Overeenkomst tussen het Koninkrijk België en de Republiek Letland tot het vermijden van dubbele belasting en tot het voorkomen van het ontgaan van belasting inzake belastingen naar het inkomen., de 21 avril 1999

HOOFDSTUK I. - Werkingssfeer van de overeenkomst.

Artikel 1. Personen op wie de overeenkomst van toepassing is.

Deze Overeenkomst is van toepassing op personen die inwoner zijn van een overeenkomstsluitende Staat of van beide overeenkomstsluitende Staten.

Art. 2. Belastingen waarop de overeenkomst van toepassing is.

  1. Deze Overeenkomst is van toepassing op belastingen naar het inkomen die, ongeacht de wijze van heffing, worden geheven ten behoeve van een overeenkomstsluitende Staat, van de staatkundige onderdelen of plaatselijke gemeenschappen daarvan.

  2. Als belastingen naar het inkomen worden beschouwd alle belastingen die worden geheven naar het gehele inkomen of naar bestanddelen van het inkomen, daaronder begrepen belastingen naar voordelen verkregen uit de vervreemding van roerende of onroerende goederen, alsmede belastingen naar waardevermeerdering.

  3. De bestaande belastingen waarop de Overeenkomst van toepassing is, zijn met name :

    1. In Letland :

      (i) de belasting naar het inkomen van ondernemingen (uznemumu ienakuma nodoklis);

      (ii) de belasting naar het inkomen van personen (iedzivotaju ienakuma nodoklis);

      (hierna te noemen " de Letlandse belasting ");

    2. in BelgiÎ :

      (i) de personenbelasting;

      (ii) de vennootschapsbelasting;

      (iii) de rechtspersonenbelasting;

      (iv) de belasting van niet-inwoners;

      (v) de aanvullende crisisbijdrage;

      met inbegrip van de voorheffingen, de opcentiemen op die belastingen en voorheffingen, alsmede de aanvullende belastingen op de personenbelasting;

      (hierna te noemen "Belgische belasting").

  4. De Overeenkomst is ook van toepassing op alle gelijke of in wezen gelijksoortige belastingen die na de datum van de ondertekening van de Overeenkomst naast of in de plaats van de bestaande belastingen worden geheven. De bevoegde autoriteiten van de overeenkomstsluitende Staten delen elkaar de belangrijkste wijzigingen die in hun onderscheidene belastingwetten zijn aangebracht, mede.

    HOOFDSTUK II. - Begripsbepalingen.

    Art. 3. Algemene bepalingen.

  5. Voor de toepassing van deze Overeenkomst, tenzij het zinsverband anders vereist :

    1. betekent de uitdrukking "Letland", de Republiek Letland en, in aardrijkskundig verband gebruikt, omvat zij het territorium van de Republiek Letland en elk ander gebied grenzend aan de territoriale wateren van de Republiek Letland waarover, krachtens de wetgeving van de Republiek Letland en in overeenstemming met het internationale recht, de rechten van Letland kunnen worden uitgeoefend met betrekking tot de zeebodem en de ondergrond en de natuurlijke rijkdommen daarvan;

    2. betekent de uitdrukking "BelgiÎ " het Koninkrijk BelgiÎ; in aardrijkskundig verband gebruikt, omvat zij het territorium van het Koninkrijk BelgiÎ, daarin inbegrepen de territoriale zee en de maritieme zones en de luchtgebieden waarover, in overeenstemming met het internationale recht het Koninkrijk BelgiÎ, soevereine rechten of zijn rechtsmacht uitoefent;

    3. betekenen de uitdrukkingen "een overeenkomstsluitende Staat" en "de andere overeenkomstsluitende Staat", Letland of BelgiÎ, al naar het zinsverband vereist;

    4. omvat de uitdrukking "persoon" een natuurlijke persoon, een vennootschap en elke andere vereniging van personen;

    5. betekent de uitdrukking "vennootschap" elke rechtspersoon of elke eenheid die voor de belastingheffing in de Staat waarvan zij inwoner is, als een rechtspersoon wordt behandeld;

    6. betekenen de uitdrukkingen "onderneming van een overeenkomstsluitende Staat" en "onderneming van de andere overeenkomstsluitende Staat" onderscheidenlijk een onderneming gedreven door een inwoner van een overeenkomstsluitende Staat en een onderneming gedreven door een inwoner van de andere overeenkomstsluitende Staat;

    7. betekent de uitdrukking "internationaal verkeer" elk vervoer door een schip of luchtvaartuig dat door een onderneming van een overeenkomstsluitende Staat wordt geÎxploiteerd, behalve indien het schip of luchtvaartuig slechts tussen in de andere overeenkomstsluitende Staat gelegen plaatsen wordt geÎxploiteerd;

    8. betekent de uitdrukking "bevoegde autoriteit" :

      (i) in Letland, het Ministerie van FinanciÎn of de bevoegde vertegenwoordiger ervan;

      (ii) in BelgiÎ, de Minister van FinanciÎn of zijn bevoegde vertegenwoordiger;

    9. betekent de uitdrukking "onderdaan" :

      (i) elke natuurlijke persoon die de nationaliteit van een overeenkomstsluitende Staat bezit;

      (ii) elke rechtspersoon, personenvennootschap of vereniging die zijn of haar rechtspositie als zodanig ontleent aan de wetgeving die in een overeenkomstsluitende Staat van kracht is.

  6. Voor de toepassing van de Overeenkomst op enig ogenblik door een overeenkomstsluitende Staat heeft, tenzij het zinsverband anders vereist, elke daarin niet omschreven uitdrukking de betekenis welke die uitdrukking op dat ogenblik heeft volgens de wetgeving van die Staat met betrekking tot de belastingen waarop de Overeenkomst van toepassing is; elke betekenis onder de toepasselijke belastingwetgeving van die Staat heeft voorrang op de betekenis welke die uitdrukking heeft onder de andere wetten van die Staat.

    Art. 4. Inwoner.

  7. Voor de toepassing van deze Overeenkomst betekent de uitdrukking "inwoner van een overeenkomstsluitende Staat" iedere persoon die, ingevolge de wetgeving van die Staat, aldaar aan belasting is onderworpen op grond van zijn woonplaats, verblijf, plaats van leiding, plaats van oprichting of enige andere soortgelijke omstandigheid. Die uitdrukking omvat eveneens die Staat zelf, de staatkundige onderdelen en plaatselijke gemeenschappen daarvan. Die uitdrukking omvat echter niet personen die in die Staat alleen terzake van inkomsten uit in die Staat gelegen bronnen aan belasting zijn onderworpen.

  8. Indien een natuurlijke persoon ingevolge de bepalingen van paragraaf 1 inwoner van beide overeenkomstsluitende Staten is, wordt zijn toestand op de volgende wijze geregeld :

    1. hij wordt geacht alleen inwoner te zijn van de Staat waar hij een duurzaam tehuis tot zijn beschikking heeft; indien hij in beide Staten een duurzaam tehuis tot zijn beschikking heeft, wordt hij geacht alleen inwoner te zijn van de Staat waarmede zijn persoonlijke en economische betrekkingen het nauwst zijn (middelpunt van de levensbelangen);

    2. indien niet kan worden bepaald in welke Staat hij het middelpunt van zijn levensbelangen heeft of indien hij in geen van de Staten een duurzaam tehuis tot zijn beschikking heeft, wordt hij geacht alleen inwoner te zijn van de Staat waar hij gewoonlijk verblijft;

    3. indien hij in beide Staten of in geen van beide gewoonlijk verblijft, wordt hij geacht alleen inwoner te zijn van de Staat waarvan hij onderdaan is;

    4. indien hij onderdaan is van beide Staten of van geen van beide, regelen de bevoegde autoriteiten van de overeenkomstsluitende Staten de aangelegenheid in onderlinge overeenstemming.

  9. Indien een andere dan een natuurlijke persoon ingevolge de bepalingen van paragraaf 1 inwoner is van beide overeenkomstsluitende Staten, zullen de bevoegde autoriteiten van de overeenkomstsluitende Staten trachten de aangelegenheid in onderlinge overeenstemming te regelen. Voor het verkrijgen van voordelen waarin de Overeenkomst voorziet, wordt die persoon, bij ontstentenis van zulke overeenstemming, niet geacht een inwoner te zijn van een van de overeenkomstsluitende Staten.

    Art. 5. Vaste inrichting.

  10. Voor de toepassing van deze Overeenkomst betekent de uitdrukking "vaste inrichting" een vaste bedrijfsinrichting met behulp waarvan de werkzaamheden van een onderneming geheel of gedeeltelijk worden uitgeoefend.

  11. De uitdrukking "vaste inrichting" omvat in het bijzonder :

    1. een plaats waar leiding wordt gegeven;

    2. een filiaal;

    3. een kantoor;

    4. een fabriek;

    5. een werkplaats, en

    6. een mijn, een olie- of gasbron, een steengroeve of enige andere plaats waar natuurlijke rijkdommen worden gewonnen.

  12. De plaats van uitvoering van een bouwwerk, van constructie-, assemblage- of installatiewerkzaamheden of daarmee verband houdende werkzaamheden van toezichthoudende of adviserende aard, is slechts dan een vaste inrichting indien de duur van dat bouwwerk of die werkzaamheden negen maanden overschrijdt.

  13. Niettegenstaande de voorgaande bepalingen van dit artikel wordt een "vaste inrichting" niet aanwezig geacht indien :

    1. gebruik wordt gemaakt van inrichtingen, uitsluitend voor de opslag, uitstalling of aflevering van aan de onderneming toebehorende goederen;

    2. een voorraad van aan de onderneming toebehorende goederen wordt aangehouden, uitsluitend voor de opslag, uitstalling of aflevering;

    3. een voorraad van aan de onderneming toebehorende goederen wordt aangehouden, uitsluitend voor de bewerking of verwerking door een andere onderneming;

    4. een vaste bedrijfsinrichting wordt aangehouden, uitsluitend om voor de onderneming goederen aan te kopen of inlichtingen in te winnen;

    5. een vaste bedrijfsinrichting wordt aangehouden, uitsluitend om voor de onderneming, andere werkzaamheden die van voorbereidende aard zijn of het karakter van hulpwerkzaamheden hebben, te verrichten;

    6. een vaste bedrijfsinrichting wordt aangehouden, uitsluitend om verscheidene van de in de subparagrafen a) tot e) vermelde werkzaamheden te verrichten, op voorwaarde dat het geheel van de werkzaamheden van de vaste bedrijfsinrichting van voorbereidende aard is of het karakter van hulpwerkzaamheden heeft.

  14. Indien een persoon - niet zijnde een onafhankelijke vertegenwoordiger op wie paragraaf 6 van toepassing is - voor een onderneming werkzaam is en in een overeenkomstsluitende Staat een machtiging bezit om namens de onderneming overeenkomsten af te sluiten en dit recht aldaar gewoonlijk uitoefent, wordt die onderneming, niettegenstaande de bepalingen van de paragrafen 1 en 2, geacht een vaste inrichting in die Staat te hebben voor alle werkzaamheden welke deze persoon voor de onderneming verricht, tenzij de werkzaamheden van die persoon beperkt blijven tot de in paragraaf 4 vermelde werkzaamheden die, indien zij met behulp van een vaste bedrijfsinrichting zouden...

Pour continuer la lecture

SOLLICITEZ VOTRE ESSAI

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT