10 JUNI 2006. - Wet tot bescherming van de economische mededinging (1)

ALBERT II, Koning der Belgen,

Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

De Kamers hebben aangenomen en Wij bekrachtigen hetgeen volgt :

HOOFDSTUK I. - Algemene bepaling

Artikel 1. Deze wet regelt een aangelegenheid als bedoeld in artikel 78 van de Grondwet.

HOOFDSTUK II. - Definities

Art. 2. Voor de toepassing van deze wet wordt verstaan onder :

  1. onderneming : alle natuurlijke of rechtspersonen, die op duurzame wijze een economisch doel nastreven;

  2. machtspositie : de positie die een onderneming in staat stelt om de instandhouding van een daadwerkelijke mededinging te verhinderen en het haar mogelijk maakt zich, jegens haar concurrenten, afnemers of leveranciers, in belangrijke mate onafhankelijk te gedragen;

  3. minister : de Minister die de Economie onder zijn bevoegdheid heeft;

  4. Belgische mededingingsautoriteit : de Raad voor de Mededinging en de Dienst voor de Mededinging bij de Federale Overheidsdienst Economie, K.M.O., Middenstand en Energie, elk overeenkomstig hun respectieve bevoegdheden bepaald in deze wet.

    De Belgische mededingingsautoriteit is de mededingingsautoriteit die bevoegd is om de artikelen 81 en 82 van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap toe te passen bedoeld in artikel 35 van Verordening (EG) nr. 1/2003 van de Raad van 16 december 2002 betreffende de uitvoering van de mededingingsregels van de artikelen 81 en 82 van het Verdrag.

    HOOFDSTUK III. - Mededingingspraktijken

    Afdeling I. - Restrictieve mededingingspraktijken

    Art. 3. § 1. Zijn verboden, zonder dat hiertoe een voorafgaande beslissing vereist is, alle overeenkomsten tussen ondernemingen, alle besluiten van ondernemingsverenigingen en alle onderling afgestemde feitelijke gedragingen welke ertoe strekken of ten gevolge hebben dat de mededinging op de Belgische betrokken markt of op een wezenlijk deel ervan merkbaar wordt verhinderd, beperkt of vervalst en met name die welke bestaan in :

  5. het rechtstreeks of zijdelings bepalen van de aan- of verkoopprijzen of van andere contractuele voorwaarden;

  6. het beperken of controleren van de productie, de afzet, de technische ontwikkeling of de investeringen;

  7. het verdelen van de markten of van de voorzieningsbronnen;

  8. het ten opzichte van handelspartners toepassen van ongelijke voorwaarden bij gelijkwaardige prestaties, hen daarmee nadeel berokkenend bij de mededinging;

  9. het afhankelijk stellen van het sluiten van overeenkomsten, van de aanvaarding door de handelspartners van bijkomende prestaties welke naar hun aard of volgens het handelsgebruik geen verband houden met het onderwerp van deze overeenkomsten.

    § 2. De krachtens dit artikel verboden overeenkomsten of besluiten zijn van rechtswege nietig.

    § 3. De bepalingen van § 1 zijn niet van toepassing op :

  10. elke overeenkomst of groep van overeenkomsten tussen ondernemingen,

  11. elk besluit of groep van besluiten van ondernemingsverenigingen, en

  12. elke onderling afgestemde feitelijke gedraging of groep van gedragingen die bijdragen tot verbetering van de productie of van de verdeling of tot verbetering van de technische of economische vooruitgang of die de kleine en middelgrote ondernemingen de mogelijkheid bieden om hun concurrentiepositie op de betrokken markt of op de internationale markt te verstevigen, mits een billijk aandeel in de daaruit voortvloeiende voordelen de gebruikers ten goede komt, en zonder nochtans aan de betrokken ondernemingen :

    1. beperkingen op te leggen welke voor het bereiken van deze doelstellingen niet onmisbaar zijn;

    2. de mogelijkheid te geven, voor een wezenlijk deel van de betrokken producten de mededinging uit te schakelen.

    Art. 4. Het is verboden, zonder dat hiertoe een voorafgaande beslissing nodig is, dat één of meer ondernemingen misbruik maken van een machtspositie op de betrokken Belgische markt of op een wezenlijk deel daarvan.

    Dit misbruik kan met name bestaan in :

  13. het rechtstreeks of zijdelings opleggen van onbillijke aan- of verkoopprijzen of van andere onbillijke contractuele voorwaarden;

  14. het beperken van de productie, de afzet of de technische ontwikkeling ten nadele van de verbruikers;

  15. het toepassen ten opzichte van handelspartners van ongelijke voorwaarden bij gelijkwaardige prestaties, hun daarmede nadeel berokkenend bij de mededinging;

  16. het feit dat het sluiten van overeenkomsten afhankelijk wordt gesteld van het aanvaarden door de handelspartners van bijkomende prestaties, welke naar hun aard of volgens het handelsgebruik geen verband houden met het onderwerp van deze overeenkomsten.

    Art. 5. De bij de artikel 3, § 1, en artikel 4 bedoelde praktijken worden hierna restrictieve mededingingspraktijken genoemd.

    Art. 6. Het verbod van artikel 3, § 1, geldt niet voor overeenkomsten, besluiten van ondernemingsverenigingen en onderling afgestemde feitelijke gedragingen waarvoor door een verordening van de Raad van de Europese Gemeenschappen of een verordening of een beschikking van de Europese Commissie artikel 81, lid 3, van het EG-verdrag van toepassing is verklaard.

    Het verbod van artikel 3, § 1, geldt niet voor overeenkomsten, besluiten van ondernemingsverenigingen en onderling afgestemde feitelijke gedragingen, die de handel tussen de lidstaten niet ongunstig beïnvloeden of de mededinging binnen de gemeenschappelijke markt niet beperken, verhinderen of vervalsen, doch die zouden genieten van de bescherming door een verordening als bedoeld in het eerste lid ingeval zij deze handel wel zouden beïnvloeden of deze mededinging wel zouden beperken, verhinderen of vervalsen.

    Het verbod van artikel 3, § 1, is niet van toepassing op categorieën van overeenkomsten, besluiten van ondernemingsverenigingen en onderling afgestemde feitelijke gedragingen van ondernemingen die binnen de werkingssfeer vallen van een koninklijk besluit genomen op grond van artikel 28.

    Afdeling II. - Concentraties

    Art. 7. § 1. Voor de toepassing van deze wet komt een concentratie tot stand indien er een duurzame wijziging van zeggenschap voortvloeit uit :

  17. de fusie van twee of meer voorheen onafhankelijke ondernemingen of delen van ondernemingen, of

  18. het verkrijgen, door één of meer personen die reeds de zeggenschap over ten minste één onderneming bezitten of door één of meer ondernemingen, van de zeggenschap - door de verwerving van participaties in het kapitaal of vermogensbestanddelen, bij overeenkomst of op elke andere wijze -, rechtstreeks of onrechtstreeks, over één of meer andere ondernemingen of delen daarvan.

    § 2. De oprichting van een gemeenschappelijke onderneming die duurzaam alle functies van een zelfstandige economische eenheid vervult, vormt een concentratie in de zin van § 1, 2°.

    § 3. Voor de toepassing van deze wet berust de zeggenschap op rechten, overeenkomsten of andere middelen die afzonderlijk of gezamenlijk met inachtneming van alle feitelijke en juridische omstandigheden, het mogelijk maken een bepalende invloed uit te oefenen op de activiteiten van een onderneming, met name :

  19. eigendoms- of gebruiksrechten op alle vermogensbestanddelen van een onderneming of delen daarvan;

  20. rechten of overeenkomsten die een bepalende invloed verschaffen op de samenstelling, het stemgedrag of de besluiten van de ondernemingsorganen.

    § 4. De zeggenschap wordt verkregen door de persoon/personen of de onderneming/ondernemingen :

  21. die zelf rechthebbenden zijn of aan deze overeenkomsten rechten ontlenen, of

  22. die, hoewel zij zelf geen rechthebbenden zijn, noch aan deze overeenkomsten rechten ontlenen, de bevoegdheid hebben de daaruit ontstane rechten uit te oefenen.

    § 5. Geen concentratie in de zin van § 1 komt tot stand :

  23. indien kredietinstellingen, andere financiële instellingen, of verzekeringsmaatschappijen tot wier normale werkzaamheden de verhandeling van effecten voor eigen rekening of voor rekening van derden behoort, tijdelijke deelnemingen houden die zij in een onderneming hebben verworven ten einde deze deelnemingen weer te verkopen, mits zij de aan deze deelnemingen verbonden stemrechten niet uitoefenen om het concurrentiegedrag van deze ondernemingen te bepalen of mits zij deze stemrechten slechts uitoefenen om de verkoop van deze onderneming of van haar activa, geheel of gedeeltelijk, of de verkoop van deze deelnemingen voor te bereiden, en deze verkoop plaatsvindt binnen één jaar na de verwerving; deze termijn bedraagt twee jaar wanneer de deelnemingen verworven werden als bewijs van dubieuze of onbetaald gebleven vorderingen.

  24. indien de zeggenschap wordt verworven door een gerechtelijke of overheidsmandataris, op grond van een gerechtelijke beslissing of een andere procedure van gedwongen vereffening.

  25. indien de in § 1, 2°, bedoelde handelingen worden uitgevoerd door participatiemaatschappijen zoals bedoeld in artikel 5, 3, van de vierde Richtlijn 78/660/EEG van de Raad van 25 juli 1978 gebaseerd op artikel 54, lid 3, punt g) van het Verdrag en betreffende de jaarrekening van bepaalde vennootschapsvormen, met dien verstande echter dat de stemrechten die aan de in bezit zijnde deelnemingen zijn verbonden, slechts worden uitgeoefend om, met name door de benoeming van de leden van de raden van bestuur en van toezicht van de ondernemingen waarin zij deelnemingen houden, de volledige waarde van deze investeringen veilig te stellen en niet om rechtstreeks of onrechtstreeks het concurrentiegedrag van die ondernemingen te bepalen.

    Art. 8. § 1. De bepalingen van deze afdeling zijn slechts van toepassing wanneer de betrokken ondernemingen samen in België een omzet, bepaald volgens de in artikel 52 bedoelde criteria, van meer dan 100 miljoen euro totaliseren en minstens twee van de betrokken ondernemingen elk in België een omzet realiseren van minstens 40 miljoen euro.

    § 2. De Koning kan, bij een besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad, en na raadpleging van de algemene vergadering van de Raad en de Commissie voor de Mededinging, de drempels bedoeld in § 1 verhogen.

    § 3. Om de drie jaar gaat de algemene vergadering van de Raad over tot een...

Pour continuer la lecture

SOLLICITEZ VOTRE ESSAI

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT