborgrekening.

    § 2. Het Fonds stelt, met instemming van de minister, het gedeelte van het terugvorderbare voorschot, bedoeld in artikel 117, § 1 van de Code, dat bij voorrang bestemd is voor de hulp bedoeld in afdeling 1 van hoofdstuk III, vast.

    De hulp bedoeld in afdeling 2 van hoofdstuk III wordt gefinancierd door de bijdragen bedoeld in artikel 13 en het terugvorderbare voorschot bedoeld in artikel 117, § 1, van de Code.

    § 3. De hulp wordt, ongeacht de vorm, slechts binnen de perken van de beschikbare middelen toegekend.

    Afdeling 2. - Toekenningsvoorwaarden

    Art. 3. De aanvrager moet, op de datum van de aanvraag, minstens achttien jaar oud of ontvoogd zijn en handelingsbekwaam zijn.

    Art. 4. Het Fonds kan de hulp slechts verstrekken indien de aanvrager een huurovereenkomst heeft gesloten of er zich toe verbindt deze te sluiten. Deze huurovereenkomst moet minstens voor een jaar worden afgesloten en betrekking hebben op een woning die op het grondgebied van het Gewest gelegen is.

    De huurder zal zich binnen de drie maanden na de inwerkingtreding van de huurovereenkomst op het adres dat in de huurovereenkomst staat bij het bevolkingsregister of vreemdelingenregister moeten inschrijven.

    Art. 5. § 1. De inkomens van de aanvrager en van alle personen...

Pour continuer la lecture

SOLLICITEZ VOTRE ESSAI

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT