30 MAART 2018 . - Wet met betrekking tot het niet in aanmerking nemen van diensten gepresteerd als nietvastbenoemd personeelslid voor een pensioen van de overheidssector, tot wijziging van de individuele responsabilisering van de provinciale en lokale overheden binnen het Gesolidariseerde pensioenfonds, tot aanpassing van de reglementering inzake aanvullende pensioenen, tot wijziging van de modaliteiten van de financiering van het Gesolidariseerde pensioenfonds van de provinciale en plaatselijke besturen en tot bijkomende financiering van het Gesolidariseerde pensioenfonds van de provinciale en plaatselijke besturen (1)

FILIP, Koning der Belgen,

Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

De Kamer van volksvertegenwoordigers heeft aangenomen en Wij bekrachtigen, hetgeen volgt :

TITEL 1. - Algemene bepaling

Artikel 1. Deze wet regelt een aangelegenheid als bedoeld in artikel 74 van de Grondwet.

TITEL 2. - Maatregel met betrekking tot het niet in aanmerking nemen van diensten gepresteerd als niet-vastbenoemd personeelslid voor een pensioen van de overheidssector

HOOFDSTUK 1. - Autonome bepalingen

Art. 2. Voor de toepassing van dit hoofdstuk wordt verstaan onder:

  1. "pensioenregeling van de overheidssector": één van de pensioenregelingen als bedoeld in artikel 38 van de wet van 5 augustus 1978 houdende economische en budgettaire hervormingen;

  2. "pensioen van de overheidssector": een pensioen in de pensioenregeling van de overheidssector waarbij de vaste benoeming als voorwaarde geldt om dit pensioen te bekomen;

  3. "werkgever": de overheid of de overheidsinstelling waarvan de personeelsleden en de gewezen personeelsleden met een vaste benoeming een pensioen van de overheidssector genieten;

  4. "personeelslid": de persoon in dienst van een in 3° bedoelde werkgever.

    Art. 3. § 1. Indien een vastbenoemd personeelslid vóór zijn vaste benoeming diensten bij een werkgever heeft gepresteerd als niet vastbenoemd personeelslid, worden deze diensten voor de toekenning en de berekening van het pensioen van de overheidssector in aanmerking genomen voor zover het personeelslid, tijdens de diensten die het als niet vastbenoemde heeft verstrekt:

  5. door zijn werkgever werd bezoldigd hetzij ten laste van de Schatkist, hetzij uit dezelfde financieringsbron als de vastbenoemde personeelsleden;

  6. en een graad bekleedde waarin een vaste benoeming mogelijk was overeenkomstig het op dat ogenblik bij zijn werkgever toepasselijke statuut.

    Voor de toepassing van het koninklijk besluit nr. 206 van 29 augustus 1983 tot regeling van de berekening van het pensioen van de openbare sector voor diensten met onvolledige opdracht, wordt de verhouding die de omvang van de prestaties van de in het eerste lid bedoelde diensten uitdrukt, beperkt tot de verhouding die de omvang van de prestaties uitdrukt van de diensten die na de in het eerste lid bedoelde diensten werden volbracht in een ambt waarin het personeelslid een vaste benoeming heeft bekomen en waarvan de omvang van de prestaties het grootst is.

    § 2. Onverminderd de toepassing van artikel 4, zijn de bepalingen voorzien in § 1 niet van toepassing op personen waarvan de eerste vaste benoeming plaatsvond na 30 november 2017.

    § 3. Indien diensten als niet-vastbenoemd personeelslid in aanmerking worden genomen voor de toekenning en de berekening van een pensioen van de overheidssector worden de voordelen die tot doel hebben een wettelijk pensioen aan te vullen en die opgebouwd werden voor die diensten in mindering gebracht van de pensioenverhoging die voortvloeit uit de in aanmerkingneming van die diensten voor het pensioen van de overheidssector.

    Het eerste lid is niet van toepassing op het gedeelte van de aanvullende voordelen dat overeenstemt met premies waarvan de last door het personeelslid gedragen werd.

    Art. 4. De diensten gepresteerd als tijdelijke in het onderwijs worden in aanmerking genomen voor de toekenning en de berekening van een pensioen van de overheidssector voor zover zij gevolgd worden door een vaste benoeming en zij beantwoorden aan de voorwaarden bepaald in artikel 3, § 1.

    HOOFDSTUK 2. - Wijzigings- en opheffingsbepalingen

    Art. 5. In artikel 46, § 1, eerste lid, 2°, van de wet van 15 mei 1984 houdende maatregelen tot harmonisering in de pensioenregelingen, laatstelijk gewijzigd bij de wet van 10 augustus 2015, worden de woorden "op voorwaarde dat zij ten minste vijf pensioenaanspraakverlenende dienstjaren tellen, met uitsluiting van de bonificaties wegens studies en van de periodes vergoed wegens diensten die voor de vaststelling van de wedde meetellen" opgeheven.

    Art. 6. Artikel 160 van de nieuwe gemeentewet is niet van toepassing op de personen waarvan de eerste vaste benoeming gebeurde na 30 november 2017.

    Art. 7. In artikel 10 van de wet van 24 oktober 2011 tot vrijwaring van een duurzame financiering van de pensioenen van de vastbenoemde personeelsleden van de provinciale en plaatselijke overheidsdiensten en van de lokale politiezones, tot wijziging van de wet van 6 mei 2002 tot oprichting van het fonds voor de pensioenen van de geïntegreerde politie en houdende bijzondere bepalingen inzake sociale zekerheid en houdende diverse wijzigingsbepalingen, laatstelijk gewijzigd bij de wet van 12 mei 2014, worden de punten 13 en 14 opgeheven.

    Art. 8. Artikel 26 van dezelfde wet, laatstelijk gewijzigd bij de wet van 12 mei 2014, wordt opgeheven.

    Art. 9. In artikel 28 van dezelfde wet, worden de woorden ", 12), 13) en 14)" vervangen door "en 12)".

    HOOFDSTUK 3. - Inwerkingtreding

    Art. 10. Deze titel treedt in werking op 1 mei 2018, met uitzondering van artikel 5, dat op 1 mei 2019 in werking treedt, en de artikelen 7 tot 9, die op 31 december 2016 uitwerking hebben.

    TITEL 3. - Wijzigingen aan de individuele responsabilisering van de provinciale en lokale besturen binnen het gesolidariseerd Pensioenfonds

    HOOFDSTUK 1. - Wijzigingsbepalingen

    Art. 11. In artikel 3 van de wet van 24 oktober 2011 tot vrijwaring van een duurzame financiering van de pensioenen van de vastbenoemde personeelsleden van de provinciale en plaatselijke overheidsdiensten en van de lokale politiezones, tot wijziging van de wet van 6 mei 2002 tot oprichting van het fonds voor de pensioenen van de geïntegreerde politie en houdende bijzondere bepalingen inzake sociale zekerheid en houdende diverse wijzigingsbepalingen, laatstelijk gewijzigd bij de wet van 18 maart 2016, wordt 7) als volgt vervangen:

    "7) "de pensioeninstelling": een pensioeninstelling zoals bedoeld in boek II en III van de wet van 13 maart 2016 op het statuut van en het toezicht op de verzekerings- of herverzekeringsondernemingen of in artikel 2, 1°, van de wet van 27 oktober 2006 betreffende het toezicht op de instellingen voor bedrijfspensioenvoorziening."

    Art. 12. In artikel 20 van dezelfde wet, laatstelijk gewijzigd bij de wet van 12 mei 2014, worden volgende wijzigingen aangebracht:

  7. / het derde lid wordt aangevuld als volgt:

    waarvan 50 percent van de kost voor de werkgever wordt afgetrokken voor het beschouwde kalenderjaar van het pensioenstelsel zonder dat deze vermindering evenwel tot een negatief resultaat kan leiden. Met respect voor het financieel evenwicht van het Gesolidariseerd Pensioenfonds van de provinciale en plaatselijke besturen, mag de Koning bij een besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad het percentage van de...

Pour continuer la lecture

SOLLICITEZ VOTRE ESSAI

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT