9 FEBRUARI 2020. - Koninklijk besluit tot uitvoering van artikel 29, § 4, van het Wetboek van Strafvordering

VERSLAG AAN DE KONING

Sire,

Het koninklijk besluit dat U ter ondertekening wordt voorgelegd, strekt ertoe uitvoering te geven aan paragraaf 4 van artikel 29 van het Wetboek van Strafvordering, zoals gewijzigd bij de wet van 5 mei 2019 houdende diverse bepalingen in strafzaken en inzake erediensten, en tot wijziging van de wet van 28 mei 2002 betreffende de euthanasie en van het Sociaal Strafwetboek.

De voormelde bepaling past in het kader van de wijzigingen die bij de wet van 5 mei 2019 in het fiscaal strafrecht werden aangebracht aan de "Una Via"-procedure in het fiscaal strafrecht.

Bij de wet van 5 mei 2019 werd een nieuw "Una Via"-mechanisme ingevoerd teneinde de gevolgen te verhelpen van het arrest van het Grondwettelijk Hof van 3 april 2014 waarbij de artikelen 3, 4 en 14 van wet van 20 september 2012 tot instelling van het "Una Via"-principe in de vervolging van overtredingen van de fiscale wetgeving en tot verhoging van de fiscale penale boetes werden vernietigd en teneinde in overeenstemming te zijn met de recente rechtspraak van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens en van het Hof van Justitie van de Europese Unie met betrekking tot het `non bis in idem'-beginsel.

De paragrafen van het nieuwe artikel 29 hebben de volgende inhoud:

De nieuwe paragraaf 1 herneemt het eerste en het vierde lid van het oude artikel 29. Deze bepaling herneemt het algemene beginsel van de melding door de gestelde overheden, de ambtenaren en de openbare officieren.

De nieuwe paragraaf 2 herneemt het tweede lid van het oude artikel 29. In deze bepaling wordt verduidelijkt dat de belastingadministratie de misdrijven van fiscaal strafrecht niet zonder de machtiging van de adviseur-generaal ter kennis kan brengen van het openbaar ministerie.

In paragraaf 3 van artikel 29 is bepaald dat de belastingadministratie de feiten waarvan het onderzoek aanwijzingen van ernstige fiscale fraude, al dan niet georganiseerd, aan het licht brengt, moet aangeven bij de procureur des Konings, en dit onverminderd de toepassing van paragraaf 2. Dat wil zeggen dat de procureur des Konings en de belastingadministratie verplicht overleg moeten plegen over de door de belastingadministratie aangegeven dossiers op grond van aanwijzingen van ernstige fiscale fraude, al dan niet georganiseerd.

In het kader van paragraaf 3 moet de procureur des Konings beslissen of hij al dan niet een vervolging instelt tegen de feiten die voor overleg zijn voorgelegd, waardoor dubbele vervolging kan worden voorkomen. Het is de procureur des Konings die eerst de keuze maakt om al dan niet de strafrechtelijke weg te volgen. Derhalve wordt overgegaan tot een verdeling tussen de vrij eenvoudige dossiers van fiscale fraude die op doeltreffende wijze langs de administratieve weg kunnen worden behandeld en de gewichtigere gevallen van fiscale fraude waarvoor een tussenkomst van de rechterlijke macht vereist is voor de uitvoering van onderzoekshandelingen.

Met de nieuwe wet is het overleg verplicht voor de feiten waarvan het onderzoek aanwijzingen van ernstige fiscale fraude, al dan niet georganiseerd, aan het licht brengt.

Tot slot wordt de Koning in artikel 29, paragraaf 4, gemachtigd om deze criteria te bepalen waaraan de feiten van ernstige fiscale fraude, al dan niet georganiseerd, die moeten worden aangegeven, beantwoorden. Die paragraaf voorziet erin dat de criteria zullen worden opgenomen in een in Ministerraad overlegd koninklijk besluit.

Tijdens de parlementaire debatten met betrekking tot de wet van 5 mei 2019 werd gevraagd of de criteria moesten worden bepaald in een koninklijk besluit ofwel worden vastgelegd in een wet. De besprekingen werden aangevuld met hoorzittingen die een licht hebben geworpen op het onderwerp. De gehoorde personen onderstreepten dat het bepalen van de criteria in een koninklijk besluit flexibiliteit biedt. In de voorbereidende werkzaamheden staat in dat verband dat de nieuwe fraudefenomenen in de definitie moeten kunnen worden opgenomen. Tijdens de hoorzittingen werd erop gewezen dat de criteria enkel nuttig zijn voor de belastingadministratie die moet bepalen welke dossiers aan het overleg moeten worden voorgelegd.

De tekst die werd aangenomen, verzoent de verschillende standpunten. Tijdens de hoorzittingen werd immers gezegd dat het opnemen van de criteria in de wet zelf [...] het geheel [...] alleen maar logger [zal] maken. Zo werd er op gewezen dat paragraaf 5 ertoe strekt om uit het strategisch overleg bijvoorbeeld nieuwe fraudefenomenen te detecteren. Het is mogelijk dat men een dossier dat beantwoordt aan een nieuw fraudefenomeen ook aan het overleg zou willen voorleggen. In voorkomend geval dient enkel het koninklijk besluit [te] worden gewijzigd, wat eenvoudiger is dan een wetswijziging. Het zou evenwel een goede zaak zijn, mocht in paragraaf 4 sprake zijn van een koninklijk besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad in plaats van een koninklijk besluit (Gedr. St., Kamer, gewone zitting, 2018-2019, doc. nr. 54-3515/005, blz. 82).

Het betreft organisatiecriteria die het voor de belastingadministratie mogelijk moeten maken te bepalen welke dossiers overleg vergen (Gedr. St., Kamer, gewone zitting, 2018-2019, doc. nr. 54-3515, blz. 73), met andere woorden welke dossiers aanwijzingen bevatten van ernstige fiscale...

Pour continuer la lecture

SOLLICITEZ VOTRE ESSAI

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT