Besluit van de Vlaamse Regering tot bepaling van de nadere regels met betrekking tot de beheeraspecten van sociale huisvestingsmaatschappijen en tot wijziging van het besluit van de Vlaamse Regering van 22 oktober 2010 tot vaststelling van de aanvullende voorwaarden en de procedure voor de erkenning als sociale huisvestingsmaatschappij en tot vaststelling van de procedure voor de beoordeling van de prestaties van sociale huisvestingsmaatschappijen, de 16 mai 2014

HOOFDSTUK 1. - Algemene bepalingen

Artikel 1. In dit besluit wordt verstaan onder:

  1. beheersorgaan: een van de twee volgende soorten organen:

    1. elk van de volgende organen van een sociale huisvestingsmaatschappij die bindende beheerbeslissingen kunnen nemen:

      1) de algemene vergadering;

      2) de raad van bestuur;

      3) het directiecomité,

    2. elk orgaan dat overeenkomstig het huishoudelijk reglement uitdrukkelijk aangewezen is om specifieke beslissingen te nemen of te bekrachtigen;

  2. beraadslagende vergadering: elke samenkomst van een orgaan waarbij beslissingen genomen worden die al dan niet achteraf overeenkomstig het huishoudelijk reglement worden bekrachtigd door het directiecomité of de raad van bestuur en waarvan een verslag wordt opgesteld, waaronder het toewijzingscomité en het aanbestedingscomité;

  3. intern auditcomité: een comité dat als opdracht heeft de raad van bestuur bij te staan in zijn toezichtfunctie, meer in het bijzonder bij het controleren van de financiële informatie, alsmede bij het controleren van de effectiviteit en de efficiëntie van de operationele activiteiten en de naleving van de toepasselijke wetten en reglementen.

    Art. 2. Elke beslissing van de raad van bestuur over het beheer van de vennootschap met een significante impact op de financiële middelen of op de personeelsinzet, wordt omstandig gemotiveerd en houdt rekening met:

  4. de maatschappelijke opdracht van de sociale huisvestingsmaatschappij;

  5. de huidige en te verwachten toekomstige financieel-economische toestand.

    Art. 3. Na ontvangst van een schriftelijke machtiging van de minister bevoegd voor wonen, mogen de sociale huisvestingsmaatschappijen roerende en onroerende giften en legaten aanvaarden.

    HOOFDSTUK 2. - Een systeem van interne controle

    Art. 4. Elke sociale huisvestingsmaatschappij zorgt voor een behoorlijk werkend systeem van interne controle waarbij de kritieke processen formeel worden beschreven in door de raad van bestuur vastgestelde procedures die taken, verantwoordelijkheden en bevoegdheden vastleggen en aangeven hoe, door wie en tijdens welk onderdeel van het proces controles worden uitgevoerd. Het gaat om de processen in verband met:

  6. de financiële procedures voor activiteiten inzake kas- en liquiditeitenbeheer, voorraad- en materialenbeheer, inkomende facturen en betalingen en loonadministratie, bestellingen en overheidsopdrachten;

  7. het personeelsbeheer, met name de aanduiding van de verantwoordelijke voor het personeelskader, de processen met betrekking tot het aanwerven en ontslaan van personeel en tot de uitbetaling van lonen en sociale voordelen;

  8. het beheer, de beveiliging van gegevens en activa en het voorkomen van fraude;

  9. procedures zoals de controle op het correct verloop van de toewijzingen, de opvolging van het debiteurenbeheer en de behandeling van klachten in toepassing van het decreet van 1 juni 2001 houdende toekenning van een klachtrecht ten aanzien van bestuursinstellingen.

    HOOFDSTUK 3. - Aanwerving en bezoldigingsvoorwaarden van de directeur

    Art. 5. Met het oog op elke aanwerving van een directeur stelt de raad van bestuur, onder de voorwaarden, vermeld in dit besluit, een functiebeschrijving op met de daaraan verbonden leidinggevende en andere competenties en andere specifieke vereisten, de aanwervingsvoorwaarden, de aanwervingsprocedure en de bezoldigingsvoorwaarden.

    Art. 6. De kandidaat-directeur moet houder zijn van een van de volgende diploma's of bekwaamheidsbewijzen:

  10. masterdiploma of een licentiaatsdiploma van het universitair onderwijs;

  11. een diploma van het hoger onderwijs van twee cycli dat gelijkgesteld werd met universitair onderwijs;

  12. een door een validerende instantie verleend bewijs van bekwaamheid op basis van elders verworven competenties.

    In afwijking van het eerste lid, kan de raad van bestuur van een sociale huisvestingsmaatschappij toelaten dat houders van een bachelordiploma, kandidaatsdiploma of een diploma van het hoger onderwijs van één cyclus of daarmee gelijkgesteld onderwijs zich kandidaat stellen. In dat laatste geval bepaalt de sociale huisvestingsmaatschappij het minimum aantal jaren nuttige werkervaring in een leidinggevende functie, dat minstens drie jaar moet bedragen.

    Art. 7. Om toegang te hebben tot de functie van directeur moet de kandidaat een gedrag vertonen dat in overeenstemming is met de eisen van de functie waarvoor hij solliciteert en de burgerlijke en politieke rechten genieten.

    Het passende gedrag wordt onder meer getoetst aan de hand van een uittreksel uit het strafregister. Als daarop ongunstige vermeldingen voorkomen, mag de kandidaat daarover een schriftelijke toelichting voorleggen.

    Art. 8. De raad van bestuur van de sociale huisvestingsmaatschappij kan bijkomende...

Pour continuer la lecture

SOLLICITEZ VOTRE ESSAI

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT