8 SEPTEMBER 2021. - Koninklijk besluit waarbij algemeen verbindend wordt verklaard de collectieve arbeidsovereenkomst van 6 mei 2021, gesloten in het Paritair Subcomité voor de diensten voor gezins- en bejaardenhulp van de Vlaamse Gemeenschap, betreffende de loon- en arbeidsvoorwaarden van doelgroepwerknemers lokale diensteneconomie (1)

FILIP, Koning der Belgen,

Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

Gelet op de wet van 5 december 1968 betreffende de collectieve arbeidsovereenkomsten en de paritaire comités, inzonderheid op artikel 28;

Gelet op het verzoek van het Paritair Subcomité voor de diensten voor gezins- en bejaardenhulp van de Vlaamse Gemeenschap;

Op de voordracht van de Minister van Werk,

Hebben Wij besloten en besluiten Wij :

Artikel 1. Algemeen verbindend wordt verklaard de als bijlage overgenomen collectieve arbeidsovereenkomst van 6 mei 2021, gesloten in het Paritair Subcomité voor de diensten voor gezins- en bejaardenhulp van de Vlaamse Gemeenschap, betreffende de loon- en arbeidsvoorwaarden van doelgroepwerknemers lokale diensteneconomie.

Art. 2. De minister bevoegd voor Werk is belast met de uitvoering van dit besluit.

Gegeven te Brussel, 8 september 2021.

FILIP

Van Koningswege :

De Minister van Werk,

P.-Y. DERMAGNE

_______

Nota

(1) Verwijzing naar het Belgisch Staatsblad :

Wet van 5 december 1968, Belgisch Staatsblad van 15 januari 1969.

Bijlage

Paritair Subcomité voor de diensten voor gezins- en bejaardenhulp van de Vlaamse Gemeenschap

Collectieve arbeidsovereenkomst van 6 mei 2021

Loon- en arbeidsvoorwaarden van doelgroepwerknemers lokale diensteneconomie (Overeenkomst geregistreerd op 3 juni 2021 onder het nummer 165023/CO/318.02)

  1. Toepassingsgebied

    Artikel 1. Deze collectieve arbeidsovereenkomst is van toepassing op de werkgevers van de diensten voor gezinszorg van de Vlaamse Gemeenschap en de hierna vermelde werknemers.

    Deze collectieve arbeidsovereenkomst regelt de loon- en arbeidsvoorwaarden van:

    1) de doelgroepwerknemers, zoals gedefinieerd in het artikel 6 van het decreet van 22 november 2013 betreffende de lokale diensteneconomie (Belgisch Staatsblad van 7 januari 2014) die prestaties leveren in een sui generis-afdeling van de diensten voor gezins- en bejaardenhulp van de Vlaamse Gemeenschap waarvoor een erkenning lokale diensteneconomie is bekomen;

    2) de werknemers die prestaties leveren in het kader van tewerkstellings- of doorstromingsprogramma's die door de Vlaamse overheid gereglementeerd worden.

    Commentaar: De private diensten voor logistieke hulp die erkend zijn door de Vlaamse Gemeenschap overeenkomstig artikel 97 van de bijlage 2 van het besluit van de Vlaamse Regering betreffende de programmatie, de erkenningsvoorwaarden en de subsidieregeling voor woonzorgvoorzieningen en verenigingen voor mantelzorgers en gebruikers vallen eveneens onder het toepassingsgebied van deze collectieve arbeidsovereenkomst.

  2. Minimumlonen

    Art. 2. § 1. De minimumuurlonen voor de werknemers bedoeld in artikel worden bepaald overeenkomstig het in bijlage l opgenomen barema. Dit barema is opgesteld overeenkomstig het zesde Vlaamse Intersectorale Akkoord afgesloten op 30 maart 2021.

    De verlenging van de loonschaal wordt toegekend alsof deze in het verleden ook van toepassing op de medewerker was.

    § 2. Op bedrijfsniveau bestaande regelingen voor doelgroepwerknemers die gunstiger zijn worden behouden.

    Koppeling van de lonen aan de afgevlakte gezondheidsindex

    Art. 3. De minimumuurlonen en de werkelijk betaalde uurlonen worden gekoppeld aan de afgevlakte gezondheidsindex zoals bepaald door de FOD Economie volgens de bepalingen van de collectieve arbeidsovereenkomst van 5 juni 2014 betreffende de koppeling van de lonen aan de afgevlakte gezondheidsindex (registratienummer: 122706/CO/318.02, registratiedatum: 29 juli 2014).

    Art. 4. De gemiddelde wekelijkse arbeidsduur voor een voltijdse tewerkstelling bedraagt 38 uur. De wettelijk voorziene rustpauzes worden genomen buiten de eigenlijke arbeidstijd.

  3. Baremieke anciënniteit

    Art. 5. Wanneer de werknemer in dienst komt, wordt hij ingeschaald in de minimum-loonschaal met een baremieke anciënniteit van 0 jaar.

    Art. 6. Voor de bepaling van de baremieke anciënniteit wordt geen onderscheid gemaakt tussen de deeltijdse en voltijdse prestaties.

    Art. 7. Een verhoging van de baremieke...

Pour continuer la lecture

SOLLICITEZ VOTRE ESSAI

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT