5 MAART 2017. - Koninklijk besluit tot bepaling van de verblijfsvergunningen waarvoor de gemeenten retributies kunnen innen voor het vernieuwen, verlengen of vervangen ervan en tot bepaling van het maximumbedrag bedoeld in artikel 2, § 2, van de wet van 14 maart 1968 tot opheffing van de wetten betreffende de verblijfbelasting voor vreemdelingen, gecoördineerd op 12 oktober 1953

VERSLAG AAN DE KONING

Sire,

Huidig koninklijk besluit waarvan ik de eer heb het ter ondertekening van Uwe Majesteit voor te leggen, bepaalt de verblijfsvergunningen waarvoor de gemeenten retributies kunnen innen voor het vernieuwen, verlengen of vervangen ervan.

Hiernaast wordt met huidig koninklijk besluit het maximumbedrag vastgelegd van voornoemde retributies. Deze retributie mag maximaal eenmaal per jaar worden geïnd door de gemeenten.

De verblijfsvergunning waarvoor de gemeenten retributies kunnen innen voor het vernieuwen, verlengen of vervangen ervan, is het bewijs van inschrijving in het vreemdelingenregister - tijdelijk verblijf (i.e. de zogenaamde elektronische A-kaart).

Voor wat betreft de langdurig ingezetene in een ander EU-land met tweede verblijf in België als de derdelander die de status van langdurig ingezetene in België heeft, werd er rekening gehouden met de relevante Europese rechtspraak hieromtrent. Het Hof van Justitie van de Europese Unie (hierna het HvJ) oordeelde reeds dat de lidstaten de afgifte van de betrokken verblijfstitels en -vergunningen afhankelijk kunnen stellen van de betaling van leges en dat zij bij het vaststellen van de bedragen van die leges over een beoordelingsmarge beschikken, dewelke echter niet onbeperkt is. Verder oordeelde het HvJ dat het niet kan worden uitgesloten "dat het bedrag van de leges die gelden voor onder richtlijn 2003/109 vallende onderdanen van derde landen, kan variëren afhankelijk van het type verblijfsvergunning dat wordt aangevraagd en van het onderzoek dat de lidstaat in dit verband dient te verrichten." (HvJ C-508/10, Commissie v. Koninkrijk der Nederlanden, §§ 64-65 en 76; zie tevens HvJ C-309/14).

Het maximumbedrag van de retributie wordt vastgesteld op 50 euro en vindt haar rechtvaardiging in de meting van de administratieve lasten voor de gemeenten omtrent de aanvragen tot verlenging van het verblijf van een vreemdeling dewelke werd uitgevoerd door het meetbureau van de Dienst Administratieve Vereenvoudiging (DAV) en plaatsvond tussen juli 2015 en september 2015. Hierin werd zeer nauwkeurig in beeld gebracht wat de administratieve kosten zijn van een dergelijke verlenging en welke verschillende stappen door de gemeenten dienen te worden doorlopen alvorens de documenten aan de vreemdeling kunnen worden afgeleverd. Hieruit bleek dat de administratieve afhandeling door de gemeenten beduidend omslachtiger was voor de verlenging van het bewijs van inschrijving in het vreemdelingenregister - tijdelijk verblijf dan voor de andere verblijfsvergunningen.

...

Pour continuer la lecture

SOLLICITEZ VOTRE ESSAI

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT