5 JULI 2018. - Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 19 juli 2001 betreffende de toegang van bepaalde openbare besturen tot het Centraal Strafregister

VERSLAG AAN DE KONING

Sire,

In artikel 3 van de wet van 8 augustus 1997 betreffende het Centraal Strafregister is bepaald dat administratieve overheden toegang kunnen krijgen tot de gegevens die in het Centraal Strafregister zijn opgenomen met het oog op de toepassing van bepalingen die kennis vereisen van de gerechtelijke antecedenten van de personen op wie de administratieve maatregelen betrekking hebben.

In artikel 8 van voornoemde wet van 8 augustus 1997 wordt nader bepaald dat deze toegang uitsluitend mogelijk is in het kader van door of krachtens de wet bepaalde doeleinden.

Dit besluit is de uitvoering van dit artikel 8 en integreert de artikelen 28/3 tot 28/7 in het koninklijk besluit van 19 juli 2001 betreffende de toegang van bepaalde openbare besturen tot het Centraal Strafregister met de bedoeling aan sommige directies van de Federale Overheidsdienst Werkgelegenheid, Arbeid en Sociaal Overleg toegang te verschaffen tot het Centraal Strafregister.

Artikelsgewijze bespreking

Artikel 1. Dit artikel verschaft aan de leidinggevende ambtenaar van de Algemene Directie Toezicht op de Sociale Wetten van de Federale Overheidsdienst Werkgelegenheid, Arbeid en Sociaal Overleg en aan de personeelsleden die hij daarvoor nominatief aanduidt, toegang tot het Centraal Strafregister, maar uitsluitend tot de veroordelingen voor inbreuken die binnen hun wettelijke bevoegdheid vallen. Deze toegang is gemachtigd in toepassing van de artikelen 17 en 55 van het Sociaal Strafwetboek.

Naast opsporingstoezicht van louter sociaalrechtelijke inbreuken die omschreven worden in Boek 2 van het Sociaal Strafwetboek, werden deze sociaal inspecteurs tevens ad hoc aangesteld voor het toezicht op bepaalde gemeenrechtelijk beteugelde misdrijven. Dit is het geval voor inbreuken op racisme en discriminatie inzake arbeidsbetrekkingen (op basis van de drie non-discriminatiewetten van 10 mei 2007), waarbij ze overigens ook geroepen zijn tot gerechtelijke opdrachten voor de referentiemagistraten bij de arbeidsauditoraten inzake "discriminatie en haatmisdrijven" (zaken op basis van de antiracismewet, de genderwet en de antidiscriminatiewet, met inbegrip van de verzwarende omstandigheden en de negationismewet).

De inbreuken van valsheid in geschrifte, oplichting en misbruik van vertrouwen zijn gemeenrechtelijke inbreuken die samenhang kunnen vormen met de artikelen 230 tot 236 van het sociaal strafwetboek ("De inbreuken van valsheid, van het gebruik van valse stukken, van onjuiste of onvolledige verklaringen en van oplichting in het sociaal strafrecht").

Naargelang de casus van een dossier kan het arbeidsauditoraat, naargelang de door TSW vastgestelde opsporing zijn verder onderzoek oriënteren hetzij naar het gemeen recht, hetzij naar het sociaal strafrecht, wanneer de feiten aanleiding kunnen geven tot samenhang of tot afzonderlijk af te splitsen kwalificaties.

Het opnemen van veroordelingen inzake gewelddelicten heeft een driedubbel functioneel oogmerk: enerzijds kunnen alle vormen van geweld, bij een controle, gepleegd op een sociaal inspecteur, samenhang vormen met het misdrijf van belemmering van het toezicht (artikel 209 sociaal strafwetboek), doch de gemeenrechtelijke kwalificatie van dezelfde feiten kan een grotere impact hebben op de mogelijke strafvervolging en sanctionering; daarnaast kan het plegen van geweld en met name de recidive een belangrijke impact hebben op de vordering tot schadevergoeding die de sociaal inspecteur die slachtoffer is van geweld in de uitoefening van zijn controlefunctie kan eisen en tenslotte kunnen de antecedenten inzake veroordelingen wegens gewelddelicten een belang hebben voor de beoordeling van de gegrondheid en opportuniteit van het advies dat TSW moet uitbrengen bij de aanvragen inzake genadeverzoeken van veroordeelden.

De sociale inspecteurs dienen op de hoogte te zijn van eventuele antecedenten en strafrechtelijke veroordelingen. Ze houden in hun beslissing rekening met het al dan niet bestaan van strafrechtelijke veroordelingen om een proces-verbaal op te maken dan wel een verwittiging aan de overtreder te geven en hem een termijn op te leggen waarbinnen hij zich in orde moet stellen.

De raadpleging van het centraal strafregister mag geenszins de loutere aanleiding zijn voor het uitvoeren van een pro- actieve controle. De raadpleging moet daarentegen dienstig zijn om, eens een inbreuk werd vastgesteld, de inspecteur toe te laten een gepaste keuze te maken in de gevolgen die hij aan zijn vaststellingen voorbehoudt...

Pour continuer la lecture

SOLLICITEZ VOTRE ESSAI

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT