9 APRIL 2017. - Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 3 juni 2007 betreffende de bewapening van de geïntegreerde politie, gestructureerd op twee niveaus, alsook de bewapening van de leden van de diensten enquêtes bij de vaste comités P en I en van het personeel van de Algemene Inspectie van de federale politie en van de lokale politie

VERSLAG AAN DE KONING

Sire,

Het besluit waarvan wij de eer hebben het ter ondertekening aan Uwe Majesteit voor te leggen beoogt de minister van Binnenlandse Zaken de bevoegdheid te geven om aan het geheel van de operationele personeelsleden van de geïntegreerde politie de machtiging te geven hun bewapening buiten de geplande diensturen te bezitten, te dragen en te vervoeren, teneinde snel en op een veralgemeende en uniforme wijze adequaat te kunnen reageren bij bovenlokale fenomenen, waaronder kan worden verstaan een permanente dreiging voor de politiemensen of in geval van noodzaak teneinde hen, te allen tijde en in elke situatie, op een optimale manier te laten reageren, eveneens wanneer zij niet met geplande dienst zijn.

Volgens de bestaande regelgeving kunnen politiemensen worden gemachtigd hun bewapening buiten de geplande diensturen te bezitten, te dragen en te vervoeren, hetzij omdat ze de woon-werkverplaatsing in uniform maken en zo het veiligheidsgevoel van de burger helpen verhogen (`meer blauw op straat'), hetzij omdat het bezit, de dracht en het vervoer worden gerechtvaardigd door bijzondere omstandigheden verbonden aan de uitoefening van het politieambt, bijvoorbeeld wanneer het personeelslid of zijn familie bedreigd wordt of wanneer deze bereikbaar en terugroepbaar is.

De bevoegdheid voor het verlenen van die machtiging tot bezit, dracht en vervoer buiten de dienst berust momenteel bij de korpschef voor de lokale politie en de commissaris-generaal of de directeurs-generaal voor de federale politie.

De geweldpleging tegen twee politieagenten in de politiezone Charleroi van 6 augustus 2016 bevestigt dat de politiediensten een bijzonder doelwit van terroristen zijn. In Frankrijk werden politieagenten in hun woning gedood, wat aantoont dat politiemensen niet alleen op hun werkplek bedreigd worden.

In de huidige veiligheidscontext is het dus noodzakelijk dat de politiemensen hun veiligheid en die van hun omgeving op efficiënte wijze kunnen verzekeren.

Die context vereist bovendien te allen tijde een verhoogde waakzaamheid vanwege de politiediensten. Wanneer er zich dramatische gebeurtenissen zoals die van 22 maart 2016 voordoen, moet de volledige politiecapaciteit snel kunnen worden ingezet op een doelmatige en doeltreffende wijze.

Er wordt hierboven inderdaad de nadruk gelegd op deze context, doch enerzijds dient te worden opgemerkt dat het gevaar van het politiewerk zich niet beperkt tot deze situaties en anderzijds zijn er nog andere fenomenen die tevens de mogelijkheid tot verhoogde en permanente politionele reactie vereisen. Bijgevolg slaat de term "bovenlokale fenomenen" niet enkel op een terroristische dreiging.

Reeds op heden zijn een deel van de individuele machtigingen, uitgereikt door de politionele overheden, toegestaan met het oog op het tegemoet komen aan bedreigingen waaronder de politiemensen lijden ten gevolge van hun hoedanigheid van lid van de politie of omwille van handelingen die zij gesteld hebben tijdens de uitoefening van hun functie, dit terwijl deze bedreigingen los staan van de strijd tegen het terrorisme.

Hoe dan ook zal het fenomeen dat aanleiding zou geven tot de ministeriële machtiging van een zekere zwaarwichtigheid moeten zijn, zoals ook het geval is bij de machtigingen verleend door de politionele overheden, te weten een reële dreiging voor de fysieke integriteit of het leven van de personen of voor de openbare veiligheid.

In tegenstelling tot hetgeen de Raad van State zegt in zijn advies nr. 60.860/2, lijkt het ons dus niet aangewezen om een preciezere definitie te geven aan het begrip "bovenlokale fenomenen" en al zeker niet om de voorziene fenomenen op te sommen. Naast het feit dat het niet mogelijk is om toekomstige gebeurtenissen te voorspellen, noch de evolutie van de criminaliteit en de veiligheidscontext, brengt dergelijke werkwijze het risico met zich mee dat bepaalde fenomenen, die dergelijke maatregel wel zouden kunnen rechtvaardigen, zouden worden uitgesloten van de toepassing van huidig koninklijk besluit.

Het bovenlokale karakter van de bedoelde fenomenen vloeit voort uit de bedoeling van de minister van Binnenlandse Zaken om zich niet te mengen in het beheer van zuiver lokale veiligheidsfenomenen, noch in de verantwoordelijkheden van de politionele overheden voor wat betreft de bescherming van hun personeelsleden.

Indien evenwel eenzelfde dreiging bestaat voor het geheel van de Belgische politiemensen, dan wel voor de politiemensen van eenzelfde provincie of eenzelfde arrondissement of zelfs van eenzelfde dienst (speciale eenheden, federale gerechtelijke politie,...), dan is het noodzakelijk dat dezelfde veiligheidsmaatregelen genomen worden voor het geheel van de bedreigde politiemensen. De ministeriële tussenkomst hierbij garandeert de...

Pour continuer la lecture

SOLLICITEZ VOTRE ESSAI

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT