Beslissing van 1 februari 2007, gewijzigd door de beslissingen van 11 maart 2010, 23 september 2010, 14 en 28 maart 2019

Beslissing van 1 februari 2007, gewijzigd door de beslissingen van 11 maart 2010, 23 september 2010, 14 en 28 maart 2019, tot vaststelling van de voorwaarden en procedure voor erkenning van vormingsinstanties en de vormingen die ze organiseren, de minimale vormingsprogramma's voor erkende bemiddelaars en de evaluaties tot het bekomen van een erkenning

HOOFDSTUK I. - Voorwaarden voor erkenning van vormingsinstanties

Artikel 1. In dit reglement dient begrepen te worden onder :

1) "Instantie" : de fysieke persoon of rechtspersoon die een erkende vorming wenst aan te bieden als vormingsinstantie;

2) "Opleider-erkend bemiddelaar" : de erkende bemiddelaar die over de competenties en ervaring beschikt zoals voorzien in artikel 9.

Art. 2. De vormingsinstanties die één of meerdere gemeenschappelijke gedeeltes van de vorming en/of gespecialiseerde vormingen wensen aan te bieden, dienen erkend te zijn als vormingsinstantie.

Hierna genoemd "de kandidaten".

Art. 3. De kandidaten dienen bij de Federale Bemiddelingscommissie een aanvraag tot erkenning in per betrokken type vorming.

De kandidaten dienen bij de Federale Bemiddelingscommissie een programma voor te leggen dat voldoet aan de voorwaarden omschreven in hoofdstuk II. Indien deze kandidaten tevens de wens hebben om permanente vorming te organiseren, dienen zij daartoe een bijkomende aanvraag in bij de Federale Bemiddelingscommissie met minstens één programma van een permanente vorming dat voldoet aan de voorwaarden omschreven in hoofdstuk III.

Art. 4. Bij hun aanvraag voegen de kandidaten het reglement betreffende de wijze van evaluatie en de regels voor aflevering van het vormingscertificaat.

Art. 5. De verzoeken tot erkenning van één of meerdere vormingen voor bemiddelaars zijn slechts ontvankelijk indien ze worden ingediend door een erkende vormingsinstantie of tezelfdertijd worden ingediend met een verzoek tot erkenning als vormingsinstantie.

De kandidaten die enkel een erkenning wensen te bekomen voor het geven van permanente vormingen, dienen enkel een programma voor te leggen aan de Federale Bemiddelingscommissie dat voldoet aan de voorwaarden omschreven in hoofdstuk III.

HOOFDSTUK II. - Voorwaarden voor erkenning van vormingen georganiseerd door de vormingsinstanties

Afdeling 1. - Structuur van het vormingsprogramma

Art. 6. Wijzigingen aangebracht aan het programma van een erkende vorming mogen niet afwijken van de in dit hoofdstuk vastgelegde criteria en worden onmiddellijk meegedeeld aan de Federale Bemiddelingscommissie.

Art. 7. § 1. De vormingen van bemiddelaars omvatten minimum 130 uur, verdeeld over een gemeenschappelijk gedeelte en een specialisatieprogramma voor één van de domeinen van bemiddeling, zoals voorzien in de artikelen 13-17.

§ 2. Het gemeenschappelijk gedeelte omvat minimaal 100 uur, waarvan minstens 40 uur theoretische vorming en minstens 40 uur praktische vorming.

§ 3. Uitgezonderd de gespecialiseerde vorming in familiale zaken die minstens 60 u dient te omvatten, omvat ieder gespecialiseerd vormingsprogramma minstens 30 uur.

Art. 8. Een vrijstelling voor één of meerdere onderdelen van de vorming kan door de erkende vormingsinstantie slechts worden toegestaan indien het verzoek gesteund is op deelname aan vroegere bemiddelingsvormingen.

De vormingsinstanties hebben de plicht om een programma op te maken dat voldoet aan de minimale normen van duurtijd en kwaliteit.

Het vormingsprogramma kan uiteraard meer uitgebreid zijn.

De vormingsinstanties hebben de mogelijkheid om enkele variaties te voorzien met betrekking tot de tijd besteed aan elk aspect van de vorming, rekening houdend met het profiel of de kennis van de personen die de vorming zullen volgen.

Art. 9. Het vak "Bemiddelingsproces" waarvan sprake in artikel 10 en alle praktische oefeningen waarvan sprake in artikel 11 worden gegeven en omkaderd door een opleider-erkend bemiddelaar.

Een opleider- erkend bemiddelaar moet :

-een erkend bemiddelaar zijn;

- blijk geven, op basis van een dossier, van de nodige competenties en pedagogische ervaring;

- blijk geven van een minimale praktijkervaring van 3 jaar als bemiddelaar.

Elke wijziging van opleider dient onmiddellijk aan de Federale Bemiddelingscommissie gemeld te worden.

Afdeling 2. - Gemeenschappelijk gedeelte en evaluaties

Art. 10. § 1. De theoretische vorming van het gemeenschappelijk gedeelte omvat minimaal de volgende onderwerpen :

  1. Noties over conflict.

  2. Kennismaking met bemiddeling :

    - analytische studie van de verschillende minnelijke en gerechtelijke vormen van conflictoplossing, met daarbij inbegrepen de specifieke rollen van de juridische actoren met het oog op informatieverstrekking en verjaring;

    - definitie van bemiddeling;

    - algemene principes van bemiddeling;

    - kennismaking met beredeneerd onderhandelen.

  3. Recht in verband met bemiddeling.

    - bemiddeling in Internationaal recht;

    - bemiddeling in Europees recht;

    - titel 9 van de wet van 18 juni 2018 en het zevende deel van het Gerechtelijk Wetboek;

    - verbintenissenrecht, contractenrecht, zakelijk recht in het kader van bemiddeling, met inbegrip van o.a. het onderscheid tussen openbare orde, dwingend recht en aanvullende bepalingen;

    - aansprakelijkheidsrecht en verzekeringsrecht in het kader van bemiddeling

    - de administratieve, fiscale en sociale verplichtingen van een erkend bemiddelaar.

  4. Sociologie in het kader van bemiddeling.

  5. Psychologie in het kader van bemiddeling en voor de bemiddelaar.

  6. Communicatie in het kader van bemiddeling.

  7. Deontologie en ethiek.

  8. Het bemiddelingsproces :

    - van verzoek tot bemiddeling tot eventuele rechterlijke homologatie van het akkoord;

    - de rol van de bemiddelaar, inclusief het verschil tussen informeren en adviseren;

    - bijdrage en rol van de partijen, advocaten in de bemiddeling, experten en andere mogelijke tussenkomende partijen.

    - het beheer van het kader.

    § 2. De verdeling van het aantal uren tussen de acht vermelde materies vervat in paragraaf 1 van het huidige artikel, wordt aan de vrije beoordeling van de vormingsinstanties gelaten. Zij beslissen in functie van hun doelpubliek en de gebruikte pedagogische methode.

    § 3. De vormingsinstanties waken erover dat de inhoud van iedere vorming rechtstreeks verband houdt met bemiddeling en deze link met bemiddeling wordt voorzien in de verschillende lessen.

    Het is aangewezen voor de vormingsinstanties dat minstens één opleider-erkend bemiddelaar de coördinatie van het gemeenschappelijk gedeelte van de vorming onder hen verzekert.

    § 4 Opdat de kandidaat-bemiddelaars "het kennen, het kunnen en het zijn" zouden kunnen integreren, is het aangewezen om niet meer dan 7 uur vorming (zonder pauzes) per dag te voorzien en het gemeenschappelijk gedeelte van de vorming te spreiden over meer dan 6 maanden.

    Art. 11. § 1. De praktijkoefeningen georganiseerd in het kader van het gemeenschappelijk gedeelte omvatten minimaal de volgende onderwerpen :

  9. De communicatievaardigheden;

  10. De vaardigheden op het vlak van onderhandelen;

  11. De stappen in een bemiddelingsproces;

  12. De vaardigheden op het vlak van het bemiddeling;

  13. De interventies in concrete situaties;

  14. De toepassing van de bemiddelingsprincipes;

  15. Rollenspelen en gevallenstudies.

    § 2. Het volgen van een stage bij een erkend bemiddelaar van minstens 20u, waarbij deelgenomen wordt aan een volledig bemiddelingstraject, is aangewezen. De waardering en evaluatie van deze (actieve of passieve ) stage behoort tot de beoordelingsbevoegdheid van de erkende bemiddelaar.

    Art. 12. § 1. De evaluatiemethode van de deelnemers aan het gemeenschappelijk gedeelte wordt aan de vrije beoordeling gelaten van de erkende vormingsinstanties, in functie van hun doelpubliek en de gebruikte pedagogische methode.

    Het is aangewezen dat de vormingsinstanties de roosters voor "Self-assessment voor de bemiddelaar" en "eindevaluatie van de kandidaat bemiddelaar", opgesteld door de Federale Bemiddelingscommissie en gepubliceerd op onze website, gebruiken.

    § 2 Een attest van het met succes voltooien van het gemeenschappelijk gedeelte kan enkel afgeleverd worden, indien de deelnemer effectief 100 lesuren conform artikel 7 § 2 heeft gevolgd en de deelnemer minstens een gelijkwaardig cijfer van 10/20 of meer op elk van de acht onderwerpen zoals voorzien in artikel 10, § 1 heeft behaald.

    Afdeling 3. - Gespecialiseerde vormingen in functie van diverse bemiddelingsdomeinen en hun evaluaties

    § 1. Gespecialiseerd vormingsprogramma voor de bemiddeling in familiale zaken

    Art. 13. Het gespecialiseerd vormingsprogramma...

Pour continuer la lecture

SOLLICITEZ VOTRE ESSAI

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT