Uittreksel uit arrest nr. 75/2012 van 14 juni 2012 Rolnummers 5168 en 5173 In zake : de beroepen tot vernietiging van artikel 3, 1°, c), en (enkel in het tweede beroep) van artikel 3, 4°

Uittreksel uit arrest nr. 75/2012 van 14 juni 2012

Rolnummers 5168 en 5173

In zake : de beroepen tot vernietiging van artikel 3, 1°, c), en (enkel in het tweede beroep) van artikel 3, 4°, van het decreet van het Vlaamse Gewest van 10 december 2010 betreffende de private arbeidsbemiddeling, ingesteld door de nv « Cordeel Zetel Temse » en door de bvba « Algemene Bouwonderneming J. Bogman » en anderen.

Het Grondwettelijk Hof,

samengesteld uit de voorzitters M. Bossuyt en R. Henneuse, en de rechters E. De Groot, L. Lavrysen, J.-P. Moerman, T. Merckx-Van Goey en F. Daoût, bijgestaan door de griffier F. Meersschaut, onder voorzitterschap van voorzitter M. Bossuyt,

wijst na beraad het volgende arrest :

  1. Onderwerp van de beroepen en rechtspleging

    1. Bij verzoekschrift dat aan het Hof is toegezonden bij op 28 juni 2011 ter post aangetekende brief en ter griffie is ingekomen op 29 juni 2011, is beroep tot vernietiging ingesteld van artikel 3, 1°, c), van het decreet van het Vlaamse Gewest van 10 december 2010 betreffende de private arbeidsbemiddeling (bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad van 29 december 2010, tweede editie), door de nv « Cordeel Zetel Temse », met maatschappelijke zetel te 9140 Temse, Eurolaan 7.

    2. Bij verzoekschrift dat aan het Hof is toegezonden bij op 29 juni 2011 ter post aangetekende brief en ter griffie is ingekomen op 1 juli 2011, is beroep tot vernietiging ingesteld van artikel 3, 1°, c), en 4°, van hetzelfde decreet door de bvba « Algemene Bouwonderneming J. Bogman », met maatschappelijke zetel te 3630 Maasmechelen, Ringlaan 18, de vennootschap naar Nederlands recht « Bostacon bv », met maatschappelijke zetel te NL-6161 AG Geelen (Nederland), Vouersweg 107, en Johannes Bogman, wonende te 3630 Maasmechelen, Jozef Smeetslaan 199.

    Die zaken, ingeschreven onder de nummers 5168 en 5173 van de rol van het Hof, werden samengevoegd.

    (...)

  2. In rechte

    (...)

    Ten aanzien van de bestreden bepalingen en daarmee verband houdende bepalingen

    B.1.1. De verzoekende partij in de zaak nr. 5168 vordert de vernietiging van artikel 3, 1°, c), van het decreet van het Vlaamse Gewest van 10 december 2010 betreffende de private arbeidsbemiddeling (hierna : decreet van 10 december 2010). De verzoekende partijen in de zaak nr. 5173 vorderen de vernietiging van zowel de voormelde bepaling als van artikel 3, 4°, van datzelfde decreet.

    B.1.2. Het decreet van 10 december 2010 vormt de gedeeltelijke omzetting van de richtlijn 2006/123/EG van het Europees Parlement en de Raad van 12 december 2006 betreffende diensten op de interne markt (artikel 2 van het decreet van 10 december 2010) en heft het decreet op van 13 april 1999 met betrekking tot de private arbeidsbemiddeling in het Vlaamse Gewest (artikel 37 van het decreet van 10 december 2010).

    Het decreet van 10 december 2010 geeft - zoals het decreet van 13 april 1999 - mede uitvoering aan het op 19 juni 1997 te Genève door de Algemene Conferentie van de Internationale Arbeidsorganisatie aangenomen Verdrag nr. 181 betreffende de particuliere bureaus voor arbeidsbemiddeling (hierna : IAO-Verdrag nr. 181), dat de toelating tot de private arbeidsbemiddeling mogelijk maakt mits een bescherming van de werknemers tegen misbruiken.

    Artikel 1, lid 1, van het IAO-Verdrag nr. 181 bepaalt :

    Voor de toepassing van dit Verdrag wordt onder ' particuliere bureaus voor arbeidsbemiddeling ' verstaan, iedere fysieke of rechtspersoon die, onafhankelijk van de overheid, één of meer van de volgende met de arbeidsmarkt in verband staande diensten verleent;

    a) diensten die tot doel hebben het aanbod en de vraag op de arbeidsmarkt nader tot elkaar te brengen zonder dat het particuliere bureau partij wordt in de arbeidsrelatie die daar kan uit voortvloeien;

    b) diensten die bestaan in het tewerkstellen van werknemers met als doel die ter beschikking te stellen van een derde fysieke of rechtspersoon (voorts ' gebruiker-onderneming ' genoemd) welke hen taken oplegt en welke op de uitvoering van die taken toeziet;

    c) andere diensten die verband houden met het zoeken naar een baan, omschreven door de bevoegde autoriteit na raadpleging van de meest representatieve werkgevers- en werknemersorganisaties, zoals het verstrekken van informatie, zonder dat het de bedoeling is een specifieke vraag en een specifiek aanbod nader tot elkaar brengen

    .

    Artikel 3, lid 2, van dat Verdrag bepaalt :

    Ieder Lid bepaalt, via een regeling voor het verlenen van licenties of erkenningen, de voorwaarden waarbinnen de particuliere bureaus voor arbeidsbemiddeling mogen optreden, behalve wanneer die voorwaarden op een andere wijze in de nationale wetgeving of praktijk zijn geregeld

    .

    Het decreet van 13 april 1999 regelde zowel de erkenning van de uitzendbureaus als die van de private bureaus voor arbeidsbemiddeling.

    Artikel 2, 1°, van dat decreet omschreef de private arbeidsbemiddeling als :

    a) de activiteiten uitgeoefend door een tussenpersoon, die erop gericht zijn werknemers bij te staan bij het zoeken van een nieuwe tewerkstelling of werkgevers bij het zoeken van werknemers;

    b) het in dienst nemen van werknemers, om hen ter beschikking te stellen met het oog op de uitvoering van een bij of krachtens de wet toegelaten tijdelijke arbeid

    .

    Artikel 8, § 1, van hetzelfde decreet stelde naast de algemene voorwaarden die gelden voor elke vorm van private arbeidsbemiddeling enkele bijkomende voorwaarden voor « het in dienst nemen van werknemers, om hen ter beschikking te stellen met het oog op de uitvoering van een bij of krachtens hoofdstuk II van de wet van 24 juli 1987 betreffende de tijdelijke arbeid, de uitzendarbeid en het ter beschikking stellen van werknemers ten behoeve van gebruikers, toegelaten tijdelijke arbeid ».

    De in de voormelde wet van 24 juli 1987 bedoelde uitzendbureaus moesten zijn opgericht in de vorm van een handelsvennootschap en beschikken over een volledig volgestort kapitaal van ten minste 1 250 000 frank; zij mochten geen achterstallige bijdragen verschuldigd zijn en niet in ernstige overtreding zijn van de wettelijke of reglementaire bepalingen in verband met uitzendarbeid. Bovendien was het verboden om bij exclusiviteit personen ter beschikking te stellen van één gebruikende onderneming.

    Artikel 7, § 1, van de wet van 24 juli 1987 betreffende de tijdelijke arbeid, de uitzendarbeid en het ter beschikking stellen van werknemers ten behoeve van gebruikers (hierna : de wet van 24 juli 1987) definieert het uitzendbureau als « de onderneming waarvan de activiteit erin bestaat uitzendkrachten in dienst te nemen om hen ter beschikking van gebruikers te stellen met het oog op de uitvoering van een bij of krachtens hoofdstuk I van deze wet toegelaten tijdelijke arbeid ».

    Enerzijds, heeft de decreetgever, rekening...

Pour continuer la lecture

SOLLICITEZ VOTRE ESSAI

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT