5 MAART 2021. - Besluit van de Vlaamse Regering over de financiering van vernieuwend aanbod in de preventieve gezinsondersteuning

Rechtsgronden

Dit besluit is gebaseerd op:

- het decreet van 30 april 2004 tot oprichting van het intern verzelfstandigd agentschap met rechtspersoonlijkheid Opgroeien regie, artikel 5, § 2, 2°, a), ingevoegd bij het decreet van 1 maart 2019, artikel 7, § 2, en artikel 8, § 2;

- het decreet van 20 april 2012 houdende de organisatie van kinderopvang van baby's en peuters, artikel 8, § 1 en § 3, 1°, artikel 12, en artikel 14;

- het decreet van 29 november 2013 houdende de organisatie van preventieve gezinsondersteuning, artikel 18 en artikel 20.

Vormvereisten

De volgende vormvereisten zijn vervuld:

- De Inspectie van Financiën heeft advies gegeven op 26 oktober 2020;

- De Vlaamse minister, bevoegd voor de begroting, heeft zijn akkoord verleend op 3 december 2020;

- De Vlaamse Jeugdraad heeft advies 2101 gegeven op 6 januari 2021;

- De Vlaamse Raad Welzijn, Volksgezondheid en Gezin advies KGJW_20210114 gegeven op 14 januari 2021;

- De Raad van State heeft advies 68.774/3 gegeven op 26 februari 2021.

Motivering

Dit besluit is gebaseerd op de volgende motieven:

- De subsidies die in dit besluit worden geregeld geven uitvoering aan het Vlaams regeerakkoord en passen in het kader van het relanceplan `Vlaamse veerkracht' van de Vlaamse Regering.

Initiatiefnemer

Dit besluit wordt voorgesteld door de Vlaamse minister van Welzijn, Volksgezondheid, Gezin en Armoedebestrijding.

Na beraadslaging,

DE VLAAMSE REGERING BESLUIT:

Hoofdstuk 1. - Definities

Artikel 1. In dit besluit wordt verstaan onder:

  1. actor: de actor, vermeld in artikel 18 van het decreet van 29 november 2013, die vernieuwend aanbod organiseert dat past in de doelstellingen, vermeld in dit besluit;

  2. agentschap: het intern verzelfstandigd agentschap Opgroeien regie, opgericht bij het decreet van 30 april 2004 tot oprichting van het intern verzelfstandigd agentschap met rechtspersoonlijkheid Opgroeien regie;

  3. beleidsvoerend vermogen: de mate waarin de actor in staat is om een zelfstandig beleid te voeren, rekening houdend met de beschikbare beleidsruimte, met de eigen doelstellingen en met de specifieke context, en de mate waarin de activiteiten van de verantwoordelijke en van de medewerkers op elkaar zijn afgestemd in functie van de doelstellingen, vermeld in dit besluit;

  4. decreet van 20 april 2012: het decreet van 20 april 2012 houdende de organisatie van kinderopvang van baby's en peuters;

  5. decreet van 29 november 2013: het decreet van 29 november 2013 houdende de organisatie van preventieve gezinsondersteuning;

  6. doelstellingen preventieve gezinsondersteuning: de doelstellingen, vermeld in artikel 5 en 6 van het decreet van 29 november 2013;

  7. Huis van het Kind: het samenwerkingsverband met een erkenning als vermeld in artikel 5 van het besluit van de Vlaamse Regering van 28 maart 2014 tot uitvoering van het decreet van 29 november 2013 houdende de organisatie van preventieve gezinsondersteuning;

  8. integriteit: de geldende normen en waarden naleven, minstens in de omgang met gezinnen, kinderen en medewerkers, met specifieke aandacht voor de positieve omgang met diversiteit en het voorkomen van en gepast reageren op discriminatie en grensoverschrijdend gedrag;

  9. meerjarenplanning: meerjarenplanning, vermeld in artikel 254 en 255 van het decreet van 22 december 2017 over het lokaal bestuur;

  10. minister: de Vlaamse minister, bevoegd voor het beleidsveld opgroeien;

  11. netwerkpartner: de partner die aanbod of specifieke expertise inbrengt in het netwerk in functie van het realiseren van de doelstellingen en opdrachten, vermeld in dit besluit;

  12. vernieuwend aanbod: het aanbod dat voldoet aan de voorwaarden, vermeld in artikel 9 of artikel 13.

    Hoofdstuk 2. - Subsidie aan Huizen van het Kind

    Afdeling 1. - Subsidie

    Art. 2. Het agentschap kan een subsidie voor vernieuwend aanbod, vermeld in artikel 9, van 50.000 euro (vijftigduizend euro) op jaarbasis toekennen aan een actor die voldoet aan de voorwaarden, vermeld in dit besluit.

    De subsidie, vermeld in het eerste lid, kan mee worden gefinancierd vanuit een andere entiteit van de Vlaamse overheid dan het agentschap.

    De minister en de Vlaamse minister, bevoegd voor de entiteit van de Vlaamse overheid van waaruit de subsidie mee wordt gefinancierd, kunnen nadere regels bepalen over de cofinanciering, vermeld in vorig lid.

    Art. 3. Het agentschap kent de jaarlijkse subsidie, vermeld in artikel 2, toe voor een periode van drie jaar.

    De beslissing over de toekenning van de subsidies wordt genomen na een oproep.

    Afdeling 2. - Doelstellingen

    Art. 4. Het vernieuwend aanbod, vermeld in artikel 9, wordt georganiseerd om doelstellingen preventieve gezinsondersteuning te verwezenlijken in combinatie met minstens een van de volgende doelstellingen:

  13. bijdragen aan de inburgering van nieuwkomers, namelijk kinderen, jongeren en hun gezin, en hen ondersteunen;

  14. versterken van ontwikkelings- en onderwijskansen van kinderen en hen ondersteunen;

  15. ondersteunen van gezinnen met het oog op opleiding en tewerkstelling;

  16. bijdragen aan het voorkomen en bestrijden van onderbescherming en kinderarmoede.

    Het vernieuwend aanbod richt zich tot alle gezinnen met kinderen, kinderen en aanstaande ouders. Daarbij gaat bijzondere aandacht naar kwetsbare gezinnen en kinderen met een specifieke zorgbehoefte.

    Het vernieuwend aanbod sluit zo veel mogelijk aan bij en is in elk geval niet in strijd met de meerjarenplanning van het lokaal bestuur.

    In het eerste lid wordt verstaan onder onderbescherming: iedere situatie waarin iemand niet al zijn sociale grondrechten kan realiseren.

    Art. 5. De doelstelling, vermeld in artikel 4, eerste lid, 1°, wordt verwezenlijkt door volgende opdrachten uit te voeren:

  17. ondersteuning bij de uitbouw van een sociaal netwerk;

  18. verhoging van de sociale en maatschappelijke participatie van ouders en hun kinderen, onder meer door in te zetten op laagdrempelige oefenkansen voor ouders en kinderen om het Nederlands in een dagelijkse context te leren;

  19. ondersteuning bij de opvang van het kind, als noodzakelijke voorwaarde om te participeren in de trajecten in het kader van integratie en inburgering. Daarbij wordt minstens een partner betrokken die de subsidie, vermeld in artikel 8 van het decreet van 20 april 2012, of de subsidie, vermeld in artikel 9 van hetzelfde decreet, ontvangt.

    Art. 6. De doelstelling, vermeld in artikel 4, eerste lid, 2°, wordt verwezenlijkt door volgende opdrachten uit te voeren:

  20. participatie in opvang en onderwijs;

  21. het faciliteren van pedagogische en zorgcontinuïteit;

  22. het verminderen van laaggeletterdheid bij ouders.

    Art. 7. De doelstelling, vermeld in artikel 4, eerste lid, 3°, wordt verwezenlijkt door volgende opdrachten uit te voeren:

  23. ondersteuning bij de combinatie van werk en gezin en de combinatie van opleiding en gezin;

  24. ondersteuning op het vlak van de domeinen die drempels vormen voor de aansluiting op de arbeidsmarkt;

  25. ondersteuning bij de toeleiding naar werk, onder meer door leerwerkplekken te creëren;

  26. ondersteuning bij de opvang van het kind, als noodzakelijke voorwaarde om te participeren in de begeleiding of in de ondersteuning. Daarbij wordt minstens een partner betrokken die de subsidie, vermeld in artikel 8 van het decreet van 20 april 2012, of de subsidie, vermeld in artikel 9 van het voormelde decreet, ontvangt.

    In het eerste lid, 3°, wordt verstaan onder leerwerkplek: een werkplek waar de ouder leerkansen krijgt in het kader van een opleiding of...

Pour continuer la lecture

SOLLICITEZ VOTRE ESSAI

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT