Decreet tot regeling van de bekwaamheidsbewijzen en ambten in het door de Franse Gemeenschap georganiseerde en gesubsidieerde basis- en secundair onderwijs, de 11 avril 2014

TITEL I. - Algemene bepalingen

HOOFDSTUK I. - Toepassingsgebied en definities

Artikel 1. Dit decreet is van toepassing op het basis- en secundair onderwijs, zoals bepaald in de artikelen 2 tot 4 van het decreet van 24 juli 1997 dat de prioritaire taken bepaalt van het basisonderwijs en van het secundair onderwijs en de structuren organiseert die het mogelijk maken ze uit te voeren.

Het is ook van toepassing op het secundair onderwijs voor sociale promotie, zoals bepaald in titel II, hoofdstuk IV, van het decreet van 16 april 1991 houdende organisatie van het onderwijs voor sociale promotie.

In de voorzieningen en inrichtingen die worden georganiseerd of gesubsidieerd in het kader van één van de in de vorige leden bedoelde onderwijsniveaus, met inbegrip van de internaten en opvangtehuizen, komen alleen de wervingsambten van de volgende personeelscategorieën in aanmerking :

  1. het bestuurs- en onderwijzend personeel, met uitzondering van de leermeesters en leraars godsdienst;

  2. het paramedisch personeel;

  3. het sociaal personeel;

  4. het psychologisch personeel;

  5. het opvoedend hulppersoneel.

    Art. 2. § 1. In het kader van dit decreet wordt verstaan onder :

  6. ambt : generieke benaming die minstens het item 2°, in voorkomend geval aangevuld met de in 3° tot 6° bedoelde items, beslaat;

  7. basisambt : één van de in artikel 3 bedoelde benamingen;

  8. onderwijzend ambt : benaming voortvloeiend uit het basisambt van de categorie van het bestuurs- en onderwijzend personeel, door aan dat basisambt een geheel van cursussen en/of activiteiten, alsook, in voorkomend geval, een rangschikking, een onderwijsniveau en een specificiteit toe te voegen;

  9. rangschikking : kwalificering van elk onderwijzend ambt van het secundair onderwijs met volledig leerplan, alternerend onderwijs of onderwijs voor sociale promotie, door dat ambt ofwel in de algemene vorming, ofwel in de technische of technologische vorming ofwel in de beroepspraktijk op te nemen;

  10. onderwijsniveau : onderscheid tussen het kleuteronderwijs, het lager onderwijs, het secundair onderwijs van de lagere graad en het secundair onderwijs van de hogere graad.

    Tot het secundair onderwijs van de lagere graad behoren :

    1. de eerste graad van het gewoon secundair onderwijs, bedoeld in artikel 1, § 1, van de wet van 19 juli 1971 betreffende de algemene structuur en de organisatie van het secundair onderwijs;

    2. het eerste jaar van de 2e graad van de doorstromingsafdeling bedoeld in artikel 1, § 2, 2°, a, van dezelfde wet;

    3. de 2e graad van de kwalificatieafdeling bedoeld in artikel 1, § 2, 2°, b, van dezelfde wet;

    4. het gespecialiseerd secundair onderwijs van vorm 1, 2 en 3, georganiseerd overeenkomstig het decreet van 3 maart 2004 houdende organisatie van het gespecialiseerd onderwijs;

    5. het alternerend secundair onderwijs van de 2e graad van het beroepsonderwijs overeenkomstig artikel 2, §§ 1, 2 en 3, van het decreet van 3 juli 1991 tot regeling van het alternerend secundair onderwijs;

    6. de afdelingen van het onderwijs voor sociale promotie die in de lagere graad worden georganiseerd overeenkomstig artikel 10, § 1, van het decreet van 16 april 1991 houdende organisatie van het onderwijs voor sociale promotie.

      Tot het secundair onderwijs van de hogere graad behoren :

    7. de 1e graad van het gewoon secundair onderwijs bedoeld in artikel 1, § 1, van de wet van 19 juli 1971 betreffende de algemene structuur en de organisatie van het secundair onderwijs;

    8. het tweede jaar van de 2e graad en de 3e graad van de doorstromingsafdeling bedoeld in artikel 1, § 2, 2°, a, van de wet van 19 juli 1971 betreffende de algemene structuur en de organisatie van het secundair onderwijs;

    9. de 3e graad en de 4e graad van de doorstromingsafdeling, respectief bedoeld in artikel 1, § 2, 2°, b, en in artikel 2, § 4, van dezelfde wet;

    10. het alternerend secundair onderwijs, in de 3e graad georganiseerd overeenkomstig artikel 2 ter, §§ 1 en 2, van het decreet van 3 juli 1991 tot regeling van het alternerend secundair onderwijs;

    11. de afdelingen van het onderwijs voor sociale promotie, in de hogere graad georganiseerd overeenkomstig artikel 10, § 1, van het decreet van 16 april 1991 houdende organisatie van het onderwijs voor sociale promotie;

  11. specificiteit : specifieke benaming van een onderwijzend ambt dat zorgt voor de verbinding tussen de gedoceerde stof en het(de) bekwaamheidsbewijs(zen) waarvan de leerkracht die het uitoefent houder moet zijn;

  12. cursus : niet deelbare subdivisie van een studierooster of van een onderwijseenheid die overeenstemt met één of meer lestijden die worden opgenomen in het kapitaal-lestijden, de lestijdendotatie of het totale aantal lestijden/leerkracht dat toegekend wordt aan een onderwijsinrichting bedoeld in artikel 1;

  13. verbinding cursus/ambt : de verbinding, volgens in dit decreet nader bepaalde regels, tussen één of meer cursussen en één of meer onderwijzende ambten;

  14. bekwaamheidsbewijs : generieke benaming die tegelijk het vereiste bekwaamheidsbewijs, het voldoende bekwaamheidsbewijs of het schaarstebekwaamheidsbewijs bedoeld in 10°, 11° en 12° dekt;

  15. vereist bekwaamheidsbewijs : reglementaire bekrachtiging van de geschikte competentie die vereist is om een ambt uit te oefenen;

  16. voldoend bekwaamheidsbewijs : reglementaire bekrachtiging van de voldoende competentie die vereist is om een ambt uit te oefenen;

  17. schaarstebekwaamheidsbewijs : reglementaire bekrachtiging van de minimale competentie die vereist is om een ambt uit te oefenen;

  18. vakpersoon : die kwalificatie stemt overeen met het disciplinaire bestanddeel van een bekwaamheidsbewijs, wanneer dat bestanddeel uitsluitend bestaat in de nuttige ervaring bedoeld in artikel 20 van dit decreet, met of zonder het getuigschrift van hoger secundair onderwijs;

  19. ander bekwaamheidsbewijs : elke andere, al dan niet bekrachtigde, basiscompetentie, die door de in 15° bedoelde Commissie wordt erkend als een competentie die bij gebrek aan bekwaamheidsbewijzen bedoeld in 10°, 11° en 12° kan voldoen om een basisambt of een onderwijzend ambt tijdelijk uit te oefenen;

  20. Commissie : netoverschrijdende commissie voor de bekwaamheidsbewijzen, bepaald in hoofdstuk 5 van dit decreet;

  21. onderwijsnet : één van de groepen van inrichtende machten die een vertegenwoordigings- en coördinatieorgaan geniet zoals bedoeld in artikel 5bis van de wet van 29 mei 1959 tot wijziging van sommige bepalingen van de onderwijswetgeving;

  22. schoolwerkdag : maandag, dinsdag, woensdag, donderdag, vrijdag, met uitzondering van deze die samenvallen met de schoolvakanties of elke andere schoolverlofdag;

  23. werkdag : maandag, dinsdag, woensdag, donderdag, vrijdag, zaterdag, met uitsluiting van de wettelijke feestdagen.

    § 2. Het gebruik in de Franse tekst van dit decreet van de mannelijke namen voor de verschillende titels en ambten is gemeenslachtig met het oog op een betere leesbaarheid van de tekst, niettegenstaande de bepalingen van het decreet van 21 juni 1993 betreffende de vervrouwelijking van de namen van beroep, ambt, graad of titel.

    HOOFDSTUK II. - Wervingsambten van het bestuurs- en onderwijzend personeel, het opvoedend hulppersoneel, het paramedisch personeel, het sociaal personeel en het psychologisch personeel van de door de Franse Gemeenschap georganiseerde of gesubsidieerde onderwijsinrichtingen en van de ermee verbonden internaten

    Art. 3. § 1. In het basisonderwijs, zijn de basisambten van de categorie bestuurs- en onderwijzend personeel :

  24. onderwijzer kleuteronderwijs;

  25. onderwijzer lager onderwijs;

  26. leermeester.

    In het gewoon en gespecialiseerd secundair onderwijs met volledig leerplan, alsook in het alternerend onderwijs, zijn de basisambten van de categorie bestuurs- en onderwijzend personeel :

  27. leraar;

  28. begeleider in een centrum voor alternerend onderwijs en vorming.

    § 2. De basisambten van de categorie opvoedend hulppersoneel in het basis- en secundair onderwijs met volledig leerplan zijn :

  29. opvoeder;

  30. opvoeder internaat voor meisjes;

  31. opvoeder internaat voor jongens;

  32. secretaris-bibliothecaris.

    § 3. De basisambten van de categorie paramedisch personeel in het basis- en secundair onderwijs zijn :

  33. ergotherapeut;

  34. verpleger;

  35. kinesitherapeut;

  36. logopedist;

  37. kinderverzorgster.

    § 4. Het basisambt van de categorie sociaal personeel in het basis- en secundair onderwijs is :

  38. maatschappelijk assistent.

    § 5. Het basisambt van de categorie psychologisch personeel in het basis- en secundair onderwijs is :

  39. psycholoog.

    § 6. In het secundair onderwijs voor sociale promotie, zijn de basisambten van de categorie bestuurs- en onderwijzend personeel :

  40. leraar;

  41. coördinator kwaliteit;

  42. adviseur vorming.

    § 7. Het basisambt van de categorie opvoedend hulppersoneel in het secundair onderwijs en onderwijs voor sociale promotie is :

  43. opvoeder-secretaris.

    Art. 4. Elke wijziging, oprichting, afschaffing of ver andering betreffende de categorie van een basisambt bedoeld in artikel 3 wordt vooraf voor advies aan de Commissie voorgelegd.

    Art. 5. De basisambten die in de §§ 1 en 6 van artikel 3 opgenomen zijn, brengen de onderwijzende ambten voort.

    Het onderwijzend ambt van onderwijzer kleuteronderwijs wordt uitgeoefend op het niveau van het gewoon en gespecialiseerd kleuteronderwijs, alsook in het gespecialiseerd lager onderwijs van maturiteit I en maturiteit II van type 2.

    Het onderwijzend ambt van onderwijzer lager onderwijs wordt uitgeoefend op het niveau van het gewoon en gespecialiseerd lager onderwijs.

    Het onderwijzend ambt van leermeester kan op de twee niveaus van het gewoon en gespecialiseerd basisonderwijs worden uitgeoefend, volgens de specificiteiten die worden opgenomen naast elk onderwijzend ambt zoals die overeenkomstig artikel 7 bepaald zijn.

    Het onderwijzend ambt van leraar wordt uitgeoefend ofwel op het niveau van het gewoon en gespecialiseerd secundair onderwijs van de lagere graad, ofwel op het niveau van het gewoon en gespecialiseerd secundair onderwijs van de hogere graad, ofwel in het kader van een enig onderwijzend...

Pour continuer la lecture

SOLLICITEZ VOTRE ESSAI

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT