23 AUGUSTUS 2014. - Koninklijk besluit betreffende het administratief statuut van het ambulancepersoneel van de hulpverleningszones dat geen brandweerman is

VERSLAG AAN DE KONING

Sire,

Het ontwerp van besluit waarvan wij de eer hebben het ter ondertekening aan Uwe Majesteit voor te leggen beoogt de uitvoering de artikelen 17, § 1, 7°, 106, 106/1, 208 en 224, tweede lid, van de wet van 15 mei 2007 betreffende de civiele veiligheid.

Wat de formaliteit van de betrekking van de gewesten betreft, werden op 19 maart 2014 en 29 april 2014 brieven uitgewisseld met het Vlaams Gewest, op 19 maart 2013 en 8 mei 2014 met het Waals Gewest, op 19 maart 2014 en 27 maart 2014 met de Duitstalige Gemeenschap en op 19 maart 2014 met het Brussels Hoofdstedelijk Gewest.

Naar aanleiding van het advies 55.761/2 van de afdeling wetgeving van de Raad van State van 15 april 2014, werden verschillende aanpassingen gedaan om tegemoet te komen aan de geformuleerde opmerkingen en om de gestelde vragen te beantwoorden.

Het ontwerp strekt ertoe het administratief statuut van de beroeps- en vrijwillige ambulanciers niet-brandweerman van de hulpverleningszones te bepalen.

Eén van de doelstellingen van de hervorming van de openbare hulpdiensten, waarvan de wet van 15 mei 2007 betreffende de civiele veiligheid de grondslag vormt, bestaat in een grotere uniformering van het statuut voor het operationeel personeel.

De ambulanciers niet-brandweerman behoren tot het operationeel personeel ingevolge de wijziging van artikel 103 van de wet van 15 mei 2007 betreffende de civiele veiligheid.

Het gaat om de ambulanciers die niet de hoedanigheid van brandweerman hebben en die derhalve geen houder zijn van het brevet van brandweerman (zie parl. doc. 53 3359/004).

De opmerkingen van de afdeling wetgeving van de Raad werden grotendeels gevolgd en geïntegreerd in het ontwerp. Indien dit niet het geval was, bevindt zich een gedetailleerde verklaring in de commentaren van de artikelen.

Artikel 3

Onduidelijkheden inzake de al dan niet toepasselijkheid van sommige bepalingen van het koninklijk besluit van 19 april 2014 tot bepaling van het administratief statuut van het operationeel personeel van de hulpverleningszones, veroorzaakt door de techniek van regelgeven door middel van verwijzing, kunnen als volgt opgelost worden.

Indien een artikel uit het koninklijk besluit van 19 april 2014 tot bepaling van het administratief statuut van het operationeel personeel van de hulpverleningszones dat overeenkomstig het eerste lid van artikel 3 van voorliggend besluit van toepassing is, verwijst naar een bepaling van het koninklijk besluit van 19 april 2014 dat volgens het eerste lid niet van toepassing is, wordt de overeenstemmende bepaling van onderhavig besluit toegepast of, bij gebrek daaraan, wordt de bepaling buiten beschouwing gelaten.

Dat is bijvoorbeeld het geval met artikel 8 van het koninklijk besluit van 19 april 2014, dat verwijst naar artikel 5 van hetzelfde besluit. Artikel 8 is van toepassing op het ambulancepersoneel, artikel 5 niet. De met artikel 5 overeenstemmende bepaling in voorliggend besluit zijn de artikelen 9 en 10.

Artikel 4

De rechtspositie van het vrijwillig personeelslid wordt eenzijdig geregeld door dit besluit.

Het vrijwillig personeelslid bevindt zich in een statutaire situatie. Hij wordt niet benoemd in vast dienstverband. De wet van 3 juli 1978 betreffende de arbeidsovereenkomsten en de wet van 3 juli 2005 betreffende de rechten van vrijwilligers zijn niet op hem van toepassing.

De rechtspositie van een vrijwillig ambulancier niet-brandweerman is sui generis. Omwille van de specifieke rol die zij vervullen in de organisatie van de zones, m.n. het feit dat zij enkel prestaties leveren wanneer ze opgeroepen worden door de zone voor interventies, worden sommige rechten wel en andere niet toegekend.

De vrijwillige ambulanciers hebben de mogelijkheid om de uren waarop ze al dan niet beschikbaar zijn in real time mee te delen. Deze soepelheid in de mogelijkheid om zich beschikbaar te maken is een element dat het mogelijk maakt om de naleving van het vrijwillige karakter van de burgerbetrokkenheid van deze personeelsleden te garanderen.

Omdat het niet gaat over een voltijdse, noch een vaste benoeming, en de vrijwillig ambulancier zelf over zijn beschikbaarheid beschikt - hij heeft immers nog een hoofdactiviteit- binnen de grenzen bepaald door het statuut, worden bepaalde rechten niet voorzien, zoals verloven, wedertewerkstelling en een specifieke eindeloopbaanregeling.

De functie van ambulancier niet-brandweerman behelst minder fysieke risico's dan de functie van brandweerman. Daarom werd geen specifiek stelsel van wedertewerkstelling op eigen verzoek, noch een eindeloopbaanregime voorzien; dit zijn immers specifieke stelsels voorzien voor de brandweerlieden en gekoppeld aan een voordelige vergoeding. De mogelijkheden tot wedertewerkstelling binnen de zone van een ambulancier niet-brandweerman zijn zeer beperkt, aangezien dit personeel enkel opgeleid is voor de ambulance-opdrachten. Er zijn geen lichtere functies binnen de ambulance-opdrachten. De zeldzame wedertewerkstellingsmogelijkheden moeten voorbehouden worden voor wedertewerkstelling om medische redenen.

Daarom werd besloten om uitdrukkelijk in de tekst te behouden dat de vrijwillige ambulanciers zich in een sui generis statutaire situatie bevinden. Het is immers belangrijk te benadrukken dat hun statutaire relatie andere gevolgen heeft dan de gevolgen van een gewone statutaire relatie, zoals die van de beroepsambulanciers.

Artikel 6

De prioriteitenvolgorde van de procedures om een vacante betrekking in te vullen, worden niet bepaald in dit statuut. Het komt aan de zoneraad toe om te beoordelen wanneer een betrekking moet ingevuld worden door aanwerving, door bevordering, door mobiliteit of door professionalisering. De raad kan immers het beste beoordelen welke procedure in aanmerking komt voor de invulling van een specifiek profiel.

Hierover anders beslissen zou leiden tot praktische situaties die niet wenselijk zijn. Indien de rekrutering door dit besluit als prioriteit wordt bepaald, is het zeer waarschijnlijk dat er slechts weinig bevorderingen zullen zijn en geen mobiliteit. Indien de bevordering door dit besluit als prioriteit wordt bepaald, is het zeer waarschijnlijk dat in het hoger kader weinig rekruteringen zullen plaatsvinden.

Het is niet onredelijk te oordelen dat de hulpverleningszone, als werkgever, haar eigen beleid inzake menselijke middelen mag definiëren.

Bovendien wordt, bij gebrek aan bestaande federale reglementering terzake eveneens de vrije keuze gelaten aan de gemeente, zonder dat dit problemen heeft veroorzaakt.

Artikel 13, § 2

De vraag van de Raad van State om "de periodes van afwezigheid, gerechtvaardigd door de deelname aan verplichte opleidingsactiviteiten" toe te voegen als 5°, wordt niet gevolgd. Opleidingsactiviteiten zijn immers per definitie dienstactiviteit en geen afwezigheid. Ze komen per definitie dus niet in aanmerking voor de berekening van de tien werkdagen, vermeld in het eerste lid.

Dezelfde opmerking geldt mutatis mutandis voor artikel 32, § 2.

Artikel 22

De opmerking van de Raad van State werd niet gevolgd om de parallel met het koninklijk besluit van 19 april 2014 tot bepaling van het administratief statuut van het operationeel personeel van de hulpverleningszones te behouden. Artikel 22, derde lid, bepaalt "neemt de commissie een beslissing of formuleert ze een voorstel". In het tweede, vierde en vijfde lid van dat artikel is evenwel steeds sprake van het "advies" van de commissie. Zodoende lijdt het geen twijfel dat de commissie enkel een advies geeft, en geen beslissing neemt of voorstel formuleert. Hetzelfde geldt voor artikel 38, vierde lid.

Artikelen 49 en 50

Ten gevolge van de algemene opmerking van de Raad van State en met het oog op de duidelijkheid, werden de bepalingen van artikel 306 en 307 van het koninklijk besluit van 19 april 2014 tot bepaling van het administratief statuut van het operationeel personeel van de hulpverleningszones herschreven in voorliggend besluit, met vermelding van de overeenstemmende artikelen van voorliggend besluit. De materies die bij verwijzing geregeld worden door de bepalingen van het koninklijk besluit van 19 april 2014, blijven identiek. De redenering en motivering van artikelen 49 en 50 van voorliggend besluit zijn dezelfde als voor artikelen 306 en 307 van het koninklijk besluit van 19 april 2014.

Artikel 333 van het koninklijk besluit van 19 april 2014 werd eveneens op parallelle wijze herschreven in artikel 68 van het voorliggend besluit.

Artikel 51

Deze bepaling regelt de integratie in de nieuwe graden.

De integratie in de nieuwe graden is niet gemakkelijk, omwille van het feit dat er maar 2 graden zijn in voorliggend besluit en omwille van de verschillende benamingen en graden die bij gebrek aan een reglementair kader, gecreëerd werden binnen de openbare brandweerdiensten.

De verplegers die in dienst zijn, blijven in dienst. Er is evenwel geen nieuwe functie van verpleger voorzien in de zones. Zodoende betreft het een uitdovende functie. Zij kunnen wel hun oude weddenschaal behouden.

Artikel 52

De bedoeling van deze bepaling is vermijden dat de dienst- of graadanciënniteit verworven als ambulancier niet-brandweerman van een brandweerdienst niet in aanmerking zou komen in het kader van de toepassing van het nieuwe statuut. Deze bepaling heeft dus als doel om in de loopbaan van de ambulancier niet-brandweerman een breuk te vermijden die gelieerd zou zijn aan de oprichting van de zones en de invoering van het nieuwe statuut.

Het in aanmerking nemen van de vooraf verworven anciënniteit gebeurt volgens het type anciënniteit - dienst of graadanciënniteit- en volgens het feit of ze verworven werd in de hoedanigheid van beroeps of vrijwilliger.

Boek 6 - Overgangs- en slotbepalingen

De Raad van State stelt de vraag waarom geen parallelle bepaling genomen is zoals artikel 315 van het koninklijk besluit van 19 april 2014. Het is zo dat er teveel verschillen zijn tussen de huidige, bestaande gemeentelijke statuten voor de ambulanciers. Daarom...

Pour continuer la lecture

SOLLICITEZ VOTRE ESSAI

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT