21 FEBRUARI 2013. - Besluit van de Waalse Regering tot bepaling van de sectorale voorwaarden betreffende afvalverbrandings- en afvalmeeverbrandingsinstallaties

De Waalse Regering,

Gelet op het decreet van 11 maart 1999 betreffende de milieuvergunning, artikelen 4, 5, 7, 8 en 9, gewijzigd bij het decreet van 22 november 2007;

Gelet op het besluit van de Waalse Regering van 27 februari 2003 tot bepaling van de sectorale voorwaarden betreffende verbrandings- en meeverbrandingsinstallaties voor afval;

Gelet op het advies 52.205/4 van de Raad van State, overeenkomstig artikel 84, § 1, eerste lid, 1°, van de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973;

Op de voordracht van de Minister van Leefmilieu, Ruimtelijke Ordening en Mobiliteit;

Na beraadslaging,

Besluit :

HOOFDSTUK I. - Definities en toepassingsgebied

Artikel 1. Richtlijn 2010/75/EU van het Europees Parlement en van de Raad van 24 november 2010 inzake industriële emissies (geïntegreerde preventie en bestrijding van verontreiniging) wordt gedeeltelijk omgezet bij dit besluit.

Art. 2. Voor de toepassing van dit besluit wordt verstaan onder :

  1. biomassa : de volgende producten :

    a) producten die bestaan uit plantaardig landbouw- of bosbouwmateriaal dat gebruikt kan worden als brandstof om de energetische inhoud ervan te benutten;

    b) de volgende afvalstoffen :

    i. plantaardig afval uit land- en bosbouw; plantaardig afval uit land- en bosbouw;

    ii. plantaardig afval van de levensmiddelenindustrie, indien de opgewekte warmte wordt teruggewonnen;

    iii. vezelachtig plantaardig afval afkomstig van de productie van ruwe pulp en van de productie van papieruit pulp; indien het op de plaats van productie wordt meeverbrand en de opgewekte warmte wordt teruggewonnen;

    iv. houtafval, met uitzondering van houtafval dat tengevolge van een behandeling met houtbeschermingsmiddelen of door het aanbrengen van eenbeschermingslaag gehalogeneerde organische verbindingen dan wel zware metalen kan bevatten wat in het bijzonder het geval is voor houtafval afkomstig van bouw- en sloopafval;

    v. kurkafval;

  2. nominale capaciteit : de gezamenlijke verbrandingscapaciteit van de ovens waaruit een afvalverbrandingsinstallatie of een afvalmeeverbrandingsinstallatie bestaat, zoals berekend door de fabrikant en bevestigd door de exploitant, met inachtneming van de verbrandingswaarde van het afval, uitgedrukt als de hoeveelheid afval die per uur kan worden verbrand;

  3. schoorsteen : een structuur met één of meer afgaskanalen voor de afvoer van afgassen met het oog op de uitstoot ervan in de lucht;

  4. inheemse vaste brandstof : een natuurlijk voorkomende vaste brandstof waarmee een speciaal voor die brandstof ontworpen stookinstallatie wordt gevoed en die plaatselijk wordt gewonnen;

  5. afval : afvalstof als omschreven in artikel 2, 1°, van het decreet van 27 juni 1996 betreffende de afvalstoffen;

  6. gevaarlijke afvalstoffen : gevaarlijke afvalstoffen als omschreven in artikel 2, 5°, van het decreet van 27 juni 1996 betreffende de afvalstoffen;

  7. ongesorteerd stedelijk afval : huishoudelijk afval, alsmede bedrijfs-, industrieel en institutioneel afval dat qua aard en samenstelling te vergelijken is met huishoudelijk afval, behoudens de in afdeling 20 01 van bijlage I bij het besluit van de Waalse Regering van 10 juli 1997 tot vaststelling van een lijst van afvalstoffen fracties die afzonderlijk aan de bron worden ingezameld en de onder afdeling 20 02 van die bijlage genoemde andere afvalstoffen;

  8. dioxinen en furanen : alle meervoudig gechloreerde dibenzo-p-dioxinen en dibenzofuranen opgesomd in bijlage, deel 1;

  9. stookolie : a) een uit aardolie verkregen vloeibare brandstof, met uitzondering van scheepsbrandstof, van GN-code 2710 19 25, 2710 19 29, 2710 19 45 of 2710 19 49, of

    b) een uit aardolie verkregen vloeibare brandstof, met uitzondering van scheepsbrandstof, waarvan minder dan 65 volumeprocent (met inbegrip van verliezen) bij 250 °C overdestilleert, en waarvan ten minste 85 volumeprocent (met inbegrip van verliezen) bij 350 °C overdestilleert, gemeten met de ASTM-methode D86.

    Deze bepaling geldt niet voor :

  10. dieselbrandstoffen, m.a.w. stookolie ingedeeld onder de GN-code 2710 19 41 en gebruikt voor het aandrijven van de voertuigen bedoeld in de Richtlijnen 70/220/EEG van de Raad van 20 maart 1970 inzake de onderlinge aanpassing van de wetgevingen der lidstaten met betrekking tot de maatregelen die moeten worden genomen tegen de luchtverontreiniging door gassen afkomstig van motoren met elektrische ontsteking in motorvoertuigen en 88/77/EEG van de Raad van 3 december 1987 inzake de onderlinge aanpassing van de wetgevingen van de lidstaten met betrekking tot de maatregelen die moeten worden genomen tegen de emissie van gasvormige verontreinigingen door dieselmotoren, bestemd voor het aandrijven van voertuigen;

  11. de brandstoffen die worden gebruikt door niet voor de weg bestemde mobiele machines en landbouwtrekkers;

  12. stookinstallatie : elk technisch toestel waarin brandstoffen worden geoxideerd teneinde de aldus opgewekte warmte te gebruiken;

  13. afvalverbrandingsinstallatie : een vaste of mobiele technische eenheid en inrichting die specifiek bestemd is voor dethermische behandeling van afval, al dan niet met terugwinning van de geproduceerde verbrandingswarmte, door de verbranding door oxidatie van afval alsmede andere thermische behandelingsprocessen zoals pyrolyse, vergassing en plasmaproces, voor zover de producten van de behandeling vervolgens worden verbrand;

  14. afvalmeeverbrandingsinstallatie : een vaste of mobiele technische eenheid die in hoofdzaak bestemd is voor de opwekking van energie of de fabricage van materiële producten waarin afval als normale of aanvullende brandstof wordt gebruikt, of waarin afval thermisch wordt behandeld voor verwijdering door de verbranding door oxidatie van afval alsmede andere thermische behandelingsprocessen zoals pyrolyse, vergassing en plasmaproces voor zover de producten van de behandeling vervolgens worden verbrand;

  15. bestaande afvalverbrandings- of afvalmeeverbrandingsinstallatie : één van de volgende afvalverbrandings- of afvalmeeverbrandingsinstallaties die :

    a) voor 28 december 2002 in bedrijf en vergund is;

    b) voor afvalverbranding erkend of geregistreerd is en voor 28 december 2002 vergund is, voor zover ze uiterlijk 28 december 2003 in bedrijf is gesteld;

    b) volgens de bevoegde autoriteit voor 28 december 2002 het voorwerp van een vergunningsaanvraag heeft uitgemaakt, voor zover ze uiterlijk 28 december 2004 in bedrijf is gesteld;

  16. belangrijke wijziging : een wijziging van de aard of de werking, dan wel een uitbreiding van een installatie, een stookinstallatie, een afvalverbrandingsinstallatie of een afvalmeeverbrandingsinstallatie die significante negatieve effecten kan hebben op de gezondheid van de mens of op het milieu;

  17. gasmotor : een verbrandingsmotor die werkt volgens deottocyclus en gebruik maakt van vonkontsteking of, in het geval van dual-fuelmotoren, compressieontsteking om brandstof te verbranden;

  18. nieuwe afvalverbrandings- of afvalmeeverbrandingsinstallatie : nieuwe afvalverbrandings- of afvalmeeverbrandingsinstallatie die niet onder de definitie van punt 13 valt;

  19. restafval : vloeibare of vaste afval geproduceerd door een afvalverbrandings- of afvalmeeverbrandingsinstallatie;

  20. gasturbine : een roterende machine die thermische energie in arbeid omzet, in hoofdzaak bestaande uit een compressor, een thermisch toestel waarin brandstof wordt geoxideerd om het werkmedium te verhitten, en een turbine.

    Art. 3. § 1. Dit besluit is van toepassing op afvalverbrandings- en afvalmeeverbrandingsinstallaties waar vaste of vloeibare afvalstoffen worden verbrand of meeverbrand, bedoeld in rubriek 90.24. van het besluit van de Waalse Regering van 4 juli 2002 tot bepaling van de lijst van de aan een milieueffectstudie onderworpen projecten en van de ingedeelde installaties en activiteiten.

    In de zin van dit besluit omvatten afvalverbrandingsinstallaties en afvalmeeverbrandingsinstallaties tevens alle verbrandingsstraten of meeverbrandingsstraten en de voorzieningen voor ontvangst, opslag en voorbehandeling ter plaatse van het afval, de systemen voor de toevoer van afval, brandstof en lucht, stoomketels, de voorzieningen voor het behandelen van afgassen, de voorzieningen voor de behandeling of opslag ter plaatse van residuen en afvalwater, de schoorstenen, alsook de apparatuur en de systemen voor de regeling van het verbrandings- of meeverbrandingsproces en voor de registratie en monitoring van de verbrandings- of meeverbrandingsomstandigheden.

    Indien voor de thermische behandeling van afval gebruik wordt gemaakt van andere processen dan oxidatie, zoals pyrolyse, vergassing en plasmaproces, omvat de afvalverbrandingsinstallatie of de afvalmeeverbrandingsinstallatie zowel het proces voor thermische behandeling als het daaropvolgende verbrandingsproces.

    Indien meeverbranding van afval zodanig plaatsvindt dat de installatie niet in hoofdzaak voor de opwekking van energie of de fabricage van materiële producten bestemd is, maar voor de thermische behandeling van afval, wordt de installatie beschouwd als een afvalverbrandingsinstallatie.

    § 2. Dit besluit is niet van toepassing op vergassings- en pyrolyse-installaties, voor zover de gassen die het resultaat zijn van deze thermische behandeling van afvalstoffen dermate worden gezuiverd dat zij vóór de verbranding ervan niet langer een afvalstof zijn en zij niet meer emissies kunnen veroorzaken dan die welke bij de verbranding van aardgas vrijkomen.

    Dit besluit is niet van toepassing op de volgende installaties :

  21. installaties waar uitsluitend de in artikel 2, 1°, b), opgesomde afvalstoffen worden verwerkt;

  22. experimentele installaties voor onderzoek, ontwikkeling en beproeving ter verbetering van het verbrandingsproces waar per jaar minder dan 50 t afval wordt verwerkt.

    HOOFDSTUK II. - Uitbating

    Afdeling 1 - Algemene bepalingen

    Art. 4. De terreinen van afvalverbrandings- en afvalmeeverbrandingsinstallaties, met de bijbehorende terreinen voor de opslag van afval, worden zodanig ontworpen en geëxploiteerd dat het ongeoorloofd en...

Pour continuer la lecture

SOLLICITEZ VOTRE ESSAI

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT