6 MEI 2020. - Koninklijk besluit tot vaststelling van de akten en stavingsstukken die moeten worden gevoegd bij de verklaring tot toekenning van de Belgische nationaliteit op grond van artikel 11bis van het Wetboek van de Belgische nationaliteit, alsook van de inhoud van het formulier betreffende de verklaring

VERSLAG AAN DE KONING

Sire,

Titel IV van de wet van 18 juni 2018 - houdende diverse bepalingen inzake burgerlijk recht en bepalingen met het oog op de bevordering van alternatieve vormen van geschillenoplossing - met betrekking tot de wijzigingen aan het Wetboek van de Belgische nationaliteit beoogt inzonderheid de procedure tot toekenning van de Belgische nationaliteit opengesteld voor migranten van de tweede generatie rechtstreeks te integreren in het herstelde artikel 11bis van het Wetboek van de Belgische nationaliteit - hierna WBN.

Vanuit die optiek machtigt artikel 11bis, § 4, tweede en zevende lid, WBN, Uwe Majesteit om reglementaire bepalingen te nemen teneinde de exhaustieve lijst van de akten en stavingsstukken te bepalen die bij verklaring tot toekenning van de nationaliteit moeten worden gevoegd zoals zij voortvloeien uit de bij wet vastgestelde voorwaarden en teneinde het model vast te stellen van het formulier inzake de kennisgeving van de ontbrekende stukken gebruikt in het kader van deze procedure.

Artikel 1 van het ontwerp van besluit legt de lijst in kwestie vast. De erin opgenomen documenten komen voor het merendeel overeen met degene die limitatief worden opgesomd in de artikelen 5 tot 11 van het koninklijk besluit van 14 januari 2013 tot uitvoering van de wet van 4 december 2012 tot wijziging van het Wetboek van de Belgische nationaliteit teneinde het verkrijgen van de Belgische nationaliteit migratieneutraal te maken, rekening houdend met de specifieke kenmerken die eigen zijn aan een procedure tot toekenning van de nationaliteit voorbehouden aan minderjarige kinderen jonger dan twaalf jaar.

Net zoals artikel 14 van het Koninklijk besluit van 14 januari 2013 implementeert artikel 3 van dit besluit het beginsel van de administratieve vereenvoudiging in de mate dat sommige gegevens in het Rijksregister beschikbaar zijn voor zover de betrokken persoon er ingeschreven is. Het is bijgevolg niet verantwoord deze informatie bij degene die de verklaring tot toekenning van nationaliteit heeft afgelegd op te vragen. Het is inderdaad zo dat de ambtenaren van de burgerlijke stand toegang hebben tot deze informatie en er bijgevolg over kunnen beschikken.

Artikel 4 van dit besluit legt aan de overheden, bevoegd inzake de verkrijging van de Belgische nationaliteit, op om aan de belanghebbende alle stavingsstukken terug te bezorgen die hij overgemaakt heeft met betrekking tot zijn aanvraag of zijn nationaliteitsverklaring, en dit wanneer deze procedure definitief afgesloten is, wat betekent:

- Wanneer de procedure geleid heeft tot de inschrijving van de belanghebbende als Belg in de registers na positief advies van de Procureur des Konings, afwezigheid van dit advies binnen de wettelijke termijn van vier maanden of in de hypothese van een definitieve gerechtelijke uitspraak dat het negatief advies van de procureur des Konings ongegrond verklaart;

- Wanneer de procedure geleid heeft tot een negatief advies van het parket waartegen de belanghebbende binnen de geboden wettelijke termijn geen beroep heeft ingesteld, waardoor hij op die manier impliciet de aan hem betekende weigering om de Belgische nationaliteit te bekomen, heeft aanvaard.

De verplichting om de stukken in verband met de procedure terug te bezorgen, heeft natuurlijk geen betrekking op de gegevens waartoe de bevoegde overheid rechtstreeks toegang heeft - welke hij bijgevolg niet mag opvragen aan de belanghebbende - en die gepreciseerd worden in artikel 14 van het koninklijk besluit van 14 januari 2013 betreffende de administratieve vereenvoudiging.

Het huidig besluit eerbiedigt op die manier een fundamenteel principe van de algemene verordening gegevensbescherming, dat erin bestaat dat persoonsgegevens niet langer mogen bewaard worden dan nodig voor de realisatie van het verwerkingsdoel.

Teneinde te beantwoorden aan de opmerkingen van de Gegevensbeschermingsautoriteit in haar advies n° 157/2019 van 27 september 2019, dat enerzijds de noodzaak om de verwerkingsverantwoordelijke aan te wijzen benadrukt, en anderzijds er op wijst de bewaringstermijnen vast te leggen voor de documenten die aan de Procureur des konings en aan de adviserende instanties worden verzonden, is het voortaan bepaald in artikel 4 dat de ambtenaar van de burgerlijke stand de verwerkingsverantwoordelijke zal zijn. Deze bepaling regelt eveneens het lot van het afschrift van het dossier van de belanghebbende dat door de ambtenaar van de burgerlijke stand aan de Procureur des konings en aan de adviserende instanties wordt verzonden aan het einde van de procedure.

Daarentegen betekent de vraag van de Gegevensbeschermingsautoriteit betreffende de oprichting van een centrale gegevensbank waarin de volledige dossiers door de verschillende actoren geraadpleegd kunnen worden, een grootschalige investering die in de context van lopende zaken niet kan overwogen worden. De oprichting van een centrale gegevensbank zou bovendien de delegatie verleend aan de Koning door artikel 11bis, § 4, zevende lid van het Wetboek van de Belgische nationaliteit, overschrijden.

Dit ontwerp van besluit houdt rekening met alle opmerkingen geformuleerd door de Raad van State in advies n° 66.471/2/V en 67.058/2 van 27 augustus 2019 en 30 maart 2020, in toepassing van artikel 84, § 1, 1ste alinea, 2°, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State van 12 januari 1973.

Ik heb de eer te zijn,

...

Pour continuer la lecture

SOLLICITEZ VOTRE ESSAI

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT