7 JULI 2022. - Besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering betreffende de kredietverlening van het Woningfonds van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest

De Brusselse Hoofdstedelijke Regering,

Gelet op het artikel 112, § 1, 1° van de ordonnantie van 17 juli 2003 houdende de Brusselse Huisvestingscode gewijzigd door de ordonnantie van 11 juli 2013 tot wijziging van de ordonnantie van 17 juli 2003 houdende de Brusselse Huisvestingscode;

Gelet op het Besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 22 maart 2008 betreffende het gebruik van de kapitalen die voortkomen van het fonds B2 door het Woningfonds van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest voor zijn hypotheekkredieten, zoals gewijzigd door het besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 17 december 2015;

Gelet op het advies van de Inspecteur van Financiën, gegeven op 10 maart 2022;

Gelet op de akkoordbevinding van de Minister van Begroting, gegeven op 30 maart 2022;

Gelet op het advies van de Adviesraad voor Huisvesting, gegeven op 17 mei 2022;

Gelet op het advies 71.372/3 van de Raad van State, gegeven op 17 mei 2022 in toepassing van artikel 84, § 1, 2°, van de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973;

Op voorstel van de Staatssecretaris die bevoegd is voor Huisvesting;

Na overleg,

Besluit :

TITEL I. - Terminologie.

Artikel 1. In de volgende artikelen verstaat men onder:

  1. Minister: de minister of staatssecretaris van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest bevoegd voor Huisvesting;

  2. Gewest: het Brussels Hoofdstedelijk Gewest;

  3. Fonds: de coöperatieve vennootschap " Woningfonds van het Brusselse Hoofdstedelijk Gewest ";

  4. Woning: het gebouw of het deel van een gebouw en zijn toebehoren gelegen in het Gewest, dat in hoofdzaak bestemd is om één of meer gezinnen te huisvesten en waarvoor een krediet wordt aangegaan;

  5. Aanvrager:

    1. hetzij de natuurlijke persoon (of personen) die een krediet wenst (wensen) te verkrijgen bij het Fonds om, in voorkomend geval, dezelfde woning aan te kopen, te behouden of te verbeteren op voorwaarde dat die persoon (personen) houder is (zijn) van een zakelijk of persoonlijk recht op deze woning;

    2. hetzij de vereniging zonder winstoogmerk of de stichting die onder het toepassingsgebied valt van de wet van 21 december 2013 op de financiering van kleine en middelgrote ondernemingen, waarvan de statuten moeten kunnen aantonen dat het voorwerp, de doelen, de finaliteit of de waarden zoals die er beschreven worden, gericht zijn op de integratie, via huisvesting, van kwetsbare groepen;

    3. hetzij een vereniging van mede-eigenaars met rechtspersoonlijkheid overeenkomstig de relevante bepalingen van het Burgerlijk Wetboek en, inzonderheid, artikel 3.86.

  6. Consument: de aanvrager die een natuurlijke persoon is en die handelt voor doeleinden die geen deel uitmaken van zijn handels-, nijverheids-, ambachts- of zelfstandigenactiviteit, overeenkomstig artikel I.1, 2° van het Wetboek van Economisch Recht;

  7. Ontlener: de aanvrager die in het raam van dit besluit en van het kredietreglement van het Fonds zoals goedgekeurd door de Minister, bij het Fonds een krediet is aangegaan;

  8. Referentiedatum: de datum waarop het krediet werd aangevraagd voor een welbepaalde woning, zoals deze door het Fonds aan de aanvrager werd meegedeeld;

  9. Inkomsten: de inkomsten in de zin van artikel 6 van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992, de inkomsten verworven in het buitenland voor zover ze niet vallen onder de toepassing van deze bepaling en de inkomsten van de personen bedoeld in artikel 4 van het voornoemde wetboek, van de aanvrager en van alle andere personen die deel uitmaken van zijn gezin, behalve van bloedverwanten in opgaande of neergaande lijn of zijverwanten, en van de geadopteerden en adoptanten van de aanvrager. Afzonderlijk belastbare inkomsten, zoals bedoeld in artikel 171, 5° en 6° van het WIB, zijn niet opgenomen in deze definitie;

  10. Persoon ten laste: de persoon ten laste in de zin van het Wetboek van de Inkomstenbelastingen en die als dusdanig vermeld is op het aanslagbiljet, alsook elke persoon van dewelke de aanvrager aantoont dat hij die ten laste heeft en die op de referentiedatum niet over eigen bestaan middelen beschikt.

    Het kan meer bepaald gaan om:

    - het kind dat regelmatig gehuisvest is bij de aanvrager, die hiervoor op de referentiedatum recht heeft op of verkrijger is van kinder- of wezenbijslag ;

    - elk ander kind jonger dan 25 jaar dat regelmatig gehuisvest is bij de aanvrager en dat volgens het Fonds op de referentiedatum werkelijk ten laste is, als het bewijs wordt geleverd dat het kind recht heeft op kinder- of wezenbijslag of dat het geen eigen bestaansmiddelen heeft;

    - de gehandicapte aanvrager of ieder gehandicapt gezinslid van de aanvrager wordt gelijkgesteld met één persoon ten laste. Enkel kinderen die gerechtigd zijn tot kinderbijslag voor gehandicapte kinderen worden evenwel gelijkgesteld met twee personen ten laste;

  11. Gehandicapte:

    - hetzij het kind dat gerechtigd is tot kinderbijslag voor gehandicapte kinderen;

    - hetzij de persoon die door het Ministerie van Sociale Zaken erkend is als lijdend aan ontoereikende of verminderde lichamelijke of mentale vermogens voor 66 %;

    - hetzij de persoon van wie het verdienvermogen is verminderd tot een derde van wat een valide persoon kan verdienen door een beroep uit te oefenen op de algemene arbeidsmarkt in toepassing van de wet van 27 februari 1987 betreffende de tegemoetkomingen aan gehandicapten;

    - hetzij de persoon van wie de zelfredzaamheid op 9 punten wordt vastgesteld in toepassing van dezelfde wet.

  12. Verkoopwaarde van de woning: de waarde zoals vastgesteld door het Fonds, in voorkomend geval door middel van een schatting;

  13. Eigen middelen: elke persoonlijke inbreng waarvoor de aanvrager geen schulden is aangegaan, ongeacht of diens investering in de verrichting spaargeld betreft, giften, de waarde van materialen die hij in zijn bezit heeft, de waarde van de toepassing van materialen door zijn toedoen, onroerende zakelijke rechten of de opbrengst van de vervreemding hiervan;

  14. ECORENO: krediet voor de financiering van alle werkzaamheden ter verbetering van de bewoonbaarheid, de veiligheid en de uitrusting van de woning, de energieprestatie van de woning, alsook de aanpassing van de woning na een verlies van zelfredzaamheid of autonomie van de bewoner;

  15. Huisvestingscode: de ordonnantie van 17 juli 2003 houdende de Brusselse Huisvestingscode;

  16. Eenoudergezin: een gezin bestaande uit een kredietnemer en zijn kinderen, waarbij deze laatsten zelf geen kredietnemers zijn.

    TITEL II. - Voorwerp van de kredieten.

    Art. 2. Het Fonds maakt, binnen de grenzen van het door het Gewest toegestane investeringsvermogen, gebruik van de kapitalen van het fonds B2 om kredieten toe te staan in de vorm van een hypothecair krediet, een consumentenkrediet of een investeringskrediet in functie van de verschillende elementen van het dossier en volgens de behoeften van de aanvrager, bestemd voor:

  17. de uitvoering van vastgoedverrichtingen bedoeld om de aanvrager een aangepaste woning te verschaffen: aankoop, nieuwbouw, heropbouw, renovatie, verbouwing, sanering, behoud, verbetering of aanpassing;

  18. de terugbetaling van eerder aangegane schulden van onroerende aard voor een van de doelen bedoeld in 1°, als het Fonds dit gerechtvaardigd acht.

  19. de uitbreiding, opdeling of aanpassing van een woning waardoor de zelfredzaamheid en autonomie van de bewoner, of van een toekomstige bewoner, kan worden behouden of beduidend kan worden verbeterd;

  20. het realiseren van...

Pour continuer la lecture

SOLLICITEZ VOTRE ESSAI

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT