Overeenkomst tussen het Koninkrijk België en het Koninkrijk Thailand tot het vermijden van dubbele belasting en tot het voorkomen van het ontgaan van belasting inzake belastingen naar het inkomen en naar het vermogen., de 16 octobre 1978

HOOFDSTUK I. - Werkingssfeer van de Overeenkomst.

Artikel 1. Personen op wie de Overeenkomst van toepassing is.

Deze Overeenkomst is van toepassing op personen die inwoner zijn van een overeenkomstsluitende Staat of van beide overeenkomstsluitende Staten.

Art. 2. Belastingen waarop de Overeenkomst van toepassing is.

  1. Deze Overeenkomst is van toepassing op belastingen naar het inkomen en naar het vermogen die, ongeacht de wijze van heffing, worden geheven ten behoeve van elk van de overeenkomstsluitende Staten of van de staatkundige onderdelen of plaatselijke gemeenschappen daarvan.

  2. Als belastingen naar het inkomen en naar het vermogen worden beschouwd, de belastingen die worden geheven naar het gehele inkomen, naar het gehele vermogen of naar bestanddelen van het inkomen of van het vermogen, daaronder begrepen belastingen naar voordelen verkregen uit de vervreemding van roerende of onroerende goederen, belastingen naar het totale bedrag van de door ondernemingen betaalde lonen of salarissen, alsmede belastingen naar waardevermeerdering.

  3. De bestaande belastingen, waarop de Overeenkomst van toepassing is, zijn met name :

    1. voor BelgiÎ :

      (1) de personenbelasting;

      (2) de vennootschapsbelasting;

      (3) de rechtspersonenbelasting;

      (4) de belasting der niet-verblijfhouders;

      met inbegrip van de voorheffingen, de opdeciemen en opcentiemen op die belastingen en voorheffingen, alsmede de aanvullende gemeentebelasting op de personenbelasting;

      (hierna te noemen "Belgische belasting");

    2. voor Thailand :

      (1) de inkomstbelasting (income tax)

      (2) de belasting ten behoeve van de plaatselijke ontwikkeling (local development fax);

      (3) de belasting op inkomsten uit petroleum (petroleum income fax);

      (hierna te noemen "Thailandse belasting").

  4. De Overeenkomst is ook van toepassing op alle belastingen naar het inkomen en naar het vermogen als zijn bedoeld in paragraaf 2, die na de datum van de ondertekening van deze Overeenkomst naast of in de plaats van de bestaande belastingen in een overeenkomstsluitende Staat wordt geheven. De bevoegde autoriteiten van de overeenkomstsluitende Staten delen elkaar alle belangrijke wijzigingen die in hun onderscheidende belastingwetten zijn aangebracht, mede.

    HOOFDSTUK II. - Begripsbepalingen.

    Art. 3. Algemene bepalingen.

  5. In deze Overeenkomst, tenzij het zinsverband anders vereist :

    1. betekent de uitdrukking "BelgiÎ" en het Koninkrijk BelgiÎ in aardrijkskundig verband gebruikt, omvat zij elk gebied buiten de nationale soevereiniteit van BelgiÎ, dat volgens de Belgische wetgeving betreffende het continentaal plat en in overeenstemming met het internationale recht is of zal worden aangeduid als een gebied waarbinnen de rechten van BelgiÎ met betrekking tot de zeebodem en de ondergrond daarvan en hun natuurlijke rijkdommen kunnen worden uitgeoefend;

    2. betekent de uitdrukking "Thailand", het Koninkrijk Thailand en elk aan de territoriale wateren van het Koninkrijk Thailand grenzend gebied dat volgens de Thailandse wetgeving en in overeenstemming met het internationale recht is of zal worden aangeduid als een gebied waarbinnen de rechten van het Koninkrijk Thailand met betrekking tot de zeebodem en de ondergrond daarvan en hun natuurlijke rijkdommen kunnen worden uitgeoefend;

    3. betekenen de uitdrukkingen "een overeenkomstsluitende Staat" en "de andere overeenkomstsluitende Staat", BelgiÎ of Thailand, al naar het zinsverband vereist;

    4. omvat de uitdrukking "persoon" elke natuurlijke persoon, elke vennootschap en elke andere vereniging van personen;

    5. betekent de uitdrukking "vennootschap" elke rechtspersoon of elke eenheid of elke groep of vereniging van personen, die in de overeenkomstsluitende Staat waarvan zij inwoner is, voor de belastingheffing als een rechtspersoon wordt behandeld;

    6. betekenen de uitdrukkingen "onderneming van een overeenkomstsluitende Staat" en "onderneming van de andere overeenkomstsluitende Staat" onderscheidenlijk een onderneming gedreven door een inwoner van een overeenkomstsluitende Staat en een onderneming gedreven door een inwoner van de andere overeenkomstsluitende Staat;

    7. betekent de uitdrukking "onderdanen" :

      (1) alle natuurlijke personen, die de nationaliteit van een overeenkomstsluitende Staat bezitten;

      (2) alle rechtspersonen, personenvennootschappen en verenigingen die hun rechtspositie als zodanig ontlenen aan de wetgeving die in een overeenkomstsluitende Staat van kracht is;

    8. omvat de uitdrukking "internationaal verkeer" het verkeer tussen plaatsen die in een overeenkomstsluitende Staat zijn gelegen, indien de reis zich over meer dan ÈÈn land uitstrekt;

    9. betekent de uitdrukking "bevoegde autoriteit" :

      (1) in BelgiÎ, de Minister van FinanciÎn of zijn bevoegde vertegenwoordiger;

      (2) in Thailand, de Minister van FinanciÎn of zijn bevoegde vertegenwoordiger.

  6. Voor de toepassing van de Overeenkomst door een overeenkomstsluitende Staat, heeft, tenzij het zinsverband anders vereist, elke niet anders omschreven uitdrukking de betekenis welke die uitdrukking heeft volgens de wetgeving van die overeenkomstsluitende Staat met betrekking tot de belastingen die het onderwerp van de Overeenkomst uitmaken.

    Art. 4. Fiscale woonplaats.

  7. Voor de toepassing van deze Overeenkomst betekent de uitdrukking "inwoner van een overeenkomstsluitende Staat" iedere persoon wiens inkomen of vermogen, ingevolge de wetgeving van die Staat, aldaar aan belasting is onderworpen op grond van zijn woonplaats, verblijf, plaats van leiding of enige andere, soortgelijke omstandigheid. Deze uitdrukking omvat echter niet de personen die in die overeenkomstsluitende Staat enkel aan belasting zijn onderworpen ter zake van inkomen uit aldaar gelegen bronnen of ter zake van in die Staat gelegen vermogen.

  8. Indien een natuurlijke persoon ingevolge de bepaling van paragraaf 1 inwoner van beide overeenkomstsluitende Staten is, gelden de volgende regels :

    1. hij wordt geacht inwoner te zijn van de overeenkomstsluitende Staat waar hij een duurzaam tehuis tot zijn beschikking heeft. Indien hij in beide overeenkomstsluitende Staten een duurzaam tehuis tot zijn beschikking heeft, wordt hij geacht inwoner te zijn van de overeenkomstsluitende Staat waarmede zijn persoonlijke en economische betrekkingen het nauwst zijn (middelpunt van de levensbelangen);

    2. indien niet kan worden bepaald in welke overeenkomstsluitende Staat hij het middelpunt van zijn levensbelangen heeft, of indien hij in geen van de overeenkomstsluitende Staten een duurzaam tehuis tot zijn beschikking heeft, wordt hij geacht inwoner te zijn van de overeenkomstsluitende Staat waar hij gewoonlijk verblijft;

    3. indien hij in beide overeenkomstsluitende Staten of in geen van beide gewoonlijk verblijft, wordt hij geacht inwoner te zijn van de overeenkomstsluitende Staat waarvan hij onderdaan is;

    4. indien hij onderdaan is van beide overeenkomstsluitende Staten of van geen van beide, regelen de bevoegde autoriteiten van de overeenkomstsluitende Staten de aangelegenheid in onderlinge overeenstemming.

  9. Indien een vennootschap ingevolge de bepaling van paragraaf 1 inwoner is van beide overeenkomstsluitende Staten, wordt zij geacht inwoner te zijn van de overeenkomstsluitende Staat waar zij is opgericht of aan wiens wetgeving zij haar rechtspositie als vennootschap ontleent. Indien de vennootschap ingevolge deze criteria steeds inwoner is van beide overeenkomstsluitende Staten, wordt zij geacht inwoner te zijn van de overeenkomstsluitende Staat waar de plaats van haar werkelijke leiding is gelegen.

    Art. 5. Vaste inrichting.

  10. Voor de toepassing van deze Overeenkomst betekent de uitdrukking "vaste inrichting" een vaste bedrijfsinrichting waarin de onderneming haar werkzaamheden geheel of gedeeltelijk uitoefent.

  11. De uitdrukking "vaste inrichting" omvat in het bijzonder :

    1. een plaats waar leiding wordt gegeven;

    2. een filiaal;

    3. een kantoor;

    4. een fabriek;

    5. een werkplaats;

    6. een opslagplaats;

    7. een mijn, een steengroeve, een olie- of gasbron of enige andere plaats waar natuurlijke rijkdommen worden gewonnen;

    8. een plaats van uitvoering van een bouwwerk of van montage- of constructiewerkzaamheden waarvan de duur zes maanden overschrijdt.

  12. Een vaste inrichting wordt niet aanwezig geacht indien :

    1. gebruik wordt gemaakt van inrichtingen, uitsluitend voor de opslag, uitstalling of aflevering van aan de onderneming toebehorende goederen;

    2. een voorraad van aan de onderneming toebehorende goederen wordt aangehouden, uitsluitend voor de opslag, uitstalling of aflevering;

    3. een voorraad van aan de onderneming toebehorende goederen wordt aangehouden, uitsluitend voor de bewerking of verwerking door een andere onderneming;

    4. een vaste bedrijfsinrichting wordt aangehouden, uitsluitend om voor de onderneming goederen aan te kopen of inlichtingen in te winnen;

    5. een vaste bedrijfsinrichting wordt aangehouden, uitsluitend voor reclamedoeleinden, voor het geven van inlichtingen, voor wetenschappelijk onderzoek of voor soortgelijke werkzaamheden voor de onderneming die van voorbereidende aard zijn of het karakter van hulpwerkzaamheden hebben.

  13. Een persoon - niet zijnde een makelaar, een commissionair of enige andere onafhankelijke vertegenwoordiger in de zin van paragraaf 5 - die in een overeenkomstsluitende Staat voor een onderneming van de andere overeenkomstsluitende Staat werkzaam is, wordt als een in de eerstbedoelde Staat aanwezige vaste inrichting beschouwd, maar enkel indien

    1. hij een machtiging bezit om voor of namens de onderneming overeenkomsten af te sluiten en dit recht in de eerstbedoelde Staat gewoonlijk uitoefent, tenzij zijn werkzaamheden beperkt blijven tot de aankoop van goederen voor de onderneming; of

    2. hij in de eerstbedoelde Staat gewoonlijk een voorraad van aan de onderneming toebehorende goederen aanhoudt waaruit hij regelmatig goederen aflevert voor of namens de onderneming; of

    3. hij in de eerstbedoelde Staat gewoonlijk bestellingen opneemt, uitsluitend of nagenoeg uitsluitend voor de onderneming zelf of voor de...

Pour continuer la lecture

SOLLICITEZ VOTRE ESSAI

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT