3 SEPTEMBER 2010. - Koninklijk besluit tot goedkeuring van het reglement van de Commissie voor het Bank-, Financie- en Assurantiewezen van 27 juli 2010 tot wijziging van het reglement van 17 oktober 2006 op het eigen vermogen van de kredietinstellingen en de beleggingsondernemingen

ALBERT II, Koning der Belgen,

Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

Gelet op de wet van 2 augustus 2002 betreffende het toezicht op de financiële sector en de financiële diensten, artikel 64;

Gelet op de wet van 22 maart 1993 op het statuut van en het toezicht op de kredietinstellingen, de artikelen 43 en 49;

Gelet op de wet van 6 april 1995 inzake het statuut van en het toezicht op de beleggingsondernemingen, de artikelen 90 en 95;

Gelet op Richtlijn 2009/27/EG van de Commissie van 7 april 2009 tot wijziging van bepaalde bijlagen bij Richtlijn 2006/49/EG van het Europees Parlement en de Raad wat een aantal technische voorschriften inzake risicobeheer betreft;

Gelet op Richtlijn 2009/83/EG van de Commissie van 27 juli 2009 tot wijziging van bepaalde bijlagen bij Richtlijn 2006/48/EG van het Europees Parlement en de Raad wat een aantal technische voorschriften inzake risicobeheer betreft;

Gelet op Richtlijn 2009/111/EG van het Europees Parlement en de Raad van 16 september 2009 tot wijziging van de Richtlijnen 2006/48/EG, 2006/49/EG en 2007/64/EG wat betreft banken die zijn aangesloten bij centrale instellingen, bepaalde eigenvermogensbestanddelen, grote posities, het toezichtkader en het crisisbeheer;

Gelet op het advies van de Nationale Bank van België ontvangen in overeenstemming met artikel 43, § 5, van de wet van 22 maart 1993 op het statuut van en het toezicht op de kredietinstellingen;

Gelet op het advies van de Raad van Toezicht ontvangen in overeenstemming met artikel 49, § 3, van de wet van 2 augustus 2002 betreffende het toezicht op de financiële sector en de financiële diensten;

Gelet op de raadpleging van de kredietinstellingen en de beleggingsondernemingen via hun beroepsverenigingen;

Overwegende dat het besluit van de Commissie voor het Bank-, Financie- en Assurantiewezen van 17 oktober 2006 over het reglement op het eigen vermogen van de kredietinstellingen en de beleggingsinstellingen moet worden gewijzigd om in overeenstemming te worden gebracht met voornoemde richtlijnen;

Op de voordracht van de Minister van Financiën,

Hebben Wij besloten en besluiten Wij :

Artikel 1. Het bij dit besluit gevoegde reglement van de Commissie voor het Bank-, Financie- en Assurantiewezen van 27 juli 2010 tot wijziging van het reglement van 17 oktober 2006 op het eigen vermogen van de kredietinstellingen en de beleggingsondernemingen, wordt goedgekeurd.

Art. 2. Dit besluit treedt in werking op 31 december 2010.

Art. 3. De Minister bevoegd voor Financiën is belast met de uitvoering van dit besluit.

Gegeven te Brussel, 3 september 2010.

ALBERT

Van Koningswege :

De Minister van Financiën,

D. REYNDERS

Besluit van de Commissie voor het Bank-, Financie- en Assurantiewezen van 27 juli 2010 tot wijziging van het besluit van 17 oktober 2006 over het reglement op het eigen vermogen van de kredietinstellingen en de beleggingsondernemingen

De Commissie voor het Bank-, Financie- en Assurantiewezen,

Gelet op de wet van 22 maart 1993 op het statuut van en het toezicht op de kredietinstellingen, de artikelen 43 en 49;

Gelet op de wet van 6 april 1995 inzake het statuut van en het toezicht op de beleggingsondernemingen, de artikelen 90 en 95;

Gelet op Richtlijn 2009/27/EG van de Commissie van 7 april 2009 tot wijziging van bepaalde bijlagen bij Richtlijn 2006/49/EG van het Europees Parlement en de Raad wat een aantal technische voorschriften inzake risicobeheer betreft;

Gelet op Richtlijn 2009/83/EG van de Commissie van 27 juli 2009 tot wijziging van bepaalde bijlagen bij Richtlijn 2006/48/EG van het Europees Parlement en de Raad wat een aantal technische voorschriften inzake risicobeheer betreft;

Gelet op Richtlijn 2009/111/EG van het Europees Parlement en de Raad van 16 september 2009 tot wijziging van de Richtlijnen 2006/48/EG, 2006/49/EG en 2007/64/EG wat betreft banken die zijn aangesloten bij centrale instellingen, bepaalde eigenvermogensbestanddelen, grote posities, het toezichtkader en het crisisbeheer;

Gelet op het advies van de Nationale Bank van België;

Gelet op het advies van de Raad van Toezicht;

Gelet op de raadpleging van de kredietinstellingen en de beleggingsondernemingen via hun beroepsverenigingen;

Overwegende dat het besluit van de Commissie voor het Bank-, Financie- en Assurantiewezen van 17 oktober 2006 over het reglement op het eigen vermogen van de kredietinstellingen en de beleggingsinstellingen moet worden gewijzigd om in overeenstemming te worden gebracht met voornoemde richtlijnen.

Besluit :

Artikel 1. De in de artikelen 2 tot 14 van dit besluit vermelde wijzigingen worden aangebracht in het besluit van de Commissie voor het Bank-, Financie- en Assurantiewezen van 17 oktober 2006 over het reglement op het eigen vermogen van de kredietinstellingen en de beleggingsinstellingen.

Art. 2. In Titel I worden de volgende wijzigingen aangebracht :

  1. in artikel I.1., eerste lid, 2°, worden de woorden "of vennootschap voor plaatsing van orders in financiële instrumenten" opgeheven;

  2. artikel I.2., punt (40), wordt aangevuld met een lid, luidende :

    In het kader van de in artikel V.9 vastgestelde methode kunnen alle samenstellen van verrekenbare transacties met een en dezelfde wederpartij worden behandeld als één samenstel indien de negatieve gesimuleerde marktwaarden van de afzonderlijke samenstellen van verrekenbare transacties bij de raming van de verwachte risicopositie (EE) op 0 worden bepaald.

    ;

  3. artikel I.8. wordt aangevuld met een paragraaf 3, luidende :

    § 3. Wanneer een instelling een kredietrisicopositie buiten de handelsportefeuille afdekt met een kredietderivaat dat in haar handelsportefeuille is opgenomen (met behulp van een intern afdekkingsinstrument), dan mag, in afwijking van §§ 1 en 2, de risicopositie buiten de handelsportefeuille voor de berekening van eigenvermogensvereisten niet als afgedekt worden beschouwd, tenzij de instelling van een toelaatbare derde protectieverschaffer een kredietderivaat koopt dat voldoet aan de vereisten van Titel V, hoofdstuk V met betrekking tot de risicopositie buiten de handelsportefeuille. Ingeval een dergelijke protectie vanwege een derde wordt gekocht en voor de berekening van de eigenvermogensvereisten als een afdekkingsinstrument van een risicopositie buiten de handelsportefeuille wordt erkend, wordt, onverminderd artikel IX.11, tweede zin, voor de berekening van eigenvermogensvereisten noch het interne, noch het externe afdekkingsinstrument in de vorm van een kredietderivaat in de handelsportefeuille opgenomen.

    ;

  4. er wordt een artikel I.12 ingevoegd, luidende :

    Art. I.12. De CBFA kan via circulaire de begrippen uit dit reglement nader preciseren.

    Art. 3. In Titel II worden de volgende wijzigingen aangebracht :

  5. in artikel II.1, § 1, eerste lid, 1°, a), wordt de bepaling onder i) vervangen als volgt :

    i) het gestort kapitaal in de zin van het vennootschapsrecht plus de daarmee verbonden uitgiftepremies, voor zover het verliezen in doorgaande bedrijfsvoering volledig opvangt en het in geval van faillissement of vereffening achtergesteld is bij alle andere schuldvorderingen.

    ;

  6. artikel II.1, § 1, eerste lid, 1°, a), wordt aangevuld met de bepaling onder iv), luidende :

    iv) De tussentijdse winst van het boekjaar mag worden opgenomen in het eigen vermogen sensu stricto in zoverre zij is gecontroleerd door de erkende commissaris(sen)-revisor(en) van de instelling en alle voorzienbare kosten en dividenden ervan zijn afgetrokken.

    In afwachting van de toerekening ervan, mag ook het positieve resultaat van het laatste afgesloten boekjaar, verminderd met de te verwachten dividenduitkering, onder dezelfde voorwaarden, worden opgenomen in het eigen vermogen sensu stricto.

    ;

  7. in artikel II.1, § 1, eerste lid, 1°, wordt de bepaling onder c) vervangen als volgt :

    c) de aan de instelling gestorte fondsen aangetrokken via schuldtitels met onbepaalde looptijd en andere financieringsinstrumenten die de in § 2 bepaalde voorwaarden vervullen om als bestanddeel van het eigen vermogen sensu stricto in aanmerking te komen.

    Deze instrumenten komen in aanmerking :

    i) ten belope van maximum 15 % van de som van de bestanddelen vermeld in de punten a) tot c), na aftrek van de bestanddelen vermeld in b), zonder rekening te houden met het bedrag vermeld in b), viii) en ix) voor de instrumenten waarvoor is voorzien in een gematigde, door de CBFA bepaalde aflossingsprikkel voor de instelling;

    ii) ten belope van 35 % van de som van de bestanddelen vermeld in de punten a) tot c), na aftrek van de bestanddelen vermeld in b), zonder rekening te houden met het bedrag vermeld in b), viii) en ix) voor de instrumenten waarvoor niet is voorzien in een gematigde, door de CBFA bepaalde aflossingsprikkel voor de instelling. Voor de toetsing van de naleving van de limiet van 35 % worden de in punt i. bedoelde instrumenten in aanmerking genomen;

    iii) ten belope van 50 % van de som van de bestanddelen vermeld in de punten a) tot c), na aftrek van de bestanddelen vermeld in b), zonder rekening te houden met het bedrag vermeld in b), viii) en ix), wanneer de instrumenten waarvoor niet is voorzien in een gematigde, door de CBFA bepaalde aflossingsprikkel voor de instelling, in noodsituaties binnen een vooraf bepaalde marge geconverteerd moeten worden en op initiatief van de bevoegde autoriteiten in het licht van de financiële positie en de solvabiliteitspositie van de emittent te allen tijde geconverteerd mogen worden in bestanddelen genoemd in artikel II.1, § 1, al. 1, a), i). Voor de toetsing van de naleving van de limiet van 50 % worden de in punt i. bedoelde instrumenten in aanmerking genomen.

    Bij overschrijding van een limiet waarvan sprake in voornoemde punten i tot iii wordt het surplus in aanmerking genomen bij de aanvullende bestanddelen van het eigen vermogen als in § 1, 2°, tweede lid, c), bedoelde gestorte fondsen aangetrokken via schuldtitels met onbepaalde looptijd en wordt het in aanmerking genomen bij de berekening van de naleving...

Pour continuer la lecture

SOLLICITEZ VOTRE ESSAI

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT