31 MAART 2022. - Besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering tot vaststelling van de samenstelling en de werking van de kabinetten van de leden van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering en van de gewestelijke staatssecretarissen

De Brusselse Hoofdstedelijke Regering,

Gelet op de bijzondere wet van 8 augustus 1980 tot hervorming der instellingen, artikel 87 gewijzigd door artikel 12 van de bijzondere wet van 8 augustus 1988, artikel 60 van de bijzondere wet van 16 juli 1993 en door artikel 42 van de bijzondere wet van 6 januari 2014,

Gelet op de bijzondere wet van 12 januari 1989 met betrekking tot de Brusselse instellingen, artikel 40, § 1;

Gelet op de wet van 21 augustus 1987 tot wijziging van de wet houdende organisatie van de agglomeraties en federaties van gemeenten en houdende bepalingen betreffende het Brusselse Gewest, artikel 27, § 1;

Gelet op het besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 20 juli 2014 tot vaststelling van de samenstelling en de werking van de kabinetten van de leden van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering en van de gewestelijke staatssecretarissen;

Gelet op de akkoordbevinding van de Minister van Begroting van 07 december 2021;

Gelet op het advies van de Inspecteur van Financiën, gegeven op 29 november 2021;

Gelet op de gelijkekansentest die op 7 maart 2022 in toepassing van artikel 2, § 1, 1° van de ordonnantie van 4 oktober 2018 tot invoering van de gelijkekansentest werd opgesteld;

Gelet op advies nr. 70.943/4 van de Raad van State gegeven op 2 maart 2022 in toepassing van artikel 84, § 1, eerste lid, 2° van de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973;

Overwegende dat het de bedoeling is om de bepalingen die van toepassing zijn op de samenstelling en de werking van de kabinetten te verduidelijken en eenvoudiger leesbaar te maken;

Op voorstel van de minister-president,

Na beraadslaging,

Besluit :

HOOFDSTUK 1. - Bevoegdheden van de kabinetten en rechtsregeling

Afdeling 1. - Bevoegdheden

Artikel 1. Elk lid van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering en elke gewestelijke staatssecretaris beschikt over een kabinet waarvan de bevoegdheden als volgt zijn vastgesteld:

- de opvolging van de aangelegenheden die het algemene beleid van de regering of de werkzaamheden van het Brussels Hoofdstedelijk Parlement kunnen beïnvloeden;

- de opzoekingen en studies die het persoonlijke werk van het lid van de regering of van de staatssecretaris vergemakkelijken;

- het voorleggen van de dossiers van de administratie;

- eventueel het secretariaat van de regering;

- het in ontvangst nemen en openen van de voor hem of haar bestemde post;

- zijn of haar persoonlijke briefwisseling;

- de audiëntieverzoeken;

- het persoverzicht.

Afdeling 2. - Rechtsregeling

Art. 2. De in dit besluit bedoelde personeelsleden van de kabinetten zijn onderworpen aan een regeling sui generis. De wet van 3 juli 1978 betreffende de arbeidsovereenkomsten is niet van toepassing, behalve in de uitzonderingsgevallen als bedoeld in dit besluit.

Hun benoeming of detachering is uitsluitend het gevolg van eenzijdige administratieve handelingen van een minister, een staatssecretaris of de regering met individuele strekking. Wanneer ze niet de hoedanigheid van vast benoemd personeelslid hebben, zijn ze onderworpen aan het sociale zekerheidsstatuut van de contractuele personeelsleden van de Staat. De gedetacheerde statutaire personeelsleden blijven dan weer onderworpen aan de sociale zekerheid van hun werkgever van herkomst.

HOOFDSTUK 2. - Samenstelling van de kabinetten

Afdeling 1. - De kabinetsleden

Art. 3. § 1. De kabinetsleden kunnen omschreven worden als het kabinetspersoneel dat de leiding of het beheer van het kabinet verzorgt.

Hun aantal bedraagt maximaal 15 voltijdse equivalenten die als volgt verdeeld zijn:

- een kabinetschef

- een adjunct-kabinetschef;

- dertien kabinetsadviseurs of opdrachthouders of kabinetsattachés, onder wie eventueel een kabinetssecretaris en een persoonlijke secretaris.

§ 2. De minister-president kan voor het algemene beleid en voor opdrachten die verband houden met de uitoefening van het voorzitterschap, beschikken over een tweede kabinet, waarvan de samenstelling dezelfde is als in § 1. De betrekking van kabinetschef mag evenwel vervangen worden door een betrekking van:

- adjunct-kabinetschef;

- of kabinetsadviseur;

- of kabinetsattaché.

§ 3. De minister-president en het lid van de andere taalgroep van de gewestregering dat samen met de minister-president de in artikel 31, § 1 van de wet van 9 augustus 1980, gewijzigd bij de wet van 16 juni 1989, bepaalde bevoegdheden uitoefent, kunnen daarenboven aan hun kabinet bijkomende leden toevoegen. Voor de minister-president zijn dat twee voltijdse equivalenten en voor het voormelde lid van de andere taalgroep zijn dat er vier.

Voor elk van die kabinetten mag één van de bijkomende leden de titel van adjunct-kabinetschef dragen.

Afdeling 2. - De kabinetsmedewerkers

Art. 4. § 1. De kabinetsmedewerkers kunnen omschreven worden als het kabinetspersoneel dat belast is met de uitvoerende taken en ook het vak- en dienstpersoneel omvat.

Hun aantal bedraagt maximaal 35 voltijdse equivalenten, met inbegrip van de bodes, de chauffeurs, de telefonisten en de werklieden voor de uitvoerende taken.

§ 2. Dat aantal kan voor de twee kabinetten van de minister-president samen worden opgetrokken tot 47.

Art. 5. De in de afdelingen 1 en 2 bedoelde kabinetspersoneelsleden mogen enkel worden aangeworven voor zover het betrokken kabinet over de nodige kredieten daarvoor beschikt.

Afdeling 3. - Het personeel voor het onderhoud van de lokalen van de kabinetten

Art. 6. § 1. Het onderhoud van de lokalen kan op basis van een overheidsopdracht van diensten aan een externe dienstverlener worden toevertrouwd.

§ 2. Wanneer het onderhoud van de lokalen niet is toevertrouwd aan een externe dienstverlener op basis van een overheidsopdracht, kan het ook worden toevertrouwd aan gedetacheerd personeel in de zin van artikel 9, § 1 van dit besluit.

§ 3. Wanneer het onderhoud van de lokalen niet is toevertrouwd aan een externe dienstverlener op basis van een overheidsopdracht en er geen beroep wordt gedaan op gedetacheerd personeel, kan elk kabinet ook personeel met een arbeidsovereenkomst ten laste van de algemene diensten van de Gewestelijke Overheidsdienst Brussel aanwerven.

Art. 7. § 1. Het aantal leden van het in artikel 6, § 2 en § 3 bedoelde onderhoudspersoneel wordt voor de minister-president vastgesteld op 7 voltijdse equivalenten en voor de ministers en staatssecretarissen op 5 voltijdse equivalenten.

§ 2. Daarnaast mogen de kabinetten die gevestigd zijn aan de Regentlaan 21-23, onder de in artikel 6, § 3 van dit besluit bepaalde voorwaarden elk een voltijdse equivalent voor het onthaal op het gelijkvloers van dat...

Pour continuer la lecture

SOLLICITEZ VOTRE ESSAI

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT