31 OKTOBER 2017. - Ministerieel besluit tot uitvoering van artikel 57 van het Procedurebesluit van 9 mei 2014, wat betreft de programmatieregels voor de verdeling van subsidies in 2017

DE VLAAMSE MINISTER VAN WELZIJN, VOLKSGEZONDHEID EN GEZIN,

Gelet op het decreet van 20 april 2012 houdende de organisatie van kinderopvang van baby's en peuters, artikel 12, § 1, tweede lid, gewijzigd bij het decreet van 15 juli 2016;

Gelet op het Procedurebesluit van 9 mei 2014, artikel 57, gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 23 oktober 2015 en 8 september 2017;

Gelet op het ministerieel besluit van 11 december 2015 tot uitvoering van artikel 57 van het Procedurebesluit van 9 mei 2014, wat betreft de programmatieregels voor de verdeling van subsidies;

Gelet op het advies van de Inspectie van Financiën, gegeven op 14 augustus 2017;

Gelet op advies 62.189/3 van de Raad van State, gegeven op 24 oktober 2017, met toepassing van artikel 84, § 1, eerste lid, 2°, van de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973,

Besluit :

HOOFDSTUK 1. - Algemene bepalingen

Artikel 1. In 2017 is er een totaal te verdelen subsidiebudget van negen miljoen vijfhonderdduizend euro.

Art. 2. Het subsidiebudget, vermeld in artikel 1, wordt verdeeld als volgt:

  1. drie miljoen vijfhonderdduizend euro voor de basissubsidie voor groepsopvang, waarbij het volledige budget wordt ingezet voor de omschakeling van bestaande kinderopvangplaatsen zonder subsidie naar kinderopvangplaatsen met een basissubsidie;

  2. vier miljoen euro voor de subsidie voor inkomenstarief voor gezinsopvang en groepsopvang, met inbegrip van de basissubsidie indien nodig, waarbij twee miljoen euro wordt ingezet voor nieuwe kinderopvangplaatsen en twee miljoen euro wordt ingezet voor de omschakeling van bestaande kinderopvangplaatsen;

  3. 2 miljoen euro voor de plussubsidie voor gezinsopvang en groepsopvang, met inbegrip van de basissubsidie en de subsidie voor inkomenstarief indien nodig, waarbij het budget ingezet wordt zowel voor nieuwe kinderopvangplaatsen als voor de omschakeling van bestaande kinderopvangplaatsen van organisatoren die deel uitmaken van een lokaal samenwerkingsverband dat ook kind- en ouderactiviteiten organiseert ter bestrijding van kinderarmoede. Zowel bij de toekenning van subsidieerbare plaatsen voor de omschakeling van bestaande kinderopvangplaatsen als bij nieuwe plaatsen wordt het budget verdeeld op basis van de subsidiebedragen vermeld in artikel 18, derde lid, 1° en 2° van het Subsidiebesluit van 22 november 2013.

    Er is een voorafname van het te verdelen budget, vermeld in het eerste lid, 2°, volgens de volgende percentages van het voormelde budget voor de volgende gebieden:

  4. 20 % voor de stad Antwerpen;

  5. 10 % voor het tweetalige gebied Brussel-Hoofdstad;

  6. 5 % voor de stad Gent.

    Er is een voorafname van het te verdelen budget, vermeld in het eerste lid, 3°, van 10% van het voormelde budget voor het tweetalige gebied Brussel-Hoofdstad.

    HOOFDSTUK 2. - Programmatieregels voor de basissubsidie

    Art. 3. Het subsidiebudget voor de basissubsidie voor groepsopvang, vermeld in artikel 2, eerste lid, 1°, wordt verdeeld volgens de bepalingen, vermeld in artikel 4 tot en met 6.

    Art. 4. De aanvraag is ontvankelijk als ze voldoet aan de volgende criteria:

  7. de aanvraag wordt ingediend via een aanvraagformulier van Kind en Gezin dat wordt bezorgd via een e-mail, gericht aan het e-mailadres, vermeld op het aanvraagformulier van Kind en Gezin;

  8. de aanvraag heeft betrekking op de omschakeling van bestaande kinderopvangplaatsen;

  9. de aanvraag heeft betrekking op de subsidie voor groepsopvang;

  10. de aanvraag heeft betrekking op een kinderopvanglocatie waar de gezinnen geen inkomenstarief betalen, zoals vermeld in artikel 27 tot en met artikel 36/1 van het Subsidiebesluit van 22 november 2013.

    De aanvraag wordt uitgesloten als een of meer van de volgende criteria zich voordoen:

  11. er zijn dossiermatige tegenindicaties die een ernstige aanwijzing zijn dat vergunningsvoorwaarden of subsidievoorwaarden niet nageleefd kunnen worden;

  12. er is een gemotiveerd en gegrond negatief advies van het lokaal bestuur naar aanleiding van een gebrek aan medewerking van de organisator aan het lokaal loket van de gemeente voor kinderopvang of omdat de aanvraag niet tegemoetkomt aan de lokale behoeften met betrekking tot de kinderopvang van baby's en peuters;

  13. er is geen duidelijk en realistisch perspectief op een concrete realisatie van de gevraagde subsidieerbare kinderopvangplaatsen tegen de opgegeven realisatiedatum of tegen 31 december 2020.

    Art. 5. Bij de beoordeling van de aanvragen geldt als criterium van gegrondheid de opstartdatum van de kinderopvanglocatie. Kind en Gezin rangschikt de aanvragen op basis van de opstartdatum. De aanvraag met oudste startdatum komt het hoogst in de rangschikking. Kind en Gezin zal de aanvragen achtereenvolgens behandelen op basis van de rangschikking tot het budget op is.

    De opstartdatum is de startdatum van de huidige vergunning of van het attest van toezicht, toegekend op basis van het besluit van de Vlaamse Regering van 13 februari 2009 houdende de regeling van het attest van toezicht voor zelfstandige opvangvoorzieningen, als dat attest onmiddellijk aan de vergunning voorafging.

    In afwijking van het tweede lid kunnen de volgende data ook als opstartdatum beschouwd worden:

  14. de startdatum van de vergunning of van het attest van toezicht waarover een organisator beschikte voor hij de ononderbroken werking verhuisde naar een andere kinderopvanglocatie;

  15. de startdatum van de vergunning van de organisator die voorafgaand aan een procedure tot wijziging van de rechtsvorm van de organisator als vermeld in artikel 13/2 van het...

Pour continuer la lecture

SOLLICITEZ VOTRE ESSAI

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT