22 AUGUSTUS 2006. - Koninklijk besluit tot wijziging van het KB/WIB 92 op het stuk van de aangifte in de bedrijfsvoorheffing

VERSLAG AAN DE KONING

Sire,

Het besluit dat ter ondertekening aan Uwe majesteit wordt voorgelegd, heeft als oogmerk de praktische regels vast te leggen betreffende de wijze waarop de schuldenaars van de bedrijfsvoorheffing moeten handelen indien ze bij toepassing van de artikelen 2751 tot 5 van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992 (WIB 92) een vrijstelling verkrijgen van doorstorting van de verschuldigde bedrijfsvoorheffing.

Die praktische regels waren voorheen opgenomen in artikel 90 van het KB/WIB 92 met verwijzing naar de artikelen van de programmawetten die de verschillende regels inzake vrijstelling van doorstorting hebben ingevoerd en in afzonderlijke koninklijke besluiten. Door de opname van die verschillende regels in het WIB 92 in de voornoemde artikelen 2751 tot 5, is een aanpassing van het KB/WIB 92 vereist.

Het ter ondertekening voorgelegde besluit regelt dan ook de volgende zaken :

  1. het invoeren in hoofdstuk II van het KB/WIB 92 van een nieuwe afdeling IIbis.- Vrijstelling van doorstorting van bedrijfsvoorheffing die de artikelen 951 en 952 bevat. Die artikelen hernemen de voorheen reeds bestaande procedures met dien verstande dat het systeem van drie verschillende aangiftes inzake bedrijfsvoorheffing wordt vervangen door een systeem met twee aangiftes waarbij een specifieke code per onderscheiden groep schuldenaars van bedrijfsvoorheffing aanduidt welke type van vrijstelling van doorstorting van de verschuldigde bedrijfsvoorheffing wordt toegepast;

  2. het opnemen in het KB/WIB 92 of in een bijlage van het KB/WIB 92 van bepaalde toepassingsregels die in afzonderlijke besluiten waren opgenomen;

  3. het ten uitvoer brengen van de artikelen 109 en 110 van de wet van 23 december 2005 betreffende het generatiepact die twee nieuwe groepen van schuldenaars invoeren die gebruik kunnen maken van de vrijstelling van doorstorting van bedrijfsvoorheffing, met name de ondernemingen die als "Young Innovative Company" worden aangemerkt en de ondernemingen die onderzoekers tewerkstellen die een bepaald doctorsdiploma of een diploma van burgerlijk ingenieur hebben;

  4. het opheffen van de vroegere afzonderlijke koninklijke besluiten die door de opheffing van de wetsartikelen waarvan ze de uitvoering regelden, zonder voorwerp zijn geworden.

    De voorgestelde bepalingen treden in werking op 1 januari 2006, met uitzondering van de regels betreffende de ondernemingen die als "Young Innovative Company" worden aangemerkt, die op 1 juli 2006 in werking treden.

    In het advies nr. 41.161/2/V, gegeven op 9 augustus 2006, heeft de Raad van State geoordeeld dat de Regering ten onrechte gebruik maakt van de hoogdringend procedure om een advies te bekomen binnen een termijn van 5 dagen omwille van het feit dat uit de voorafgaande procedure blijkt dat die hoogdringendheid onbestaande is. Daarbij wordt verwezen naar de inwerkingtreding op 1 januari 2006 terwijl het advies van de Inspectie van Financiën dateert van 24 april 2006 en de Minister van Begroting haar akkoord slechts heeft gegeven op 20 juli 2006.

    De Regering wenst hierbij op te merken dat het geheel van maatregelen met betrekking tot de vrijstelling van doorstorting van verschuldigde bedrijfsvoorheffing telkenmale moet worden aangemeld bij de Europese commissie in het kader van het onderzoek naar eventueel niet toegelaten staatssteun. In het onderhavig geval is de goedkeuring van de Europese commissie betreffende de beide nieuwe regelingen (Young Innovative Companies en ondernemingen die bepaalde onderzoekers tewerkstellen) slechts op 4 juli 2006 bekomen. Het is derhalve logisch dat de Minister van Begroting slechts een akkoord kon verlenen op het ogenblik dat de procedure bij de Europese commissie was afgerond. Ongelukkigerwijs is in de brief aan de Raad van State geen melding gemaakt van deze omstandigheid zodat dit Hoog College de indruk heeft gekregen dat de hoogdringendheid niet aanwezig was.

    Ten overvloede wordt nog gewezen op het feit dat :

  5. voor de Young Innovative Companies en de ondernemingen die bepaalde onderzoekers tewerkstellen, het van het grootste belang is zo snel mogelijk hun toestand te kunnen aanzuiveren aangezien ze tot nog toe geen gebruik hebben kunnen maken van de hun wettelijk toegekende mogelijkheid van vrijstelling van doorstorting van bedrijfsvoorheffing bij gebrek aan uitvoeringsbepalingen;

  6. het voor de andere groepen van schuldenaars van bedrijfsvoorheffing belangrijk is dat de nieuwe procedure zo spoedig mogelijk kan worden toegepast omdat die een aanzienlijke administratieve vereenvoudiging inhoudt.

    De Regering oordeelt dat dit geheel van argumenten ten overvloede het dringende karakter verantwoordt van dit besluit dat ter ondertekening aan Uwe majesteit wordt voorgelegd.

    Ik heb de eer te zijn,

    Sire,

    van Uwe Majesteit,

    de zeer eerbiedige

    en zeer getrouwe dienaar,

    De Vice-Eerste Minister en Minister van Financiën,

    D. REYNDERS

    ADVIES 41.161/2/V VAN DE AFDELING WETGEVING VAN DE RAAD VAN STATE

    De Raad van State, afdeling wetgeving, tweede vakantiekamer, op 4 augustus 2006 door de Vice-Eerste Minister en Minister van Financiën verzocht hem, binnen een termijn van vijf werkdagen, van advies te dienen over een ontwerp van koninklijk besluit "tot wijziging van het KB/WIB 92 op het stuk van de aangifte in de bedrijfsvoorheffing", heeft op 9 augustus 2006 het volgende advies gegeven :

    Volgens artikel 84, § 1, eerste lid, 2°, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State, ingevoegd bij de wet van 4 augustus 1996 en vervangen bij de wet van 2 april 2003, moeten in de adviesaanvraag in het bijzonder de redenen worden aangegeven tot staving van het spoedeisende karakter ervan.

    In het onderhavige geval luidt de motivering in de brief met de adviesaanvraag als volgt :

    De dringende noodzakelijkheid wordt gemotiveerd door het feit dat :

    -de koninklijke besluiten met betrekking tot de vrijstelling van doorstorting van bedrijfsvoorheffing impliciet opgeheven zijn ingevolge de wijziging van de wettelijke basis door de wet van 23 december 2005 betreffende het generatiepact;

    - dit besluit deze koninklijke besluiten aanpast, groepeert en in het KB/WIB 92 opneemt;

    - dit besluit van toepassing is op de vanaf 1 januari 2006 betaalde of toegekende inkomsten;

    - het ten spoedigste ter kennis moet worden gebracht van de schuldenaars van de bedrijfsvoorheffing.

    Volgens de aanhef van het besluit volgen de voorgenomen wijzigingen van het KB/WIB 92 op het stuk van de aangifte in de bedrijfsvoorheffing uit de wet van 23 december 2005 betreffende het generatiepact, zijn ze van toepassing op de vanaf 1 januari 2006 betaalde of toegekende inkomsten en zijn ze op 24 april 2006 om advies voorgelegd aan de Inspecteur van Financiën, terwijl de akkoordbevinding van de Minister van Begroting dateert van 20 juli 2006.

    De spreiding van die data is in tegenspraak met de aangevoerde dringendheid en kan de raadpleging van de afdeling wetgeving binnen de termijn gesteld in artikel 84, § 1, eerste lid, 2°, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State niet verantwoorden.

    De kamer was samengesteld uit :

    De heren :

    M. Hanotiau, kamervoorzitter.

    Ph. Quertainmont, F. Daoût, staatsraden.

    Mevr. A.-C. Van Geersdaele, griffier.

    Het verslag werd uitgebracht door de heer J. Regnier, eerste auditeur-afdelingshoofd.

    De overeenstemming tussen de Franse en de Nederlandse tekst werd nagezien onder toezicht van de heer R. Andersen, eerste voorzitter van de Raad van State.

    De griffier,

    A.-C. Van Geersdaele.

    De voorzitter,

    M. Hanotiau.

    22 AUGUSTUS 2006. - Koninklijk besluit tot wijziging van het KB/WIB 92 op het stuk van de aangifte in de bedrijfsvoorheffing

    ALBERT II, Koning der Belgen,

    Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

    Gelet op het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992, inzonderheid op de artikelen 250, 300, § 1 en 312;

    Gelet op het KB/WIB 92, inzonderheid op artikel 90, § 1, gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 3 januari 1995, 10 januari 1997, 3 mei 1999, 5 december 2000, 3 april 2003, 28 september 2003, 16 juni 2004, 11 maart 2005, 4 augustus 2005 en 8 januari 2006;

    Gelet op het advies van de Inspecteur van Financiën, gegeven op 24 april 2006;

    Gelet op de akkoordbevinding van Onze Minister van Begroting van 20 juli 2006;

    Gelet op het verzoek om spoedbehandeling, gemotiveerd door de omstandigheid dat :

    - de koninklijke besluiten met betrekking tot de vrijstelling van doorstorting van bedrijfsvoorheffing impliciet opgeheven zijn ingevolge de wijziging van de wettelijke basis door de wet van 23 december 2005 betreffende het...

Pour continuer la lecture

SOLLICITEZ VOTRE ESSAI

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT