Koninklijk besluit betreffende de aanduiding en de uitoefening van de [management- en staffuncties] in het Federaal Agentschap voor de Veiligheid van de Voedselketen.

HOOFDSTUK I. - Algemene bepalingen.

Artikel 1. Voor de toepassing van dit besluit wordt verstaan onder :

  1. de Minister : de Minister die de Volksgezondheid in zijn bevoegdheid heeft;

  2. de wet van 4 februari 2000 : de wet van 4 februari 2000 houdende oprichting van het Federaal Agentschap voor de Veiligheid van de Voedselketen;

  3. het Agentschap : het Agentschap voor de Veiligheid van de Voedselketen;

  4. de gedelegeerd bestuurder : de gedelegeerd bestuurder van het Agentschap.

    Art. 2. § 1er. De leidinggevende functies in het Agentschap, die overeenkomstig art. 6, § 7, tweede lid, van de wet van 4 februari 2000 in het kader van een mandaat worden uitgeoefend, worden in volgende groepen ingedeeld, in de volgende hiërarchische orde :

  5. de gedelegeerd bestuurder, aangesteld overeenkomstig de wet van 4 februari 2000 en het koninklijk besluit van 20 juli 2000;

  6. de managementfunctie -1;

  7. de managementfunctie -2 (en de staffunctie -2). KB 2003-09-13/34, art. 2, 002 ; Inwerkingtreding : 17-10-2003>;

    § 2. (Het organogram van de management - en staffuncties van het Agentschap omvat :

  8. de gedelegeerd bestuurder;

  9. 4 managementfuncties -1;

  10. 6 managementfuncties -2;

  11. 3 staffuncties -2, te weten : de verantwoordelijke van de interne auditdienst, de verantwoordelijke van de functie " Personeel & Organisatie " en de verantwoordelijke van de functie " Begroting & Beheerscontrole)

    HOOFDSTUK II. - (De selectie, de werving en de aanstelling van de houders van een management- en staffunctie).

    Afdeling I. - Algemene bepaling.

    Art. 3. Onverminderd de bepalingen van dit hoofdstuk zijn de regels die toepasselijk zijn op de selectie en de werving van het rijkspersoneel van toepassing op de selectie en de werving van de houders van een managementfunctie (en staffunctie).

    Afdeling II. - De selectie.

    Art. 4. § 1. Om deel te nemen aan de vergelijkende selecties voor een managementfunctie -1 moeten de kandidaten houder zijn van een functie van niveau 1 of kunnen deelnemen aan een vergelijkende selectie voor een functie van niveau 1.

    De kandidaten voor een managementfunctie -1 dienen over een managementervaring van minstens zes jaar te beschikken of minstens tien jaar nuttige beroepservaring te hebben. Onder managementervaring wordt verstaan ervaring inzake beheer in een overheidsdienst of in een organisatie uit de privé sector.

    § 2. Om deel te nemen aan de vergelijkende selecties voor een managementfunctie -2 of staffunctie -2, moeten de kandidaten gedurende minstens zes jaar titularis zijn van een functie van niveau 1 bij het Instituut voor veterinaire keuring of bij het Federaal Agentschap voor de Veiligheid van de Voedselketen of in een ministerie of federale overheidsdienst, zoals bedoeld in het koninklijk besluit van 7 november 2000 houdende oprichting en samenstelling van de organen die gemeenschappelijk zijn aan iedere federale overheidsdienst.

    Art. 5. § 1. De kandidaten voor een managementfunctie moeten over de competenties en de relationele vaardigheden alsook over de vaardigheden op het vlak van organisatie en beheer beschikken die worden bepaald in de functiebeschrijving en het competentieprofiel van de te begeven managementfunctie.

    De kandidaten voor een staffunctie moeten voldoen aan de functiespecifieke ervarings- en kennisvoorwaarden bepaald in de functiebeschrijving en in het competentieprofiel van de te begeven staffunctie.

    § 2. De functiebeschrijving en het competentieprofiel van de binnen het Agentschap te begeven management- of staffunctie worden bepaald :

    1. voor de managementfunctie -1, door de minister, op voorstel van de gedelegeerd bestuurder;

    2. voor de management- of staffunctie -2, door de minister, op voorstel van de gedelegeerd bestuurder en desgevallend de houder van een managementfunctie -1.rie of federale overheidsdienst, zoals bedoeld in het koninklijk besluit van 7 november 2000 houdende oprichting en samenstelling van de organen die gemeenschappelijk zijn aan iedere federale overheidsdienst.

      Art. 6. § 1. De kandidaturen worden ingediend bij SELOR - Selectiebureau van de Federale Overheid - die de toelaatbaarheid ervan onderzoekt rekening houdend met de algemene en specifieke toelatingsvoorwaarden.

      De kandidaturen die toelaatbaar worden verklaard door SELOR - Selectiebureau van de Federale Overheid - worden aan de selectiecommissie overgemaakt.

      § 2. De kandidaten wier kandidatuur toelaatbaar werd verklaard leggen voor de selectiecommissie een mondelinge proef af, uitgaande van een praktijkgeval dat verband houdt met de te begeven management- of staffunctie. Wanneer het gaat om een managementfunctie te begeven heeft deze proef tot doel zowel de competenties die eigen zijn aan de te begeven functie als de vaardigheden die vereist zijn voor de uitoefening van een managementfunctie te evalueren. Wanneer het gaat om een staffunctie te begeven heeft deze proef tot doel zowel de functiespecifieke competenties als de vereiste gedragsvaardigheden voor de uitoefening van een staffunctie te evalueren.

      De mondelinge proef wordt voorafgegaan door geïnformatiseerde testen, die door Selor en per taalrol worden georganiseerd en die ertoe strekken de management- en organisatorische vaardigheden van de kandidaten, alsook hun persoonlijkheid te testen. De inhoud van deze testen is dezelfde in het Frans en in het Nederlands. De resultaten van de testen worden meegedeeld aan de selectiecommissie die als enige de resultaten ervan beoordeelt en evalueert.

      § 3. Na de testen en de proef bedoeld in § 2 en na de vergelijking van de diploma's en verdiensten van de kandidaten, worden de kandidaten ingedeeld hetzij in groep A " zeer geschikt ", hetzij in groep B " geschikt ", hetzij in groep C " minder geschikt ", hetzij in groep D " niet geschikt ". Deze indeling wordt gemotiveerd.

      In de groep A en de groep B worden de kandidaten gerangschikt.

      Art. 7. § 1. De selectiecommissie wordt samengesteld uit :

    3. de afgevaardigd bestuurder van SELOR - Selectiebureau van de Federale Overheid of zijn afgevaardigde, voorzitter;

    4. (één externe expert) inzake management;

    5. (één externe expert) inzake human ressources management;

    6. twee externe experts met ervaring of een bijzondere kennis van de materie die eigen is aan de te begeven functie;

    7. (twee ambtenaren) uit een federale overheidsdienst of uit een federale programmatorische overheidsdienst, uit een federaal ministerie, uit een openbare instelling van sociale zekerheid, uit een federale wetenschappelijke inrichting, uit een federale instelling van openbaar nut of uit de diensten van de Gewest- of Gemeenschapsregeringen of van de Colleges van de Gemeenschapscommissies, die functies uitoefenen die minstens gelijkwaardig zijn aan de te begeven management- of staffunctie;

    8. een plaatsvervanger voor elk van de leden vermeld onder 2° tot 5°. Deze worden terzelfdertijd aangesteld als de effectieve leden.

      (De taalpariteit wordt verzekerd binnen elk van de categorieën van effectieve en plaatsvervangende leden van de selectiecommissie bedoeld in het eerste lid, 4° en 5°. Het effectief lid bedoeld in het eerste lid, 2° en zijn plaatsvervanger behoren tot een andere taalaanhorigheid dan die van het effectief lid bedoeld in het eerste lid, 3°, en zijn plaatsvervanger. De taalaanhorigheid van de leden, bedoeld in het eerste lid, 2°, 3° en 4° en hun plaatsvervangers, wordt bepaald door de taal van het getuigschrift of het diploma dat bewijst dat men geslaagd is voor de studies die in aanmerking worden genomen voor de beoordeling van de competentie die nodig is voor de expertiseopdracht. De taalaanhorigheid van de leden, bedoeld in het eerste lid, 5°, en hun plaatsvervangers, wordt bepaald door de taalrol van de ambtenaar of door toepassing van de artikelen 35 tot 41 van de gewone wet van 9 augustus 1980 over de institutionele hervormingen.)

      De profielen van de effectieve leden van de selectiecommissie bedoeld in het eerste lid, 2°, 4° en 5° alsook deze van hun vervangers worden bepaald in samenspraak met de betrokken minister op voorstel van de gedelegeerd bestuurder.

      Wanneer een management- of staffunctie wordt vacant verklaard voor kandidaten van de twee taalrollen, dient de voorzitter van de selectiecommissie hetzij de kennis van...

Pour continuer la lecture

SOLLICITEZ VOTRE ESSAI

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT