Besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering houdende het administratief statuut en de bezoldigingsregeling van het operationeel personeel van de Dienst voor Brandbestrijding en Dringende Medische Hulp, de 24 août 2017

BOEK I. - HET ADMINISTRATIEF STATUUT

TITEL I. - Algemene bepalingen.

Artikel 1. § 1er. Voor de toepassing van dit besluit dient te worden verstaan onder :

  1. de DBDMH : de Brusselse Hoofdstedelijke Dienst voor Brandweer en Dringende Medische Hulp;

  2. de Regering : de Regering van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest;

  3. de minister : de Minister of de Staatssecretaris bevoegd voor Ambtenarenzaken;

  4. de functioneel bevoegde minister : de minister of staatssecretaris waarvan de instelling van openbaar nut afhangt krachtens de bevoegdheden die hij uitoefent;

  5. de directeur-generaal en de adjunct-directeur-generaal : de ambtenaren van rang A5+ en A5 voorzien in artikel 6 van de ordonnantie van 19 juli 1990 houdende oprichting van de Brusselse Hoofdstedelijke Dienst voor Brandbestrijding en Dringende Medische Hulp, die de functie van officier-dienstchef en officier-tweede in bevel uitoefenen;

  6. de benoemende overheid :

    1. de functioneel bevoegde minister voor de graden van niveau A;

    2. de directeur-generaal of de adjunct-directeur-generaal voor de graden van niveau C en D;

  7. de gewestelijke kamer van beroep : de gewestelijke kamer van beroep zoals voorzien in het besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 27 maart 2017 tot vaststelling van het administratief statuut en de bezoldigingsregeling van de ambtenaren van de Instellingen van Openbaar Nut van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest;

  8. vakorganisaties : de representatieve vakorganisaties die zetelen in Sectorcomité XV in uitvoering van artikel 8, § 1, van de wet van 19 december 1974 tot regeling van de betrekkingen tussen de overheid en de vakbonden van haar personeel;

  9. het algemeen statuut : het besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 27 maart 2014 houdende het administratief statuut en de bezoldigingsregeling van de ambtenaren van de instellingen van openbaar nut van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest of elke andere reglementaire bepaling die het zou vervangen;

  10. de wet van 15 mei 2007 : de wet van 15 mei 2007 betreffende de civiele veiligheid;

  11. het besluit tot vaststelling van de delegaties : het besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 13 juli 2017 tot bepaling van, voor de Brusselse Hoofdstedelijke Dienst voor Brandbestrijding en Medische Hulp, de delegaties van bevoegdheden en de ondertekeningsvolmachten aan de directeur-generaal en aan de adjunct-directeur-generaal en de modaliteiten van het advies van de administratieve coördinator in de materies die onder zijn bevoegdheid vallen en houdende diverse bepalingen;

  12. HRM : dienst binnen de DBDMH belast met het personeelsbeheer;

  13. de HRM-verantwoordelijke : het personeelslid van rang A3 ten minste bevoegd voor het personeelsbeheer;

  14. operationeel HRM-verantwoordelijke : een operationeel personeelslid van het hoger kader belast met het beheer van het operationeel personeel bij de DBDMH

  15. koninklijk besluit opleiding : het koninklijk besluit van 18 november 2015 betreffende de opleiding van de leden van de openbare hulpdiensten en tot wijziging van diverse koninklijke besluiten;

  16. het federaal statuut : het koninklijk besluit van 19 april 2014 houdende het administratief statuut van het operationeel personeel van de hulpverleningszones.

  17. de badge DGH : het onderscheidingsteken voor dringende geneeskundige hulpverlening krachtens het koninklijk besluit van 13 februari 1998 betreffende de opleidings- en vervolmakingscentra voor hulpverleners-ambulanciers;

  18. het huishoudelijk reglement : het Huishoudelijk Reglement van de Brusselse Hoofdstedelijke Dienst voor Brandbestrijding en Dringende Medische Hulp;

  19. de werkdag : de weekdag van maandag tot vrijdag, met uitzondering van feestdagen :

  20. de feestdagen : de feestdagen bedoeld in artikel 1 van het koninklijk besluit van 18 april 1974 tot bepaling van de algemene wijze van uitvoering van de wet van 4 januari 1974 betreffende de feestdagen;

  21. diploma van niveau A : diploma of getuigschrift dat toegang geeft tot functies van niveau A binnen de federale overheid zoals bedoeld in bijlage 1 van het koninklijk besluit van 2 oktober 1937 houdende het statuut van het rijkspersoneel.

    § 2. Wanneer dit besluit voorziet in een termijn wordt deze berekend in dagen, tenzij anders voorzien.

    De termijn omvat alle dagen, zelfs zaterdagen, zondagen en de feestdagen.

    De vervaldag wordt inbegrepen in de termijn. Wanneer deze dag evenwel valt op een zaterdag, een zondag of een feestdag, wordt de vervaldag verplaatst naar de eerstvolgende werkdag. Als deze dag valt tussen Kerstmis en Nieuwjaar, wordt hij verplaatst naar de eerstvolgende werkdag na Nieuwjaar.

    § 3. Wanneer dit besluit voorziet in een betekening, dient te worden verstaan :

  22. hetzij de afgifte van een stuk tegen een gedateerd en getekend ontvangstbewijs. In dit geval wordt de termijn berekend vanaf de dag volgend op de afgifte van het stuk, behoudens andersluidende bepalingen.

  23. hetzij een aangetekende verzending. In dit geval word de termijn berekend vanaf de derde werkdag volgend op de aangetekende verzending, postdatum ter staving, behoudens tegenbewijs van de verzender.

  24. hetzij elke andere drager met bewijskracht en vaste datum verstuurd aan het personeelslid. De verzending volgens een elektronische procedure die, op een weerlegbare wijze en aangepast aan de omstandigheden, de authenticiteit en de integriteit van de inhoud van de communicatie waarborgt, beschouwd als equivalent. Het gebruik van de elektronische identiteitskaart of de elektronische vreemdelingenkaart kan verplicht worden opgelegd. In dit geval wordt de termijn berekend vanaf de derde werkdag volgend op de verzending volgens een elektronische procedure, het moment waarop de communicatie het systeem voor gegevensverwerking gecontroleerd door de DBDMH verlaten heeft ter staving, behoudens tegenbewijs van de ontvanger.

    § 3. Het gebruik in dit besluit van mannelijke woorden is gemeenslachtig met het oog op het waarborgen van de leesbaarheid van de tekst.

    Art. 2. § 1. Dit besluit is van toepassing op de ambtenaren van het operationeel personeel van de Dienst voor Brandbestrijding en Dringende Medische Hulp.

    § 2. Bovenop de operationele opdrachten die hem voorbehouden zijn en conform de functiebeschrijvingen, kan het personeelslid ertoe gehouden worden om administratieve of logistieke opdrachten overeenkomstig zijn competenties in het kader van artikel 11 van de wet van 15 mei 2007 uit te voeren.

    TITEL II. - De organisatie van de DBDMH.

    HOOFDSTUK I. - De ambtenaren.

    Art. 3. Voor het operationeel personeelslid gelden de bepalingen van het algemeen statuut inzake de definitie van het begrip ambtenaren.

    HOOFDSTUK II. - De graden.

    Art. 4. § 1. De graad is de titel op grond waarvan de ambtenaar met een rang bekleed is en waardoor hij gemachtigd is een betrekking in te nemen die met deze graad overeenstemt.

    De graden worden gerangschikt per niveau en per rang.

    Het niveau van een graad bepaalt de plaats van die graad in de hiërarchie volgens de kwalificatie van de vorming en de geschiktheid waarvan blijk moet gegeven opdat die graad kan worden toegekend.

    De rang bepaalt de betrekkelijke waarde van een graad in zijn niveau.

    § 2. De verschillende functies binnen de DBDMH worden ingevuld door het basiskader, het middenkader en het hoger kader :

  25. Het hoger kader omvat de graden van niveau A;

  26. Het middenkader omvat de graden van niveau C;

  27. Het basiskader omvat de graden van niveau D.

    § 3. Onverminderd de voorrechten van de mandaathouders, wordt, bij gelijkheid in graad, het gezag uitgeoefend door het personeelslid met de grootste anciënniteit in dezelfde graad.

    Art. 5. Elke rang wordt aangeduid met een letter gevolgd door een cijfer; de letter verwijst naar het niveau; het cijfer plaatst de rang binnen het niveau. Het hoogste cijfer stemt overeen met de hoogste rang.

    De rangen worden als volgt verdeeld onder de niveaus :

  28. in niveau A, zes rangen, nl. de rangen A1, A2 en A3, A4, A5 en A5+;

  29. in niveau C, twee rangen, nl. de rangen C1 en C2;

  30. in niveau D, twee rangen, nl. de rangen D1 en D2;

    Het niveau A is het hoogste niveau.

    Art. 6. De volgende graden worden gecreëerd :

    in rang A3 : kolonel;

    in rang A2 : majoor;

    in rang A1 : kapitein, luitenant;

    in rang C2 : adjudant;

    in rang C1 : sergeant-majoor; sergeant;

    in rang D2 : korporaal;

    in rang D1 : eerste brandweerman; brandweerman.

    HOOFDSTUK III. - Het personeelsplan en het organigram.

    Art. 7. Voor het operationeel personeelslid gelden de bepalingen van het algemeen statuut inzake het personeelsplan en het organigram.

    HOOFDSTUK IV. - De leidende ambtenaren.

    Art. 8. § 1. De officier-dienstchef, aangewezen bij mandaat overeenkomstig de bepalingen van Boek IV, is de leidend ambtenaar van de DBDMH.

    § 2. De officier-tweede in bevel, aangewezen bij mandaat overeenkomstig de bepalingen van Boek IV, is de adjunct-leidend ambtenaar van de DBDMH.

    § 3. De leidend ambtenaar en de adjunct-leidend ambtenaar zijn respectievelijk directeur-generaal en adjunct-directeur-generaal in de zin van de wet van 16 juni 1989 houdende diverse institutionele hervormingen, van het algemeen statuut, van het besluit tot vaststelling van de delegaties en van het besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 27 maart 2014tot bepaling van de rechtspositie en de bezoldigingsregeling van de contractuele personeelsleden van het Ministerie van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest

    § 4. De bepalingen van het algemeen statuut betreffende de leidende ambtenaren zijn van toepassing op de leden van het operationeel personeel, met uitzondering voor boek IV van dit algemeen statuut, dat niet voor hen van toepassing is.

    § 5. De directeur-generaal kan alle beslissingen die hem door het algemeen statuut en dit statuut worden verleend delegeren aan de adjunct-directeur-generaal en aan de administratieve coördinator. In dat geval dient de bevoegdheidsdelegatie goedgekeurd te worden door de directieraad. Het einde van de delegatie dient opgetekend te worden door de directieraad.

    § 6. De officier-dienstchef van de...

Pour continuer la lecture

SOLLICITEZ VOTRE ESSAI

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT