29 MAART 2012. - Wet houdende instemming met de Overeenkomst tussen de Benelux-Staten (het Koninkrijk België, het Groothertogdom Luxemburg, het Koninkrijk der Nederlanden) en de Republiek Armenië betreffende de overname van onregelmatig verblijvende personen, en met het Uitvoeringsprotocol, gedaan te Brussel op 3 juni 2009 (1)

ALBERT II, Koning der Belgen,

Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

De Kamers hebben aangenomen en Wij bekrachtigen, hetgeen volgt :

Artikel 1. Deze wet regelt een aangelegenheid als bedoeld in artikel 77 van de Grondwet.

Art. 2. De Overeenkomst tussen de Benelux-Staten (het Koninkrijk België, het Groothertogdom Luxemburg, het Koninkrijk der Nederlanden) en de Republiek Armenië betreffende de overname van onregelmatig verblijvende personen, en het Uitvoeringsprotocol, gedaan te Brussel op 3 juni 2009, zullen volkomen gevolg hebben.

Kondigen deze wet af, bevelen dat zij met 's Lands zegel zal worden bekleed en door het Belgisch Staatsblad zal worden bekendgemaakt.

Gegeven te Brussel, 29 maart 2012.

ALBERT

Van Koningswege :

De Vice-Eerste Minister en Minister van Buitenlandse Zaken,

D. REYNDERS

De Minister van Justitie,

Mevr. A. TURTELBOOM

De Staatssecretaris voor Asiel en Migratie,

Mevr. M. DE BLOCK

Gezien en met 's Lands zegel gezegeld :

De Minister van Justitie,

Mevr. A. TURTELBOOM

_______

Nota's

(1) Zitting 2011-2012.

Senaat.

Documenten

Ontwerp van wet ingediend op 1 december 2011, nr. 5-1371/1.

Verslag namens de Commissie nr. 5-1371/2.

Parlementaire Handelingen

Bespreking, vergadering van 26 januari 2012.

Stemming, vergadering van 26 januari 2012.

Kamer.

Documenten

Ontwerp overgezonden door de Senaat, nr. 53-2024/1.

Verslag namens de commissie 53-2024/2.

Tekst aangenomen in plenaire vergadering en aan de Koning ter bekrachtiging voorgelegd 53-2024/3.

Parlementaire Handelingen

Bespreking, vergadering van 1 maart 2012.

Stemming, vergadering van 1 maart 2012.

Overeenkomst tussen de Benelux-Staten (het Koninkrijk België, het Groothertogdom Luxemburg, het Koninkrijk der Nederlanden) en de Republiek Armenië betreffende de overname van onregelmatig verblijvende personen

De BENELUX-STATEN

(het Koninkrijk België, het Groothertogdom Luxemburg, het Koninkrijk der Nederlanden), die krachtens de bepalingen van de op 11 april 1960 gesloten Benelux-Overeenkomst gemeenschappelijk optreden

en

DE REPUBLIEK ARMENIE,

hierna genoemd « de Overeenkomstsluitende Partijen »,

ERNAAR STREVEND de overname van personen die onregelmatig op het grondgebied van een andere Overeenkomstsluitende Partij verblijven, dit wil zeggen die niet of niet meer voldoen aan de geldende voorwaarden voor binnenkomst of verblijf, en de doorgeleiding van te repatriëren personen in een geest van samenwerking en op basis van wederkerigheid te vergemakkelijken,

Zijn het volgende overeengekomen :

Artikel 1

Definities en werkingssfeer

(1) In deze Overeenkomst dient te worden verstaan onder grondgebied van

  1. de Benelux : het gezamenlijke grondgebied in Europa van het Koninkrijk België, van het Groothertogdom Luxemburg en van het Koninkrijk der Nederlanden;

  2. de Republiek Armenië : het grondgebied van de Republiek Armenië.

    (2) In deze Overeenkomst dient te worden verstaan onder :

  3. « onregelmatig verblijvende persoon » : eenieder die niet of niet meer voldoet aan de op het grondgebied van de verzoekende Overeenkomstsluitende Partij geldende voorwaarden voor binnenkomst of verblijf;

  4. « derde Staat » : elke Staat die geen Benelux-Staat en niet de Republiek Armenië is;

  5. « onderdaan van een derde Staat » : eenieder die geen onderdaan van één der Benelux-Staten of van de Republiek Armenië is;

  6. « staatloze » : de persoon waarvan de status door het Verdrag betreffende de status van staatlozen van 28 september 1954 bepaald wordt;

  7. « grenzen » :

    - de eerst overschreden grens die niet een gemeenschappelijke grens van de Overeenkomstsluitende Partijen is;

    - iedere binnen het Benelux-gebied of op het grondgebied van de Republiek Armenië gelegen lucht- of zeehaven, waar personenverkeer van of naar een derde land plaatsvindt.

    Artikel 2

    Overname van eigen onderdanen

    (1) Iedere Overeenkomstsluitende Partij neemt op verzoek van de andere Overeenkomstsluitende Partij, zonder formaliteiten de onregelmatig verblijvende persoon over wanneer kan worden aangetoond of aannemelijk gemaakt dat hij de nationaliteit van de aangezochte Overeenkomstsluitende Partij heeft.

    (2) De aangezochte Overeenkomstsluitende Partij verstrekt op verzoek van de verzoekende Overeenkomstsluitende Partij en overeenkomstig de bepalingen van artikel 4 binnen een termijn van drie werkdagen de voor de teruggeleiding van de over te nemen persoon noodzakelijke reisdocumenten.

    (3) De verzoekende Overeenkomstsluitende Partij neemt deze persoon onder dezelfde voorwaarden over, indien uit een later onderzoek blijkt dat deze op het moment van het verlaten van het grondgebied van de verzoekende Overeenkomstsluitende Partij niet de nationaliteit van de aangezochte Overeenkomstsluitende Partij had.

    Artikel 3

    Overname van onderdanen van een derde Staat of van staatlozen

    (1) Iedere Overeenkomstsluitende Partij neemt op verzoek van de andere Overeenkomstsluitende Partij en zonder formaliteiten de onderdanen van een derde Staat of staatlozen over die niet of niet meer voldoen aan de op het grondgebied van de verzoekende Overeenkomstsluitende Partij geldende voorwaarden voor binnenkomst of verblijf,

    wanneer kan worden aangetoond of aannemelijk gemaakt dat deze personen, op het ogenblik waarop hun onregelmatig verblijf op het grondgebied van de verzoekende Overeenkomstsluitende Partij is vastgesteld, het recht hadden om regelmatig op het grondgebied van de aangezochte Overeenkomstsluitende Partij te verblijven.

    (2) De aangezochte Overeenkomstsluitende Partij verstrekt op verzoek van de verzoekende Overeenkomstsluitende Partij en overeenkomstig de bepalingen van artikel 4 binnen een termijn van drie werkdagen de voor de teruggeleiding van de over te nemen persoon noodzakelijke reisdocumenten.

    Artikel 4

    Identiteit en nationaliteit

    (1) De identiteit en de nationaliteit van een overeenkomstig de in lid (1) van artikel 2 en lid (1) van artikel 3 opgenomen procedures over te nemen persoon kunnen worden aangetoond door middel van de volgende documenten :

    - een geldig nationaal identiteitsbewijs;

    - een geldig paspoort of paspoortvervangend reisdocument met foto (laissez-passer);

    - een geldig militair identiteitsbewijs of een ander identiteitsbewijs van het personeel van de strijdkrachten met een foto van de houder;

    - een document, zoals hiervoor beschreven, waarvan de geldigheidsduur is verstreken op de dag van ontvangst van het verzoek om overname.

    (2) De identiteit en de nationaliteit kunnen aannemelijk worden gemaakt aan de hand van de volgende documenten :

    - een ander officieel document dan zoals beschreven in het vorige lid, aan de hand waarvan de identiteit van de betrokkene kan worden vastgesteld (rijbewijs e.a.);

    - een document waaruit een consulaire inschrijving blijkt, een nationaliteitsbewijs of een bewijs van de burgerlijke stand.

    (3) Het vermoeden van identiteit en nationaliteit kan tevens worden ondersteund door middel van één van de volgende elementen :

    - een betrouwbare getuigenverklaring, opgesteld door de bevoegde autoriteiten van de verzoekende Overeenkomstsluitende Partij;

    - andere documenten waaruit de identiteit van de betrokkene blijkt;

    - fotokopieën van bovengenoemde documenten;

    - de verklaring van de betrokkene zelf, behoorlijk opgesteld door de bevoegde autoriteiten van de verzoekende Overeenkomstsluitende Partij;

    - de taal waarin de betrokkene zich uitdrukt.

    Artikel 5

    Indiening van het verzoek om overname

    (1) Een verzoek om overname vindt schriftelijk plaats en omvat :

  8. de personalia van de betrokkene (naam, voornaam, eventueel vroegere namen, bijnamen en pseudoniemen, alias, geboortedatum en -plaats, geslacht en laatste verblijfplaats);

  9. de beschrijving van het paspoort of het paspoortvervangend reisdocument (onder meer serienummer, plaats en datum van afgifte, geldigheidsduur, afgevende autoriteit) en/of enig ander bewijs waaruit de nationaliteit van de betrokkene blijkt of door middel waarvan zijn nationaliteit kan worden aangetoond;

  10. twee pasfoto's.

    (2) De verzoekende Overeenkomstsluitende Partij kan elke andere voor de...

Pour continuer la lecture

SOLLICITEZ VOTRE ESSAI

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT