7 OKTOBER 2022. - Koninklijk besluit houdende diverse bepalingen inzake de inschrijving van de buitenlandse onderdanen in de registers en met het oog op de registratie van de inlichtingen betreffende frauduleuze erkenningen en het aanvullen van de informatie met betrekking tot schijnhuwelijken en schijnwettelijke samenwoningen

VERSLAG AAN DE KONING

Sire,

I. . ALGEMENE TOELICHTING

  1. AMBTSHALVE INSCHRIJVING VAN DE BURGERS VAN DE UNIE IN HET WACHTREGISTER

    Sinds 1 juni 2008 zijn de verzoekers om internationale bescherming en hun familieleden niet meer de enige personen die in het wachtregister worden ingeschreven.

    Artikel 5 van het koninklijk besluit van 7 mei 2008 tot vaststelling van bepaalde uitvoeringsmodaliteiten van de wet van 15 december 1980 betreffende de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen luidt: "De burger van de Unie die bij de gemeente een verklaring van inschrijving aanvraagt, bedoeld in artikel 42, § 2, van de wet, wordt door de gemeente onmiddellijk, zonder voorafgaande woonstcontrole, ingeschreven in het wachtregister op het aangegeven adres, in afwachting van de uitvoering van de woonstcontrole."

    De verklaring van inschrijving waarvan sprake is in artikel 42 van de wet van 15 december 1980 komt overeen met het attest van inschrijving waarvan sprake is in het koninklijk besluit van 8 oktober 1981. Deze ongelukkige terminologische divergentie bestaat enkel in de Franse teksten, en niet in de Nederlandse teksten. Aangezien dit ontwerp het koninklijk besluit van 8 oktober 1981 wijzigt, hebben wij er de voorkeur aan gegeven om de terminologie die door het genoemd koninklijk besluit gebruikt wordt te gebruiken, en niet die van de wet van 15 december 1980.

    Vooral in de grensgemeenten bieden veel burgers van de Unie zich niet aan bij het gemeentebestuur van hun verblijfplaats, of weigeren ze zelfs om dit te doen.

    Daarom moet voorzien worden dat de burgers van de Unie die nalaten hun aanwezigheid te melden aan de gemeente van hun hoofdverblijfplaats, of die weigeren dit te doen, het voorwerp kunnen uitmaken van een ambtshalve inschrijving in het Rijksregister van de natuurlijke personen.

    Aangezien het Rijksregister van de natuurlijke personen de basis vormt voor het administratieve optreden van alle autoriteiten en instanties op de verschillende machtsniveaus, zal deze ambtshalve inschrijving deze autoriteiten en instanties in staat stellen de nodige maatregelen te nemen ten aanzien van deze burgers van de Unie, krachtens de wetgeving die onder hun bevoegdheid valt.

    Het gemeentebestuur dat tot een dergelijke ambtshalve inschrijving is overgegaan zal de betrokken burger van de Unie daarvan op de hoogte moeten brengen. Tegelijkertijd zal het gemeentebestuur hem aan de migratieverplichtingen herinneren, waaraan hij zich moet houden.

    Zoals de Commissie voor de Bescherming van de Persoonlijke Levenssfeer in haar advies 50/2015 van 16 december 2015 gepreciseerd heeft kunnen de betrokkenen dit vermoeden weerleggen door het bewijs te leveren dat ze niet daadwerkelijk op het grondgebied van het Rijk verblijven.

    Indien het Gemeentecollege van mening is dat het moet terugkomen op de beslissing tot ambtshalve inschrijving of indien de Minister of zijn gemachtigde, na de opening van een onderzoek betreffende deze inschrijving, van mening is dat de beslissing van het Gemeentecollege niet juist is, zal het Gemeentecollege deze inschrijving annuleren of de inlichtingen ervan bijwerken.

    De betrokkene kan ook een beroep indienen bij de Minister van Binnenlandse Zaken die bevoegd is voor het beslechten van de geschillen inzake het verblijf, overeenkomstig artikel 8 van de wet van 19 juli 1991 betreffende de bevolkingsregisters, de identiteitskaarten en de verblijfsdocumenten. Hij kan bij de Raad van State ook een beroep indienen tegen de beslissing tot ambtshalve inschrijving.

    Om een onderscheid te maken tussen de burgers van de Unie die de regels respecteren, en de burgers van de Unie die zich niet aanbieden tot inschrijving, moeten de laatstgenoemde personen in het wachtregister, en niet in het vreemdelingenregister, ingeschreven worden.

    Artikel 1, § 1, derde lid, van de wet van 19 juli 1991 betreffende de bevolkingsregisters, de identiteitskaarten en de verblijfsdocumenten bepaalt immers het volgende:

    "De Koning kan, bij een in Ministerraad overlegd besluit, de inschrijving in het wachtregister voorschrijven van andere vreemde onderdanen die zich in een onzekere administratieve toestand van verblijf in België bevinden, die hun inschrijving of het behoud ervan in de bevolkingsregisters niet mogelijk maakt."

    Ze zullen enkel in het vreemdelingenregister worden ingeschreven wanneer ze zich houden aan de bepalingen inzake de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen (indiening van een aanvraag van een verklaring van inschrijving - "bijlage 19").

    In de mate ze geen aanvraag indienen tot inschrijving, kunnen deze burgers van de Unie nog niet geacht worden te beschikken over een wettig verblijf voor meer dan drie maanden op het grondgebied van het Rijk. Hoewel deze burgers van de Unie beschikken over een recht op verblijf op basis van de rechtstreekse toepassing van de Verdragen van de Unie, is dit verblijf aan voorwaarden onderworpen; de bijlage 19 biedt aan de Dienst Vreemdelingenzaken pas de mogelijkheid om deze voorwaarden te verifiëren, wat in de genoemde situatie niet het geval is.

    Deze ambtshalve inschrijving is geenszins een sanctie. Ze heeft enkel tot doel om te zorgen voor een gelijke behandeling tussen alle burgers van de Unie die op het grondgebied van het Rijk verblijven voor meer dan drie maanden.

  2. SCHRAPPING VAN DE IN HET WACHTREGISTER INGESCHREVEN BURGERS VAN DE UNIE

    Zoals hierboven reeds vermeld werd zijn de verzoekers om internationale bescherming en hun familieleden niet meer de enige personen die in het wachtregister worden ingeschreven.

    Artikel 5 van het koninklijk besluit van 7 mei 2008 tot vaststelling van bepaalde uitvoeringsmodaliteiten van de wet van 15 december 1980 betreffende de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen luidt: "De burger van de Unie die bij de gemeente een verklaring van inschrijving aanvraagt, bedoeld in artikel 42, § 2, van de wet, wordt door de gemeente onmiddellijk, zonder voorafgaande woonstcontrole, ingeschreven in het wachtregister op het aangegeven adres, in afwachting van de uitvoering van de woonstcontrole.".

    Als de woonstcontrole positief is, worden de burgers van de Europese Unie in het vreemdelingenregister ingeschreven.

    Als de woonstcontrole negatief is en het onmogelijk is de echte verblijfplaats te achterhalen, zijn er geen wetten of verordeningen die de gemeente veroorloven de persoon in kwestie in het wachtregister te schrappen.

    Artikel 12 van het koninklijk besluit van 16 juli 1992 betreffende de bevolkingsregisters en het vreemdelingenregister handelt immers alleen over personen die in de bevolkingsregisters en het vreemdelingenregister zijn ingeschreven, met uitsluiting van degenen die in het wachtregister zijn ingeschreven.

    Artikel 1bis van de wet van 19 juli 1991 betreffende de bevolkingsregister, de identiteitskaarten, de vreemdelingenkaarten en de verblijfsdocumenten heeft uitdrukkelijk en exclusief betrekking op de vreemdelingen die bedoeld worden in artikel 1, eerste lid, 2° van de genoemde wet, namelijk de vreemdelingen die een verzoek om internationale bescherming indienen en die niet in een andere hoedanigheid in de bevolkingsregisters zijn ingeschreven.

    Aangezien de hoofdverblijfplaats een fundamenteel begrip is in het beheer van de registers, moet het mogelijk zijn burgers van de Unie van wie de verblijfplaats niet kan worden gevonden ambtshalve uit het wachtregister te schrappen.

    Dit geldt eveneens wanneer de burgers van de Unie het grondgebied van het Rijk verlaten of overlijden voor hun inschrijving in de bevolkingsregisters.

    Het gaat om de betrouwbaarheid en de juistheid van de informatiegegevens die geregistreerd worden in de registers die de basis van de administratieve handelingen van de gemeenten vormen, evenals van de administratieve handelingen van alle overheden en organismen die onder de verschillende bevoegdheidsniveaus vallen. Het beginsel van de juistheid van de gegevens is immers een van de « grondbeginselen » betreffende de bescherming van persoonsgegevens [artikel 5, paragraaf 1, d), van de verordening betreffende de bescherming van persoonsgegevens].

    Dit besluit wil dus de gemeente van de meegedeelde verblijfplaats de mogelijkheid geven dergelijke schrappingen ambtshalve uit te voeren.

    Met het oog op vereenvoudiging en coördinatie worden deze bepalingen ingevoegd in het koninklijk besluit van 8 oktober 1981, dat het belangrijkste uitvoeringsbesluit van de wet van 15 december 1980 is.

  3. OPNAME VAN DE FOTO VAN DE ASIELZOEKERS IN HET WACHTREGISTER

    Wanneer een vreemdeling een verzoek om internationale bescherming indient bij de Dienst Vreemdelingenzaken worden niet enkel zijn vingerafdrukken genomen, maar wordt ook een foto van zijn gezicht genomen, met name om hem te identificeren en om zich aan de geldende Europese bepalingen inzake de materie te houden [verordening (EU) nr. 604/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 26 juni 2013 tot vaststelling van de criteria en instrumenten om te bepalen welke lidstaat verantwoordelijk is voor de behandeling van een verzoek om internationale bescherming dat door een onderdaan van een derde land of een staatloze bij een van de lidstaten wordt ingediend en verordening (EU) nr. 603/2013 betreffende de instelling van "Eurodac" voor de vergelijking van vingerafdrukken ten behoeve van een doeltreffende toepassing van Verordening (EU) nr. 604/2013 tot vaststelling van de criteria en instrumenten om te bepalen welke lidstaat verantwoordelijk is voor de behandeling van een verzoek om internationale bescherming dat door een onderdaan van een derde land of een staatloze bij een van de lidstaten wordt ingediend en betreffende verzoeken van rechtshandhavingsinstanties van de lidstaten en Europol om vergelijkingen van Eurodac-gegevens ten behoeve van rechtshandhaving, en tot wijziging van Verordening (EU) nr. 1077/2011 tot oprichting van een Europees...

Pour continuer la lecture

SOLLICITEZ VOTRE ESSAI

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT