7 MAART 2017. - Koninklijk besluit waarbij algemeen verbindend wordt verklaard de collectieve arbeidsovereenkomst van 9 juli 2015, gesloten in het Paritair Comité voor de bemiddeling in bank- en beleggingsdiensten, betreffende de algemene classificatie en het verloningsbeleid (1)

FILIP, Koning der Belgen,

Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

Gelet op de wet van 5 december 1968 betreffende de collectieve arbeidsovereenkomsten en de paritaire comités, inzonderheid op artikel 28;

Gelet op het verzoek van het Paritair Comité voor de bemiddeling in bank- en beleggingsdiensten;

Op de voordracht van de Minister van Werk,

Hebben Wij besloten en besluiten Wij :

Artikel 1. Algemeen verbindend wordt verklaard de als bijlage overgenomen collectieve arbeidsovereenkomst van 9 juli 2015, gesloten in het Paritair Comité voor de bemiddeling in bank- en beleggingsdiensten, betreffende de algemene classificatie en het verloningsbeleid.

Art. 2. De minister bevoegd voor Werk is belast met de uitvoering van dit besluit.

Gegeven te Brussel, 7 maaart 2017.

FILIP

Van Koningswege :

De Minister van Werk,

K. PEETERS

_______

Nota

(1) Verwijzing naar het Belgisch Staatsblad :

Wet van 5 december 1968, Belgisch Staatsblad van 15 januari 1969.

Bijlage

Paritair Comité voor de bemiddeling in bank- en beleggingsdiensten

Collectieve arbeidsovereenkomst van 9 juli 2015

Algemene classificatie en verloningsbeleid

(Overeenkomst geregistreerd op 8 oktober 2015 onder het nummer 129680/CO/341)

HOOFDSTUK I. - Toepassingsgebied en draagwijdte van de overeenkomst

Deze collectieve arbeidsovereenkomst is van toepassing op de werkgevers en de werknemers van de ondernemingen die tot de bevoegdheid van het Paritair Comité voor de bemiddeling in bank- en beleggingsdiensten behoren.

Zij heeft tot doel de minimale loon- en arbeidsvoorwaarden vast te leggen voor alle werknemers tewerkgesteld in de zelfstandige bankbemiddeling inzonderheid met betrekking tot van toepassing zijnde classificatie en overeenstemmende minimumlonen.

HOOFDSTUK II. - Algemene classificatie

2.1. Functieniveaus

Alle functies worden ondergebracht in 7 categorieën.

2.2. Indelingscriteria van de functies

Alle functies worden beschreven en getoetst op basis van volgende criteria :

- Kennis;

- Autonomie;

- Communicatie;

- Verantwoordelijkheid;

- Leidinggeven.

Een omschrijving van deze criteria staat beschreven in de bijlage 1 "Functieniveaumatrix zelfstandige bankbemiddeling".

2.3. Functiebeschrijvingen

Binnen de sector van de bankbemiddeling werden 6 generieke functies beschreven met name :

- Medewerker front office (m/v) (bijlage 2.1);

- Commercieel adviseur (m/v) (bijlage 2.2);

- Product specialist (m/v) (bijlage 2.3);

- Vestiging manager (m/v) (bijlage 2.4);

- Medewerker onderhoud (m/v) (bijlage 2.5);

- Medewerker administratie (m/v) (bijlage 2.6).

2.4. Toepassingsprocedures

Binnen de sector zijn procedures vastgelegd om :

- in te staan voor het beheer van de classificatie (sectorale expertencommissie);

- concrete bedrijfsfuncties in te schalen;

- classificatiegeschillen op te lossen;

- beroepsprocedures te behandelen (sectorale beroepscommissie).

Al deze procedures zijn vastgelegd in bijlage 3 (invoeringsprocedures van de functieclassificatie in het Paritair Comité voor de bemiddeling in bank- en beleggingsdiensten).

Wijzigingen aan deze procedures van welke aard ook kunnen enkel op beslissing van het Paritair Comité voor de bemiddeling in bank- en beleggingsdiensten.

HOOFDSTUK III. - Sectoraal minimum barema

3.1. Overgangsmaatregel

Voor de periode van 9 juli 2015 tot 31 december 2015, zullen de volgende collectieve overeenkomsten gesloten op het niveau van het Aanvullend Paritair Comité voor de bedienden integraal van toepassing aan de werkgevers en werknemers die ressorteren onder het Paritair Comité voor de bemiddeling in bank- en beleggingsdiensten :

- Collectieve arbeidsovereenkomst van 29 mei 1989 betreffende de loon- en arbeidsvoorwaarden (registratienummer : 23740/CO/218) opgenomen bij de collectieve arbeidsovereenkomst van 1 april 2015 met betrekking tot de continuïteit van de collectieve arbeidsovereenkomsten en akkoorden gesloten op het niveau van het Paritair Comité nr. 218, en gesloten op het niveau van het Paritair Comité nr. 200 (registratienummer : 126638/CO/200);

- Collectieve arbeidsovereenkomst van 28 september 2009 tot vaststelling van de sectorale minimumloonschalen op basis van beroepservaring (registratienummer : 94721/CO/218) opgenomen bij de collectieve arbeidsovereenkomst van 1 april 2015 met betrekking tot de continuïteit van de collectieve arbeidsovereenkomsten en akkoorden gesloten op het niveau van het Paritair Comité nr. 218, en gesloten op het niveau van het Paritair Comité nr. 200 (registratienummer : 126638/CO/200).

3.2. Opbouw van het barema

Het sectoraal minimum barema van de zelfstandige bankbemiddeling is opgebouwd in 7 loonklassen (zie bijlage 4).

Elke loonklasse telt 46 ervaringsjaren.

De minimumlonen van toepassing op de in hoofdstuk I bepaalde werknemers, worden op 1 januari 2016 vastgesteld volgens de bij deze collectieve arbeidsovereenkomst opgenomen ervaringsbarema's en opgenomen in bijlage 4 van deze overeenkomst.

Dit ervaringsbarema bepaalt de minimumlonen in elke categorie volgens de ervaring die de werknemer heeft.

3.3. De aanvangslonen

§ 1. De aanvangslonen zijn de lonen die in het ervaringsbarema worden voorzien voor 0 ervaringsjaren.

§ 2. Voor de categorieën 1 tot 4 wordt het aanvangsloon vastgesteld op niveau 3 van het ervaringsbarema, rekening houdend met een voltooide opleiding van het niveau "bachelor". Indien de werknemer niet over een dergelijke opleiding beschikt, is het ervaringsniveau 0 van toepassing.

§ 3. Voor de categorieën 5 tot 7 wordt het aanvangsloon vastgesteld minimaal op niveau 4 van het ervaringsbarema, rekening houdend met een voltooide opleiding van het niveau "master".

Indien de werknemer niet over een dergelijke opleiding beschikt, wordt eventueel niveau 3 toegepast als de opleiding van het niveau "bachelor" is, zo niet is het ervaringsniveau 0 van toepassing.

Indien het behaalde masterdiploma een normaal langere studieperiode dan 4 jaar betreft, wordt daar eveneens mee rekening gehouden, en wel zo dat elk bijkomend afgewerkt opleidingsjaar recht geeft op een bijkomend ervaringsjaar, met een maximum van 7 jaar.

§ 4. Voor werknemers die geen houder zijn van een bachelor- of mastergetuigschrift, wordt beroepsopleiding die aanleiding geeft tot een diploma en/of een getuigschrift in aanmerking genomen voor de aanrekening van ervaringsjaren en dit met een maximum van 3 jaar.

§ 5. Voor de aanrekening van ervaringsjaren is geen cumul mogelijk tussen studieperiodes en andere ervaringsperiodes.

§ 6. In geval een werknemer bij de aanwerving al over ervaring beschikt, kan deze volgens de bepalingen van artikel 3.3. in aanmerking worden genomen.

3.4. Evolutie van de lonen in functie van de ervaring

§ 1. Vanaf het aanvangsloon verhogen de minimum maandlonen naar gelang de ervaring van de werknemer toeneemt, en volgens het schema dat in het ervaringsbarema is bepaald.

§ 2. Onder "ervaring" wordt verstaan : de uitoefening van de beroepsactiviteit bij de werkgever waar hij werd aangeworven.

Voor de toekenning van ervaringsjaren wordt geen onderscheid gemaakt tussen voltijdse of deeltijdse prestaties.

Wordt met ervaring, zoals bedoeld in § 2, gelijkgesteld :

  1. de beroepservaring verworven in andere ondernemingen, vallend onder de Paritaire Comités nr. 310 (banken), 308 (spaarbanken), 309 (beursvennootschappen), 325 (openbare kredietinstellingen), 306 (verzekeringen) of 307 (verzekeringsmakelaars), evenals bedrijven uit andere paritaire comités die bankactiviteiten verrichten;

  2. de beroepservaring verworven buiten de ondernemingen bedoeld onder a), als loontrekkende, als zelfstandige of als statutair ambtenaar, met een maximum van 20 jaar;

  3. elke ervaring aanverwant met de sector in een professioneel milieu (zoals werkstages, vrijwilligerswerk) met een maximum van 5 jaar.

    Voor de toepassing van deze paragraaf wordt de beroepservaring verworven in een gelijkaardige onderneming in een andere Staat op dezelfde wijze in aanmerking genomen als de in België verworven beroepservaring.

    § 3. Volgende schorsingen van de arbeidsovereenkomst welke gepaard gaan met een vervangingsinkomen uitgekeerd door een sociale zekerheidsregeling in België, of in een andere Staat, worden gelijkgesteld met beroepservaring zoals bedoeld in § 1 :

  4. de periodes van deeltijdse schorsing wegens tijdskrediet, thematische verloven en arbeidsongeschiktheid, zoals bedoeld in de wetgeving terzake;

  5. de periodes van voltijdse schorsing wegens ziekte, arbeidsongeval en beroepsziekte, zoals bedoeld in de wetgeving terzake;

  6. de periodes van voltijdse schorsing wegens thematische verloven inclusief tijdskrediet om thematische redenen, zoals bedoeld in de wetgeving terzake, met een maximum van 3 jaar;

  7. de andere periodes van voltijdse schorsing wegens tijdskrediet met een maximum van 1 jaar.

    § 4. De periodes van volledige werkloosheid met uitkeringen, toegekend door een sociale zekerheidsregeling in België of in een andere Staat, worden gelijkgesteld met beroepservaring met een maximum van 3 jaar.

    § 5. Voor de aanrekening van professionele ervaring mag geen enkele gelijkstellingsperiode gecumuleerd worden met een periode van beroepsactiviteit of met een andere gelijkstellingsperiode.

    § 6. De toekenning van de loonsverhogingen volgens het ervaringsbarema is afhankelijk van het feit dat de beroepservaring met twaalf maanden toegenomen is sedert de aanwerving of in voorkomend geval, sinds de laatste loonsverhoging ingevolge de ervaringstoename.

    Als de werknemer zich in een fase van het ervaringsbarema bevindt waar een loonsverhoging pas wordt toegekend na een toename van de beroepservaring met twee jaar, is dit vierentwintig maanden in plaats van twaalf maanden.

    3.5. Koppeling aan het indexcijfer van de consumptieprijzen

    De bedragen van het ervaringsbarema evenals de effectieve lonen worden aangepast conform de collectieve arbeidsovereenkomst van 9 juli 2015 inzake de koppeling van de lonen aan het indexcijfer van de consumptieprijzen.

    3.6. Regel van afronding

    In geval van baremaverhoging of van de aan index...

Pour continuer la lecture

SOLLICITEZ VOTRE ESSAI

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT