7 MEI 2017. - Koninklijk besluit houdende vaststelling van de wijze van de aanwerving en bezoldiging van de contractuele personeelsleden van het Federaal Agentschap van de Schuld

VERSLAG AAN DE KONING

Sire,

Het ontwerp van besluit waarvan wij de eer hebben het ter ondertekening aan Uwe Majesteit voor te leggen, bepaalt de modaliteiten voor de selectie en de aanwerving van de personeelsleden van het Federaal Agentschap van de Schuld, in uitvoering van artikel 9, eerste en tweede lid, van de Wet van 25 oktober 2016 houdende oprichting van het Federaal Agentschap van de Schuld en opheffing van het Rentenfonds, alsook van artikel 5, § 2, derde lid van diezelfde wet.

De Wet van 25 oktober 2016 bepaalt dat de personeelsleden van het Federaal Agentschap van de Schuld aangeworven worden met een arbeidsovereenkomst. Het ontwerp van besluit stelt dat het personeel van het Federaal Agentschap van de Schuld onderworpen wordt aan de reglementaire bepalingen inzake het contractueel personeel van de federale overheidsdiensten, onverminderd de bepalingen in het ontwerp van besluit waarmee van die reglementaire bepalingen wordt afgeweken. De wetgever heeft immers erkend dat het Federaal Agentschap van de Schuld over hooggekwalificeerde medewerkers moet kunnen beschikken, en het ontwerp van besluit voorziet in gepaste weddeschalen voor deze personeelsleden, alsook in een mogelijke erkenning van nuttige ervaring bij de inpassing in de weddeschalen.

Het ontwerp van besluit bevat tevens bepalingen met betrekking tot de overdracht van de personeelsleden van het Rentenfonds, in uitvoering van artikel 9, derde lid, van de Wet.

Er werd rekening gehouden met de opmerkingen van de Raad van State.

Artikel 1

Deze bepaling bevat een aantal verwijzingen en definities.

Art. 2

Het ontwerp van besluit is enkel van toepassing op de contractuele personeelsleden van het Agentschap.

Art. 3

Dit artikel stelt dat de (contractuele) personeelsleden van het Agentschap onderworpen worden aan de reglementaire bepalingen inzake het contractueel personeel van de federale overheidsdiensten, onverminderd de bepalingen in dit besluit. Het besluit bevat inderdaad bepalingen die afwijken van die reglementaire bepalingen, zoals de mogelijkheid om personeel aan te werven in een andere weddeschaal dan de eerste van de graad, voor zover aan de voorwaarden hiertoe voldaan is en een akkoord bekomen werd, of nog de mogelijkheid om naar een schaal bevorderd te worden die hoger is dan de derde schaal van de graad of klasse.

Art. 4

Door deze bepaling worden de getransfereerde contractuele personeelsleden van het Rentenfonds ingeschakeld in de loonschalen van de federale overheid, met uitzondering van de Directeur 3 en de Directeurs die in specifieke weddenschalen, ingesteld door dit besluit, ondergebracht worden (AD2 en AD4). Er wordt aan die personeelsleden een geldelijke anciënniteit toegekend die gelijk is aan de geldelijke anciënniteit waarover zij beschikten in hun loonschaal bij het Rentenfonds.

In uitvoering van artikel 9, derde lid, van de Wet, wordt er aan die personeelsleden echter ook steeds gegarandeerd dat zij minimaal de wedde voortkomende uit hun weddeschaal bij het Rentenfonds zullen ontvangen. Bij elke betaling van een wedde dient er dus een vergelijking te worden gemaakt tussen het loon dat uit de weddeschaal van het personeelslid voortvloeit, weddeschaal die in eerste instantie gelijk is aan die van bijlage 1 van het besluit maar nadien, mede als gevolg van de evaluaties kan overgaan in een hogere weddeschaal, en het loon dat uit de weddeschaal van het Rentenfonds voortvloeit. Het personeelslid krijgt het hoogste van die twee bedragen.

De personeelsleden zullen, zoals de Raad van State gevraagd heeft, een persoonlijk bijvoegsel aan hun arbeidscontract ontvangen dat zowel de weddeschaal vermeldt waarin zij ondergebracht worden, als de vorige weddenschaal bij het Rentenfonds die hen minimaal gegarandeerd wordt. Het is echter niet voor iedereen mogelijk om vooraf eenduidig vast te stellen welke de toekomstige wedde zal zijn, aangezien de evolutie in de weddeschalen van de federale overheid afhangt van het resultaat van de evaluaties.

Deze personeelsleden hadden bij het Rentenfonds geen recht op een eindejaarstoelage en het besluit voorziet dan ook dat zij die na hun overdracht aan het Agentschap niet zullen ontvangen. Hun loon zoals voortkomend uit de weddeschaal bij het Rentenfonds wordt immers minimaal gegarandeerd. De toekenning van een eindejaarstoelage zou trouwens indruisen tegen artikel 9, derde lid, van de wet, tenzij de maandelijkse wedde van die personeelsleden verminderd zou worden zodat het totale loon op jaarbasis hetzelfde zou blijven: een dergelijke oplossing lijkt echter onnodig complex.

Art. 5

In de oproep tot de kandidaten zoals gepubliceerd in het Belgisch Staatsblad kan een diploma vereist worden voor de functie. Het is dan ook niet mogelijk om aangeworven te worden indien men niet over dat diploma beschikt.

Enkel kandidaten die laureaat zijn en die in de rangschikking van de weerhouden kandidaten waarvan sprake in artikel 9, § 2, vermeld worden, kunnen aangeworven worden.

Art. 6

Deze bepaling beschrijft de samenstelling van de selectiecommissie. Zij wordt voorgezeten door de administrateur-generaal van de Thesaurie, en bestaat verder uit de directeuren van het Agentschap waarbij de directeur aan wie het personeelsbeleid werd toegewezen als verslaggever zal optreden. De commissie wordt vervolledigd door een personeelslid van de Stafdienst Personeel en Organisatie, die aangeduid wordt door de Voorzitter van het Directiecomité van de FOD Financiën. De leden van de selectiecommissie kunnen voor zichzelf een plaatsvervanger aanduiden; voor het personeelslid van de Stafdienst Personeel en Organisatie wordt die plaatsvervanger evenwel aangeduid door de Voorzitter van het Directiecomité van de Federale Overheidsdienst Financiën.

De tweede paragraaf van dit artikel bevat de gebruikelijke taalvereisten voor een dergelijke commissie.

Art. 7

Deze bepaling beschrijft de werking van de commissie. De commissie beslist bij voorkeur in consensus, maar de voorzitter kan na de discussies oordelen dat er geen consensus mogelijk is, en dan zal er gestemd worden; de stem van de voorzitter is bij gelijkheid van stemmen doorslaggevend.

Art. 8

Het Strategisch Comité krijgt de rol toebedeeld om de functieprofielen op te stellen. Op advies van de Raad van State zullen de financiële aspecten in de oproep duidelijk naar voren worden gebracht.

Art. 9

Deze bepaling beschrijft het selectieproces. Op basis van de ingestuurde kandidaturen selecteert de selectiecommissie de kandidaten die zij het meest geschikt acht. Deze kandidaten worden uitgenodigd voor een mondelinge proef voor de Commissie. De kandidaten die na de mondelinge proef als meest geschikt bevonden worden kunnen daarna door de selectiecommissie gevraagd worden om aan bijkomende proeven deel te nemen. Uiteindelijk stelt de commissie een rangschikking op van die kandidaten die zij weerhoudt op basis van de resultaten van de proeven.

De aanwerving zal dan geschieden in volgorde van die rangschikking. Indien de eerst gerangschikte kandidaat de functie weigert, dan wordt het aanbod gedaan aan de tweede kandidaat, enzovoort.

Het is ook mogelijk dat er geen geschikte kandidaat gevonden wordt.

De bepaling voorziet ook dat er voldoende tijd voorzien wordt, aangezien het vereist is dat een proef slechts ten vroegste door kan gaan als er acht dagen verstreken zijn tussen de verzending van de brief of de e-mail, en de proef.

Art. 10

Deze bepaling verwijst naar bijlage II van het besluit, die de graden en de overeenkomstige weddeschaal vermeldt voor de functies binnen het agentschap. De selectiecommissie kan echter beslissen om het voorstel te formuleren dat de kandidaat in een afwijkende, hogere weddeschaal aangeworven wordt. Die beslissing moet unaniem genomen worden, en de selectiecommissie die de opgedane nuttige ervaring van de kandidaat te erkennen: de hogere weddeschaal kan slechts worden toegekend als het aantal jaren opgedane nuttige ervaring minstens gelijk is aan het aantal jaren dat bovenaan de respectievelijke kolom in bijlage II vermeld wordt. Die weddeschaal wordt dan toegekend op basis van hetzij een voorafgaand advies van de Inspectie van Financiën, hetzij een beslissing van de Minister van Financiën of van de Voorzitter van de FOD Financiën.

De bepaling definieert ook de weddeschalen AD1, AD2, AD3 en AD4 die verbonden zijn aan de graad van "directeur". Ze worden beschouwd als behorende tot dezelfde klasse voor de toepassing van artikelen 20, 22 en 22/1 van het KB van 25 oktober 2013, die de overgang naar de hogere klassen regelen op basis van onder meer de evaluaties. Ze worden ook gelijkgesteld met het niveau A voor de toepassing van artikel 22 van dat KB. Er wordt verder gepreciseerd dat de bedragen verbonden zijn aan de spilindex 138,01.

Er wordt ook bepaald dat artikel 23 van het koninklijk besluit van 25 oktober 2013 betreffende de geldelijke loopbaan van de personeelsleden van het federaal openbaar ambt niet van toepassing is op het contractueel personeel van het agentschap. De geldelijke loopbaan van die contractuele personeelsleden wordt dus niet beperkt tot de derde schaal van de graad of klasse.

Art. 11

In het Agentschap zal...

Pour continuer la lecture

SOLLICITEZ VOTRE ESSAI

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT