Besluit 2017/1127 van het College van de Franse Gemeenschapscommissie betreffende de begeleidingsdiensten, tot uitvoering van afdeling 4 van hoofdstuk 4 van het decreet van de Franse Gemeenschapscommissie van 17 januari 2014 betreffende de inclusie van personen met een handicap, de 1 mars 2018

HOOFDSTUK 1. - Algemene bepalingen en definities

Artikel 1. Het besluit regelt, in toepassing van artikel 138 van de Grondwet, een aangelegenheid bedoeld in artikel 128 ervan.

Art. 2. Voor de toepassing van onderhavig besluit wordt verstaan onder :

  1. het decreet : het decreet van de Franse Gemeenschapscommissie van 17 januari 2014 betreffende de inclusie van personen met een handicap;

  2. de SPFB : de diensten van het College van de Franse Gemeenschapscommissie (Service Public Francophone bruxellois);

  3. Het Collegelid : het Lid van het College van de Franse Gemeenschapscommissie belast met het beleid inzake Bijstand aan Personen met een Handicap;

  4. de dienst : de begeleidingsdienst bepaald in artikels 35 tot 40 van het decreet;

  5. de vzw : de vereniging zonder winstoogmerk, bepaald in artikel 2, 13° van het decreet, die een begeleidingsdienst inricht;

    6 ° het NM-besluit : besluit van het College van de Franse Gemeenschapscommissie van 18 oktober 2001 betreffende de toepassing van het decreet van de Franse Gemeenschapscommissie van 12 juli 2001 tot wijziging van diverse wetten betreffende de subsidies toegekend in de welzijns-, de gezondheids- en de gehandicaptensector en de sector van de socio-professionele inschakeling;

  6. het Plan Tandem : de voorziening voor de inrichting van het einde van de loopbaan die tot stand gebracht is door de Collectieve arbeidsovereenkomst van 23 april 2009 binnen het paritair subcomité 319.02.

    HOOFDSTUK 2. - Opdrachten

    Afdeling 1. - Basisopdrachten

    Art. 3. Elke dienst kan voor een van de volgende basisopdrachten erkend worden :

  7. vroegtijdige begeleiding voor jonge kinderen, bedoeld in artikel 36 van het decreet : dit betreft de kinderen tot 7 jaar oud en kan voorafgaand aan de geboorte van start gaan bij het gezin;

  8. begeleiding voor kinderen en jongeren, bedoeld in artikel 37 van het decreet : dit betreft kinderen en jongeren met een leeftijd van 2 1/2 tot 23 jaar;

  9. begeleiding voor volwassenen, bedoeld in artikel 38 van het decreet : dit betreft personen met een leeftijd van ten minste 16 jaar.

    Een begeleiding bij het gezin van de begeleide persoon kan verlengd worden gedurende 6 maand na diens eventueel overlijden.

    Art. 4. Op basis van artikel 39, lid 1 van het decreet worden de opdrachten ter begeleiding van personen met een handicap via de volgende acties door de dienst uitgevoerd :

  10. geïndividualiseerde hulp aan de persoon met een handicap om diens levensproject concreet vorm te geven, rekening houdend met zijn of haar capaciteiten;

  11. verstrekken van informatie en hulp, op individuele wijze en indien nodig, bij de stappen die de persoon met een handicap kan ondernemen om zijn of haar zelfredzaamheid te behouden of te ontwikkelen en aan zijn of haar specifieke behoeften beantwoorden;

  12. het samenstellen van een geïndividualiseerd project met de persoon met een handicap en eventueel diens gezin, in het bijzonder in het kader van de vroegtijdige begeleiding bedoeld in artikel 36 van het decreet;

  13. de uitvoering van het geïndividualiseerd project, hoofdzakelijk in gewone en inclusieve leefomgevingen, met uitzondering van elke medische of paramedische interventie met therapeutisch karakter;

  14. de samenwerking en steun bij het gezin, de omgeving en het netwerk van personen met een handicap;

  15. de samenwerking met elke organisatie die kan bijdragen tot de uitvoering van het geïndividualiseerd project, met name als deze samenwerking mogelijkheden tot inclusie biedt;

  16. de occasionele ontwikkeling van gezamenlijke activiteiten, uitgaande van de gemeenschap, ter informatie, sensibilisering en preventie van personen met een handicap, hun gezinnen, hun omgeving of werkomgeving.

    Afdeling 2. - Specifieke voorwaarden

    Art. 5. Elke dienst kan erkend worden om een of meerdere van de volgende specifieke acties, die de basisopdrachten bedoeld in artikel 39, lid 1 van het decreet en gepreciseerd in artikels 3 en 4 aanvullen, uit te voeren :

  17. de ondersteuning van de kinderopvangvoorzieningen :

    Het betreft de particpatie van de dienst in een team op het terrein dat de kinderopvangvoorzieningen ondersteunt in het kader van een inclusieve opvang van jonge kinderen met een handicap. Deze opvangvoorzieningen, die in het Brussels Gewest gelegen zijn, zijn erkend door het Office de la Naissance et de l'Enfance met behoud van het decreet van 17 juli 2002 houdende hervorming van het Office de la Naissance et de l'Enfance, afgekort als "ONE", en diens uitvoeringsbesluiten.

  18. de opvanghalte :

    Dit is een gelegenheidsdagopvang voor kinderen tot en met 6 jaar die uitgevoerd wordt met behoud van het decreet van 17 juli 2002 houdende hervorming van het Office de la Naissance et de l'Enfance, afgekort als "ONE", en diens uitvoeringsbesluiten.

    De opvangvoorziening houdt rekening met de specifieke kenmerken van de kinderen met een handicap die opgevangen worden. De opvang draagt via aangepaste individuele en collectieve activiteiten bij tot de ontwikkeling van het kind. Het biedt de ouders een adempauze.

  19. hulp bij inclusie op school :

    Dit is hulp bij inclusie op school voor kinderen en jongeren met een handicap die kleuterschool, basisschool of middelbare school lopen.

    Deze kinderen en jongeren kunnen een integratieproces krijgen op school, ingevoerd door het decreet van de Franse Gemeenschap van 3 maart 2004 betreffende het bijzonder onderwijs.

    Deze individuele steun bestaat uit het ondersteunen van de persoon met een handicap en diens omgeving bij de verschillende aspecten van het proces van inclusie op school, het bieden van hulp bij het gebruiken van het specifieke materiaal, het coördineren en bemiddelen tussen de verschillende actoren die mogelijk bij het inclusieproces betrokken zijn en ook het sensibiliseren en informeren van deze actoren.

  20. extra-sitten :

    Dit is het organiseren van een individuele actieve oppas voor personen met een handicap, met name de personen met een zware zorgbehoevendheid, bij hen thuis of in een andere leefomgeving.

  21. het organiseren van vrijetijdsbesteding :

    Dit is het regelmatig organiseren van gemeenschappelijke vrijetijdsbestedingsactiviteiten met een ludiek, cultureel, toeristisch, culinair karakter of een welzijns- of ontspanningskarakter, in alle vormen, zonder dat deze lijst limitatief is, en/of van aangepaste verblijven voor personen met een handicap, met name voor personen met een zware zorgbehoevendheid.

    Bepaalde verblijven en activiteiten kunnen buiten het Brussels Hoofdstedelijk Gewest plaatsvinden.

  22. steun bij kritieke situaties :

    Dit is hulp voor personen met een handicap, met name personen met een zware zorgbehoevendheid, wanneer zij zich in omstandigheden bevinden die hun persoon of een ander in gevaar brengen of wanneer sociale of familiale uitsluiting dreigt.

    Deze hulp kan, afhankelijk van het geval, bestaan uit ondersteuning van de persoon met een handicap, zijn of haar omgeving (gezin, opvangvoorziening), ondersteuning bij het aanwenden van specifieke strategieën, het coördineren of bemiddelen tussen de verschillende mogelijk ondersteunende actoren, het sensibiliseren en het mobiliseren van de teams van beroepsmensen.

  23. de begeleide woning :

    Dit is een woning waarvan de dienst huurder of eigenaar is en die voor een mogelijk hernieuwbare periode ter beschikking wordt gesteld van een meerderjarige persoon met een handicap, met de bedoeling zijn of haar zelfredzaamheid te verbeteren en hem of haar te steunen in de keuze voor een toekomstige woonplaats.

    Het geïndividualiseerd project houdt rekening met deze doelstellingen en omvat voornamelijk individuele ondersteuning in het kader van het dagelijks leven.

    Afdeling 3. - Geconventioneerde opdrachten

    Art. 6. De modaliteiten voor de uitoefening en de subsidiëringswijze van de geconventioneerde opdrachten zoals bedoeld in artikel 40 van het decreet worden bepaald door de besluiten van het College die uitvoering geven aan de artikels 26, 28, 29, 31, 41, 44 en 68 van het decreet.

    HOOFDSTUK 3. - Erkenningsnormen

    Afdeling 1. - Kwaliteitsnormen

    Art. 7. De dienst onderwerpt zich aan de evaluaties, bezoeken en controles die door de overheden georganiseerd worden en verstrekt hen ieder document dat voor de uitoefening van hun opdrachten vereist is.

    Art. 8. In naleving van de bepalingen die in artikel 74 van het decreet bepaald zijn, vermeldt ieder document dat van de dienst afkomstig is de naam van de dienst, de naam van de vzw indien die verschillend is, het ondernemingsnummer, het adres van de activiteitenzetel, het adres van de maatschappelijke zetel indien die verschillend is, de verleende erkenning en de datum van opstelling van het document.

    Art. 9. De dienst verschaft aan de gehandicapte personen toegang tot de documenten die voor hen bestemd zijn.

    Art. 10. De dienst werkt mee aan de externe wetenschappelijke evaluatie betreffende de uitvoering van de beginselen van het decreet, bedoeld in diens artikel 103.

    Art. 11. Naast de wettelijk verplichte verzekeringen sluit de vzw voor de dienst de volgende verzekeringen af :

  24. burgerlijke aansprakelijkheid voor alle prestaties die onder haar verantwoordelijkheid verricht worden, met inbegrip van de externe samenkomsten, en voor de vrijwilligers die ze tewerkstelt;

  25. aansprakelijkheid voor de bestuurders van de vzw;

  26. brand en diefstal voor het gebouw en het meubilair.

    Afdeling 2. - Normen in verband met de infrastructuur

    Art. 12. De dienst vestigt zijn activiteitenzetel op het grondgebied van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest.

    Art. 13. De dienst beschikt over lokalen waar :

  27. op de plaats van zijn activiteitenzetel de opdrachten die in de artikelen 3 tot 6 omschreven zijn en waarvoor hij erkend is, tot stand gebracht kunnen worden;

  28. een individueel gesprek met een gehandicapte persoon verzorgd kan worden, waarbij de vertrouwelijkheid gerespecteerd kan worden.

    Art. 14. De dienst verzorgt de toegankelijkheid van zijn lokalen door rekening te houden met de specifieke kenmerken van de doelgroep die hij ontvangt.

    Art. 15. In het kader van de specifieke actie...

Pour continuer la lecture

SOLLICITEZ VOTRE ESSAI

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT