Koninklijk besluit met betrekking tot bepaalde openbare instellingen voor collectieve belegging. (NOTA : raadpleging van vroegere versies vanaf 09-03-2005 en tekstbijwerking tot 30-11-2006), de 4 mars 2005

TITEL I. - Algemene Bepalingen.

Artikel 1. Dit koninklijk besluit heeft de gedeeltelijke omzetting tot doel van de Richtlijn 2001/107/EG van het Europees Parlement en de Raad van 21 januari 2002 tot wijziging van de Richtlijn 85/611/EEG van de Raad tot coördinatie van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen betreffende bepaalde instellingen voor collectieve belegging in effecten (icbe's), met het oog op de reglementering van beheermaatschappijen en vereenvoudigde prospectussen, en de omzetting van de Richtlijn 2001/108/EG van het Europees Parlement en de Raad van 21 januari 2002 tot wijziging van de Richtlijn 85/611/EEG tot coördinatie van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen betreffende bepaalde instellingen voor collectieve belegging in effecten (icbe's), betreffende beleggingen van icbe's.

Art. 2. Voor de toepassing van dit besluit wordt verstaan onder :

  1. de wet : de wet van 20 juli 2004 betreffende bepaalde vormen van collectief beheer van beleggingsportefeuilles;

  2. effecten :

    1. aandelen en andere met aandelen gelijk te stellen waardepapieren, hierna aandelen te noemen;

    2. obligaties en andere schuldinstrumenten, hierna obligaties te noemen;

    3. alle andere verhandelbare waardepapieren waarmee dergelijke effecten via inschrijving of omruiling kunnen worden verworven,

    met uitsluiting van de in artikelen 72, 2°, en 73 bedoelde technieken en instrumenten;

  3. geldmarktinstrumenten : instrumenten die gewoonlijk op de geldmarkt verhandeld worden, liquide zijn en waarvan de waarde te allen tijde nauwkeurig kan worden vastgesteld;

  4. OTC-derivaten : financiële derivaten die buiten de beurs (over-the-counter) worden verhandeld;

  5. beheervennootschap : beheervennootschap van instellingen voor collectieve belegging aangesteld door een instelling voor collectieve belegging, zoals omschreven in artikel 3, 11°, van de wet;

  6. Richtlijn 78/660/EEG : Vierde Richtlijn van de Raad van 25 juli 1978 op de grondslag van artikel 54, lid 3, sub g), van het Verdrag betreffende de jaarrekening van bepaalde vennootschapsvormen;

  7. Richtlijn 83/349/EEG : Zevende Richtlijn van de Raad van 13 juni 1983 op de grondslag van artikel 54, lid 3, sub g), van het Verdrag betreffende de geconsolideerde jaarrekening;

  8. Richtlijn 84/253/EEG : Achtste Richtlijn van de Raad van 10 april 1984 op de grondslag van artikel 54, lid 3, sub g), van het Verdrag inzake de toelating van personen, belast met de wettelijke controle van boekhoudbescheiden;

  9. Richtlijn 2000/12/EG : Richtlijn van het Europees Parlement en de Raad van 20 maart 2000 betreffende de toegang tot en de uitoefening van de werkzaamheden van kredietinstellingen;

  10. Richtlijn 2001/34/EG : Richtlijn van het Europees Parlement en de Raad van 28 mei 2001 betreffende de toelating van effecten tot de officiële notering aan een effectenbeurs en de informatie die over deze effecten moet worden gepubliceerd.

    TITEL II. - Belgische openbare instellingen voor collectieve belegging met een veranderlijk aantal rechten van deelneming die opteren voor de beleggingen die voldoen aan de Richtlijn 85/611/EEG of die beleggen in financiële instrumenten en liquide middelen.

    Art. 3. De voorschriften van deze Titel gelden voor alle Belgische openbare instellingen voor collectieve belegging met veranderlijk aantal rechten van deelneming die hebben geopteerd voor de categorieën van toegelaten beleggingen als bedoeld in artikel 7, eerste lid, 1° of 2°, van de wet.

    HOOFDSTUK I. - Bedrijfsvergunning.

    Afdeling I. - INSCHRIJVINGSVOORWAARDEN.

    Onderafdeling I. - Inhoud van het beheerreglement of de statuten.

    Art. 4. Het beheerreglement of de statuten bevatten ten minste de inlichtingen als bedoeld in de bij dit besluit gevoegde bijlage D.

    Art. 5. De statuten van een beleggingsvennootschap kunnen voorzien in de creatie van categorieën van rechten van deelneming ter vertegenwoordiging van het vermogen van de vennootschap of, in geval van een beleggingsvennootschap met compartimenten, van de verschillende compartimenten. De aldus gecreëerde categorieën van rechten van deelneming worden hierna als " aandelenklassen " aangemerkt.

    Art. 6. § 1. Het onderscheid tussen aandelenklassen beantwoordt aan :

  11. de munteenheid waarin de netto-inventariswaarde van de aandelen wordt uitgedrukt, waarin de aanvragen tot uitgifte of inkoop van aandelen dan wel compartimentwijziging worden uitgevoerd of waarin eventuele uitkeringen aan de aandeelhouders plaats vinden;

  12. de bijdrage tot de kosten voor het waarnemen van de beheertaken voor instellingen voor collectieve belegging bedoeld in artikel 3, 9°, a), of b), van de wet of tot de kosten die aan de deelnemers ten laste worden gelegd tot dekking van de verwerving en de realisatie van de activa naar aanleiding van de uitgifte, de inkoop en compartimentwijziging;

  13. het tarief van de verhandelingprovisie;

  14. het land waar de aandelen zullen worden aangeboden;

  15. de identiteit van de bemiddelaars die instaan voor de verhandeling van de aandelen;

  16. de dekking van het wisselkoersrisico;

  17. andere objectieve elementen die door de CBFA worden aanvaard.

    In het geval bedoeld sub 1°, kan een bijkomend onderscheid worden gemaakt in functie van de dekking van het wisselkoersrisico.

    § 2. Bij de creatie van een (sub)aandelenklasse met dekking van het wisselkoersrisico dienen de statuten te voorzien in :

  18. precieze regels voor de waardering van de verrichtingen die strekken tot dekking van het wisselkoersrisico;

  19. precieze regels inzake de toerekening van kosten en de toewijzing van verlies en winst aan de betrokken aandelenklasse;

  20. het vereiste dat de indekkings-verrichtingen op precieze wijze kunnen worden toegewezen aan een bepaalde aandelenklasse;

  21. het vereiste dat de indekking maximaal betrekking heeft op 100 % van de waarde van de activa in de portefeuille.

    § 3. In vergelijking met de bijdrage tot de kosten voor het waarnemen van de beheertaken voor instellingen voor collectieve belegging bedoeld in artikel 3, 9°, a) of b), van de wet door aandeelhouders van één of meerdere andere aandelenklassen die op één of meerdere punten van een minder gunstig regime genieten, mag de bijdrage van de aandeelhouders van een aandelenklasse niet onbestaande of verwaarloosbaar zijn.

    § 4. Het onderscheid tussen aandelenklassen doet geen afbreuk aan de deelname in het resultaat van de portefeuille van de beleggingsvennootschap of het compartiment in functie van de participatie van de aandeelhouder.

    Art. 7. In de in artikel 6, § 1, 2° en 3°, bedoelde gevallen bepalen de statuten de objectieve criteria die worden gehanteerd om bepaalde personen toe te laten om in te schrijven op aandelen van een aandelenklasse die op één of meerdere punten geniet van een gunstiger regime dan aandelen van één of meerdere andere aandelenklassen, dan wel om dergelijke aandelen te verwerven.

    De objectieve criteria bedoeld in het eerste lid hebben inzonderheid betrekking op het initiële inschrijvingsbedrag van de aandeelhouder, de minimale beleggingsperiode, het gebruikte distributiekanaal of een ander door de CBFA aanvaard objectief element. Deze objectieve criteria mogen geen afbreuk doen aan het openbaar karakter van het aanbod van de aandelen van de beleggingsvennootschap of het compartiment.

    De statuten bepalen welke schikkingen worden getroffen zodat steeds kan worden nagegaan of, in de in artikel 6, § 1, 2° en 3°, bedoelde gevallen, de personen die hebben ingeschreven op aandelen van een bepaalde aandelenklasse die op één of meerdere punten geniet van een gunstiger regime, dan wel dergelijke aandelen hebben verworven, aan de gestelde criteria voldoen.

    Onderafdeling II. - De bewaarder.

    Art. 8. De activa van een instelling voor collectieve belegging worden in bewaring gegeven bij een bewaarder.

    De personen die de bewaarder vertegenwoordigen of in feite het beleid van de bewaarder bepalen, dienen over voldoende ervaring te beschikken, in het bijzonder met betrekking tot het type van instelling voor collectieve belegging.

    Art. 9. § 1. De bewaarder staat in voor de volgende taken :

  22. de bewaring van de activa van de instelling voor collectieve belegging en komt hierbij de gebruikelijke verplichtingen na;

  23. het verrichten, in opdracht van de instelling voor collectieve belegging, van transacties met betrekking tot de activa van de instelling voor collectieve belegging evenals de inning van de dividenden en interesten uit de activa en de uitoefening van de inschrijvings- en toekenningsrechten die eraan zijn verbonden;

  24. de uitvoering van elke andere instructie van de instelling voor collectieve belegging, tenzij deze in strijd is met de wet, de uitvoeringsbesluiten, het beheerreglement of de statuten, of het prospectus.

    § 2. De bewaarder vergewist zich ervan dat :

  25. de transacties met betrekking tot de activa van de instelling voor collectieve belegging, tijdig worden vereffend;

  26. de activa in bewaring overeenstemmen met de activa vermeld in de boekhouding van de instelling voor collectieve belegging;

  27. het aantal rechten van deelneming in omloop vermeld in zijn boekhouding overeenstemt met het aantal rechten van deelneming in omloop zoals vermeld in de boekhouding van de instelling voor collectieve belegging.

  28. de verkoop, de uitgifte, de inkoop, de terugbetaling en de intrekking van rechten van deelneming voor rekening van de instelling voor collectieve belegging overeenkomstig de wet, de uitvoeringsbesluiten,het beheerreglement of de statuten en het prospectus geschieden;

  29. de netto-inventariswaarde van de rechten van deelneming wordt berekend overeenkomstig de wet, de uitvoeringsbesluiten, het beheerreglement of de statuten en het prospectus;

  30. de beleggingsbeperkingen bepaald in de wet, de uitvoeringsbesluiten,het beheerreglement of de statuten en het prospectus worden gerespecteerd;

  31. de regels inzake provisies en kosten bepaald in de wet, de uitvoeringsbesluiten,het beheerreglement of de statuten en het prospectus worden gerespecteerd;

  32. de opbrengsten van de instelling voor collectieve belegging een...

Pour continuer la lecture

SOLLICITEZ VOTRE ESSAI

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT