6 MAART 2020. - Koninklijk besluit waarbij algemeen verbindend wordt verklaard de collectieve arbeidsovereenkomst van 12 september 2019, gesloten in het Paritair Subcomité voor het koetswerk, betreffende de arbeidsorganisatie (1)
FILIP, Koning der Belgen,
Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.
Gelet op de wet van 5 december 1968 betreffende de collectieve arbeidsovereenkomsten en de paritaire comités, inzonderheid op artikel 28;
Gelet op het verzoek van het Paritair Subcomité voor het koetswerk;
Op de voordracht van de Minister van Werk,
Hebben Wij besloten en besluiten Wij :
Artikel 1. Algemeen verbindend wordt verklaard de als bijlage overgenomen collectieve arbeidsovereenkomst van 12 september 2019, gesloten in het Paritair Subcomité voor het koetswerk, betreffende de arbeidsorganisatie.
Art. 2. De minister bevoegd voor Werk is belast met de uitvoering van dit besluit.
Gegeven te Brussel, 6 maart 2020.
FILIP
Van Koningswege :
De Minister van Werk,
N. MUYLLE
_______
Nota
(1) Verwijzing naar het Belgisch Staatsblad :
Wet van 5 december 1968, Belgisch Staatsblad van 15 januari 1969.
Bijlage
Paritair Subcomité voor het koetswerk
Collectieve arbeidsovereenkomst van 12 september 2019
Arbeidsorganisatie
(Overeenkomst geregistreerd op 24 oktober 2019 onder het nummer 154727/CO/149.02)
In uitvoering van artikel 19 van het nationaal akkoord 2019-2020 van 26 juni 2019.
HOOFDSTUK I. - Toepassingsgebied
Artikel 1. Deze collectieve arbeidsovereenkomst is van toepassing op de werkgevers en de arbeiders van de ondernemingen die ressorteren onder het Paritair Subcomité voor het koetswerk.
Voor de toepassing van deze collectieve arbeidsovereenkomst wordt onder "arbeiders" verstaan : de mannelijke en vrouwelijke werklieden.
HOOFDSTUK II. - Toepassingsmodaliteiten
Art. 2. In toepassing van artikel 26bis, § 1 en § 1bis van de arbeidswet van 16 maart 1971, wordt de referteperiode op één jaar gebracht.
Art. 3. De arbeiders hebben binnen het wettelijk kader de keuzemogelijkheid om de eerste 91 overuren per kalenderjaar in het kader van buitengewone vermeerdering van werk (artikel 25 van de arbeidswet van 16 maart 1971) of van de werkzaamheden ingevolge een onvoorziene noodzakelijkheid (artikel 26, § 1, 3° van de arbeidswet van 16 maart 1971) te recupereren of uitbetaald te krijgen.
Art. 4. De mogelijkheid om binnen het wettelijk kader een hogere schijf dan voormelde 91 overuren per kalenderjaar in het kader van buitengewone vermeerdering van werk (artikel25 van de arbeidswet van 16 maart 1971) of van de werkzaamheden ingevolge een onvoorziene noodzakelijkheid (artikel 26, § 1, 3° van de arbeidswet van 16 maart 1971) in te...
Pour continuer la lecture
SOLLICITEZ VOTRE ESSAI