31 JULI 2009. - Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 16 maart 2001 betreffende de verloven en de afwezigheden toegestaan aan sommige personeelsleden van de diensten die de rechterlijke macht terzijde staan en houdende wijzigingen van diverse bepalingen betreffende de controle van afwezigheden wegens ziekte van de personeelsleden

ALBERT II, Koning der Belgen,

Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

Gelet op het Gerechtelijk Wetboek van 10 oktober 1967, inzonderheid op artikel 178, zoals vervangen bij de wet van 25 april 2007, artikel 353bis, ingevoegd bij de wet van 6 mei 1997, en gewijzigd bij de wetten van 24 maart 1999, 12 april 1999 en 25 april 2007 en artikel 354, vervangen bij de wet van 25 april 2007;

Gelet op de arbeidswet van 16 maart 1971 inzonderheid op artikel 39, gewijzigd bij de wet van 9 juli 2004, de wet van 20 juli 2006, en 22 december 2008;

Gelet op het koninklijk besluit van 16 maart 2001 betreffende de verloven en de afwezigheden toegestaan aan sommige personeelsleden van de diensten die de rechterlijke macht terzijde staan;

Overwegende dat de Minister van Justitie wil komen tot een duidelijke en coherente regelgeving met betrekking tot de procedures rond de controle van de afwezigheden wegens ziekte in overeenstemming met de procedures die gelden in het openbaar ambt;

Overwegende dat de bepalingen inzake het verlof en de disponibiliteit wegens ziekte en de verminderde prestaties wegens ziekte moeten verduidelijkt en aangevuld worden;

Gelet op het advies van de Inspecteur van Financiën gegeven op 14 december 2007;

Gelet op de akkoordbevinding van Onze Minister van Begroting van 12 februari 2008;

Gelet op de akkoordbevinding van Onze Minister van Ambtenarenzaken van 1 april 2008;

Gelet op het protocol nr. 327 houdende de besluiten van de onderhandelingen van het Sectorcomité III Justitie, op datum van 18 juni 2008;

Gelet op het advies nr. 44.807/2/V van de Raad van State, gegeven op 24 juli 2008;

Op de voordracht van Onze Minister van Volksgezondheid en Onze Minister van Justitie,

Hebben Wij besloten en besluiten Wij :

Artikel 1. In artikel 1 van het koninklijk besluit van 16 maart 2001 betreffende de verloven en de afwezigheden toegestaan aan sommige personeelsleden van de diensten die de rechterlijke macht terzijde staan, gewijzigd bij het koninklijk besluiten van 14 juli 2004 en 12 juli 2006 worden volgende wijzigingen aangebracht :

  1. in paragraaf 1 worden de bepalingen onder 3° opgeheven;

  2. paragraaf 1, eerste lid, wordt aangevuld als volgt : « 6° het personeel van de steundienst. »;

  3. paragraaf 4, eerste lid wordt aangevuld als volgt : « 10° het verwittigen van de dienst van een afwezigheid ten gevolge van een ziekte of een ongeval, in toepassing van artikel 57, met uitzondering van het vierde lid, en de mogelijkheid voor het personeelslid om te opteren voor het gebruik van één dag jaarlijks vakantieverlof in het geval van een ongerechtvaardigde afwezigheid van één dag, in toepassing van artikel 58, § 2, zesde lid. ».

    Art. 2. In artikel 6 van hetzelfde besluit worden de volgende wijzigingen aangebracht :

  4. het tweede lid, 1°, wordt vervangen als volgt : « 1° aan de secretarissen- hoofden van dienst en de secretarissen, door de hoofdsecretaris; »;

  5. in het tweede lid, 2°, worden de woorden « en aan de personeelsleden die een bijzondere graad bekleden ingesteld door de Koning, overeenkomstig artikel 185, eerste lid, van het Gerechtelijk Wetboek » opgeheven.

    Art. 3. In artikel 9, § 1, vierde lid, van hetzelfde besluit, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 14 juli 2004, wordt het woord « vrouwelijk » geschrapt.

    Art. 4. Artikel 13, tweede lid, van hetzelfde besluit wordt vervangen als volgt :

    Dit verlof wordt toegestaan voor de normale duur van de stage of van de proefperiode. Indien het statuut geen stage of proefperiode voorziet is de maximumduur van dit verlof beperkt tot 2 jaar.

    Art. 5. In artikel 22 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij de koninklijke besluit van 12 juli 2006, wordt tussen het eerste en het tweede lid het volgende lid ingevoegd, luidende :

    De bezoldiging voor de verlenging van de postnatale rust toegestaan in toepassing van artikel 25, derde lid, mag niet meer dan één week bestrijken.

    Art. 6. In de Nederlandse tekst van artikel 23, eerste lid, van hetzelfde besluit, gewijzigd bij de koninklijke besluit van 12 juli 2006, worden de woorden « in bevallingsverlof » vervangen door de woorden « in moederschapsverlof ».

    Art. 7. In artikel 25 van hetzelfde besluit, vervangen bij het koninklijk besluit van 14 juli 2004 en gewijzigd bij het koninklijk besluit van 12 juli 2006, worden de volgende wijzigingen aangebracht :

  6. tussen het tweede en derde lid wordt het volgende lid ingevoegd, luidende :

    Op vraag van het vrouwelijke personeelslid wordt de periode van arbeidsonderbreking na de negende week, verlengd met één week, wanneer het vrouwelijke personeelslid afwezig is geweest wegens ziekte te wijten aan de zwangerschap gedurende de ganse periode vanaf de zesde week voorafgaand aan de werkelijke datum van de bevalling, of de achtste week wanneer de geboorte van een meerling wordt verwacht.

    ;

  7. in het vroegere derde lid, dat het vierde lid is geworden, worden de woorden « in het tweede lid » vervangen door de woorden « in het tweede en het derde lid ».

    Art. 8. Een artikel 38bis wordt ingevoegd in hetzelfde besluit, luidende : « Art. 38bis. Een personeelslid dat ziek wordt in de loop van de dag en van zijn hiërarchische chef of korpschef de toelating krijgt het werk te verlaten, om zich naar huis te begeven of medische zorgen te ontvangen, bekomt een dienstvrijstelling. »

    Art...

Pour continuer la lecture

SOLLICITEZ VOTRE ESSAI

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT